Subsidieregeling stichtingen rechtsbijstand 2002

Geraadpleegd op 04-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015 en zichtdatum 03-12-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Subsidieregeling stichtingen rechtsbijstand 2002

De raden voor rechtsbijstand in de hofressorten Amsterdam, Arnhem, 's-Gravenhage, 's-Hertogenbosch en Leeuwarden besluiten gezamenlijk, gelet op artikel 42b, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand, de volgende regeling vast te stellen.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

De raad stelt de stichting uiterlijk 31 juli van elk jaar schriftelijk in kennis van de voorlopige beleidsmatige en budgettaire kaders voor het daarop volgende jaar.

Paragraaf 3. Subsidieverlening en bevoorschotting

Artikel 5

Vóór 31 januari van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt op de aanvraag van de subsidie beschikt.

Artikel 6

  • 1 De subsidie kan pas worden verleend indien het werkplan van de stichting die subsidie aanvraagt, door de raad is goedgekeurd.

  • 2 Indien vóór 31 januari van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, de ingevolge artikel 23, eerste lid, van de wet vereiste instemming van de raad met het activiteitenplan of de begroting niet is verkregen, wordt bij de beslissing op de aanvraag een voorziening getroffen teneinde de continuïteit van de werkzaamheden van de stichting te verzekeren.

Artikel 7

Indien ten tijde van de verlening van de subsidie het jaarplan bedoeld in artikel 7 van de wet nog niet van kracht is, wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde van goedkeuring van het jaarplan van de raad door de Minister.

Artikel 8

  • 1 Bij de verlening van de subsidie kan de raad bepalen dat het subsidiebedrag door hem wordt bijgesteld, rekening houdend met de ontwikkeling van het prijspeil of de ontwikkeling in de in de kosten van de arbeidsvoorwaarden.

  • 2 Met het oog op de toepassing van het eerste lid kan de raad bij de verlening van de subsidie tevens bepalen welk deel van het subsidiebedrag in aanmerking zal worden genomen voor een bijstelling in verband met de ontwikkeling van het prijspeil, onderscheidenlijk van de kosten van de arbeidsvoorwaarden.

  • 3 Indien een subsidie met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, kan de bevoorschotting overeenkomstig worden gewijzigd.

Artikel 9

  • 1 De subsidieverlening geschiedt met inachtneming van het tussen de Vereniging Rechtshulporganisaties Nederland en de Raden voor Rechtsbijstand overeengekomen Financieringsakkoord d.d. 8 oktober 1998 en later doorgevoerde wijzigingen.

  • 2 De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat de stichting heeft ingestemd met het in het voorgaande lid bedoelde Financieringsakkoord.

Artikel 10

  • 1 Bij de beschikking worden de aard en de omvang van de door de stichting in het boekjaar te leveren producten en te verrichten diensten en activiteiten aangegeven.

  • 2 Bij de beschikking wordt de omvang van de door de stichting wettelijk te innen eigen bijdragen vastgesteld alsmede de wijze waarop deze is bepaald en wordt aangegeven, welk deel daarvan aan de raad dient te worden afgedragen.

Artikel 11

Bij de subsidieverlening kunnen verplichtingen worden opgelegd met betrekking tot de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht aangegeven onderwerpen, alsmede andere verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12

  • 1 De raad kan op aanvraag voorschotten verlenen.

  • 2 De raad kan aan verlening van voorschotten het voorschrift verbinden dat zekerheden worden gesteld.

  • 3 Indien een verzoek tot faillietverklaring van de stichting of tot het verlenen van surséance van betaling is ingediend, wordt de verlening en betaling van voorschotten opgeschort en worden reeds uitbetaalde voorschotten teruggevorderd, voor zover deze niet kunnen worden verrekend ingevolge artikel 31, eerste lid.

Artikel 13

Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan de raad de subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen indien aan de stichting surséance van betaling is verleend en naar het oordeel van de raad, de bewindvoerder gehoord, een gunstige ontwikkeling niet is te verwachten.

Paragraaf 4. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 14

  • 1 De stichting zorgt ervoor dat de doelstellingen waarvoor subsidie wordt verleend op doelmatige en effectieve wijze worden nagestreefd en de werkzaamheden dienovereenkomstig worden geregeld, en dat een goed beleid en beheer wordt gevoerd.

  • 3 De stichting volgt de aanwijzingen op die de raad krachtens wettelijk voorschrift, krachtens deze subsidieregeling of krachtens de bij de subsidieverlening opgelegde verplichtingen kan geven met het oog op de verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 4 Indien er naar het oordeel van de raad aanwijzingen zijn dat uit hoofde van de voorgaande leden op de stichting rustende verplichtingen niet worden of zijn nageleefd, kan de raad ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht de stichting verplichten om mede te werken aan een extern onderzoek. De stichting verleent aan dat onderzoek alle medewerking die redelijkerwijs van haar kan worden gevorderd.

