Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB 2001. Hiermee
is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van de regeling die gold voor de
toepassing van de Wet IB 1964, besluit van 18 november 1996, nr. 507DGM5.
Mij is de vraag voorgelegd in hoeverre derden die in zakelijke verhoudingen aansprakelijk
zijn gesteld voor de betaling van een belastingaanslag en tevens ex artikel 32, tweede
lid, van de Invorderingswet 1990, voor de betaling van de bedragen die verband houden
met de belasting waarvoor de aansprakelijkheid geldt, deze betalingen ten laste kunnen
brengen van de winst uit onderneming.
Over de fiscale behandeling van de betaling van een aanslag door een ondernemer voor
een andere belastingplichtige merk ik op dat dit geheel volgens de regels van goed
koopmansgebruik verloopt. Hierbij moet rekening worden gehouden met het regresrecht
op de belastingplichtige of een mede-aansprakelijke en de waardering van de daaruit
ontstane vordering. Indien de vordering oninbaar is, kan de ondernemer de afwaardering
van de regresvordering ten laste van zijn resultaat brengen.
Ten aanzien van invorderingsrente en kosten geldt hetzelfde als hiervoor is opgemerkt
over de enkelvoudige belasting.
Over de bestuurlijke boeten merk ik het volgende op. Ik ben van mening dat op deze
boeten de uitsluitingsbepaling van artikel 3.14, eerste lid, onderdeel c van de Wet
inkomstenbelasting 2001 van toepassing is. De ondernemer is immers ingevolge artikel
32, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 slechts aansprakelijk voor de boete die
verband houdt met de aan een derde opgelegde belastingaanslag, indien de ondernemer
persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt. Daarmee staat het boetekarakter van de
betaling voor de ondernemer vast.
Beperking van de aftrek van deze kosten strookt tevens met de ratio van artikel 3.14
van de Wet inkomstenbelasting 2001; dit artikel beoogt in zijn algemeenheid de aftrek
te beperken bij degene die de kostenpost draagt; daarbij is het niet van belang wie
aan de gemengde kosten een privé-genot ontleent.
Dit betekent derhalve dat een ondernemer deze kosten niet ten laste van zijn winst
uit onderneming kan brengen.