Artikel 15

  • 1 De stichting zorgt ervoor dat het bureau genoegzaam herkenbaar en toegankelijk is voor degenen die op grond van onvoldoende financiële draagkracht aanspraak kunnen maken op rechtsbijstand in de zin van de wet.

  • 2 De stichting stelt een reglement op over de verlening van rechtsbijstand door het bureau. In het reglement is ten minste bepaald waar en op welke wijze tijdstippen het bureau bereikbaar is voor het publiek.

  • 3 De stichting draagt ervoor zorg dat de informatie vervat in het reglement die betrekking heeft op de verlening van rechtsbijstand door het bureau en de inhoud van de klachtenregeling bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, voldoende aan het publiek bekend worden.

Artikel 16

  • 1 De stichting neemt de door de raad nader aan te geven eisen in acht die betrekking hebben op de deskundigheid waaraan de met het verlenen van rechtsbijstand belaste medewerkers van de stichting, moeten voldoen.

  • 2 De stichting neemt de door de raad nader aan te geven eisen in acht die betrekking hebben op de kwaliteit en doelmatigheid van de door de stichting te verlenen rechtsbijstand.

  • 3 De stichting neemt de door de raad nader aan te geven eisen in acht die betrekking hebben op de administratieve organisatie.

  • 4 De stichting maakt gebruik van het landelijke geautomatiseerde systeem dat wordt beheerd door de Stichting Integraal Rechtshulpinformatie Systeem en neemt de daarbij behorende registratievoorschriften en informatieprotocol in acht, tenzij de raad vooraf heeft ingestemd met een afwijkend gebruik.

Artikel 17

  • 2 Het is de stichting niet toegestaan om in het kader van door een rechtspersoon te verlenen rechtsbijstand tegen vergoeding diensten te verlenen aan die rechtspersoon of daarmee samen te werken indien die rechtspersoon geen stichting is als bedoeld in artikel 18 van de wet.

  • 3 Het is de stichting niet toegestaan om in het kader van door een natuurlijke persoon te verlenen rechtsbijstand tegen vergoeding diensten te verlenen aan die persoon of daarmee samen te werken.

  • 4 Indien de stichting voornemens is een samenwerkingsverband aan te gaan met betrekking tot andere activiteiten dan als bedoeld in de voorgaande leden meldt zij het voornemen daartoe schriftelijk bij de raad.

Artikel 18

  • 1 De stichting is verplicht een doelmatig beheer te voeren. De raad kan ter zake nadere aanwijzingen geven.

  • 2 De stichting richt haar administratieve organisatie in op een zodanige wijze dat de administratie van handelingen met financiële consequenties voor de stichting niet geschiedt door degene die de handelingen heeft verricht of daartoe opdracht heeft gegeven.

  • 3 Indien het gevoerde beleid of beheer, dan wel de financiële situatie van de stichting daartoe naar het oordeel van de raad aanleiding geeft, kan de raad als tijdelijke maatregel bepalen dat de stichting zonder zijn toestemming geen financiële verplichtingen mag aangaan die een door de raad nader vast te stellen bedrag overstijgen.

Artikel 19

  • 1 Tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald, dient de stichting uiterlijk op 21 januari, op 21 mei en op 21 september met betrekking tot de in de vier daaraan voorafgaande maanden gerealiseerde producten een rapportage in bij de raad overeenkomstig een door de raad vast te stellen model.

  • 3 Indien een faillissement of surséance van betaling dreigt, stelt de stichting de raad daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 20

De stichting draagt er zorg voor dat gelden die bestemd zijn voor rechtzoekenden op een afzonderlijke rekening worden gestort en afzonderlijk worden geadministreerd en onverwijld aan de rechtzoekenden worden doorbetaald.

Artikel 21

  • 2 De egalisatiereserve bedraagt ten hoogste 10% van de over het boekjaar verleende subsidie. De jaarlijkse toevoeging bedraagt niet meer dan 5% van de over het boekjaar verleende subsidie.

  • 3 Indien de stichting in het boekjaar baten heeft verworven uit vergoedingen voor activiteiten in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen mag zij 10% van die baten toevoegen aan de overeenkomstig het voorgaande lid bepaalde maximum egalisatiereserve.

Artikel 22

  • 1 De stichting verzekert haar burgerrechtelijke aansprakelijkheid tegenover derden voor een som van ten minste f 1.000.000,- per gebeurtenis en per geval.

  • 2 De stichting verzekert in voldoende mate haar beroepsaansprakelijkheid voor een som van ten minste f 1.000.000,- per gebeurtenis en per geval.

  • 3 De stichting verzekert haar onroerende zaken tegen brandschade naar herbouwwaarde.

  • 4 De stichting verzekert haar roerende zaken tegen brandschade en diefstal naar vervangingswaarde

Artikel 23

  • 2 De stichting behoeft tevens de toestemming van de raad voor:

    • a. het vaststellen of wijzigen van het reglement op de rechtsbijstand door het bureau bedoeld in artikel 15, tweede lid.

    • b. het vormen van een hogere egalisatiereserve dan op grond van artikel 21 is toegestaan.

Artikel 24

  • 2 Indien de rechtzoekende ingevolge enige wettelijke bepaling inzake rechtsbijstand andere kosten in rekening dienen te worden gebracht dan die bedoeld in het voorgaande lid, bepaalt de raad het bedrag van de door de rechtzoekende te betalen vergoeding.

  • 3 De baten die voortvloeien uit vergoedingen ingevolge het eerste en tweede lid, alsmede de opbrengsten die voortvloeien uit verhaal van kosten van rechtsbijstand op een wederpartij van een rechtzoekende worden ten gunste van het resultaat geboekt, onverminderd het bepaalde in artikel 21.

Artikel 25

  • 1 Het is de stichting niet toegestaan baten bij derden te verwerven die een bedrag van 20% van de subsidieverlening te boven gaan.

  • 2 Indien het in het vorige lid aangegeven maximum van 20% wordt overschreden, wordt het meerdere aan baten met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 op de subsidie in mindering gebracht.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde baten worden slechts aangewend in het kader van de wettelijke doelstelling van de stichting.

  • 4 De aanwending van de in het eerste lid bedoelde baten kan niet leiden tot hogere financiële verplichtingen voor de raad dan die welke voortvloeien uit de subsidieverlening.

  • 5 Het eerste lid is niet van toepassing op de baten die voortvloeien uit vergoedingen ingevolge artikel 24, tweede en derde lid en vergoedingen voor activiteiten in het kader van ADR (alternative dispute resolution) of van de Wet schuldsanering natuurlijke personen.

Paragraaf 5. De subsidievaststelling

Artikel 26

De stichting dient binnen drie maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

Artikel 27

De ingevolge artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht over te leggen jaarrekening bestaat uit een balans per het einde van het boekjaar, een exploitatierekening over het boekjaar en een adequate toelichting op de balans en de exploitatierekening.

Artikel 28

  • 1 De raad stelt nader vast op welke wijze de jaarrekening dient te worden ingericht en welke gegevens en bescheiden bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie dienen te worden verschaft.

  • 2 De subsidievaststelling geschiedt met inachtneming van het Financieringsakkoord als bedoeld in artikel 9, eerste lid.

  • 3 Indien blijkt dat de producten en diensten met het oog waarop de subsidie is verleend, niet volledig zijn geleverd, wordt de subsidie lager vastgesteld overeenkomstig de daadwerkelijk geleverde producten en diensten, tenzij naar het oordeel van de raad bijzondere omstandigheden daaraan in de weg staan of door de stichting ten genoegen van de raad wordt aangetoond dat haar dat niet of niet ten volle mag worden toegerekend.

Artikel 29

  • 2 Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding worden de activa gewaardeerd op hun actuele waarde. De waardebepaling van een onroerende zaak geschiedt door drie deskundigen. De raad onderscheidenlijk de stichting wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing, indien de activiteiten van de stichting met toestemming van de raad door een derde worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die derde in eigendom zijn overgedragen.

Artikel 30

Binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie besluit de raad tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 31

  • 1 Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling, onder verrekening van de betaalde voorschotten, binnen acht weken na de subsidievaststelling betaald.

  • 2 Indien het totaal aan door de stichting ontvangen voorschotten hoger is dan het bedrag waarop de stichting krachtens de subsidievaststelling aanspraak maakt, betaalt de stichting het verschil binnen acht weken na de subsidievaststelling terug, tenzij de raad tot een andere wijze van verrekening besluit.

Paragraaf 6. Controle

Artikel 32

  • 3 De opdracht aan de accountant gaat vergezeld van een door de raad vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle, bedoeld in artikel 42b, derde lid, van de wet.

  • 4 De stichting draagt er zorg voor dat haar accountant alle medewerking verleent aan de door de Accountantdienst van het Ministerie van Justitie en door de accountant die daartoe door de raad is aangewezen in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichtte controlewerkzaamheden, bedoeld in de artikelen 4:78 en 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 34

  • 1 Voorgenomen wijzigen van de subsidieregeling worden tijdig ter kennis gebracht van de Vereniging Rechtshulporganisaties Nederland.

  • 2 Indien de Raden voornemens zijn de subsidieregeling ingrijpend te wijzigen, stellen zij de Vereniging Rechtshulporganisaties Nederland in de gelegenheid haar zienswijze omtrent die regeling naar voren te brengen.