Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines

Geraadpleegd op 29-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2001 en zichtdatum 24-12-2024.
Geldend van 31-01-2001 t/m 30-11-2004

Besluit van 18 januari 2001, houdende uitvoering van richtlijn nr. 97/68/EG en van richtlijn nr. 2000/25/EG (Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 september 2000, nr. MJZ2000108272, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de richtlijn nr. 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (PbEG 1998, L 59), op richtlijn nr. 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2000 (PbEG L 173) inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad en op de artikelen 13, 15 en 17 van de Wet inzake de luchtverontreiniging;

De Raad van State gehoord (advies van 3 november 2000, nr. W08.00.0431/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 januari 2001, nr. MJZ20010026174, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. richtlijn 97/68: richtlijn nr. 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (PbEG 1998, L 59);

  • b. richtlijn 2000/25: richtlijn nr. 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2000 (PbEG L 173) inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad;

  • c. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  • d. fabrikant: persoon of organisatie die tegenover de keuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en zich garant stelt voor de overeenstemming van de productie met het goedgekeurde type;

  • e. keuringsinstantie: een door Onze Minister aangewezen keuringsinstantie;

  • f. mobiele machine: mobiel werktuig, vervoerbare industriële uitrusting of voertuig met of zonder carrosserie, niet bestemd voor personen- of goederenvervoer over de weg als bedoeld in bijlage I, deel 1, van richtlijn 97/68;

  • g. motor bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine: een verbrandingsmotor als bedoeld in bijlage I, deel 1, van richtlijn 97/68 bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine;

  • h. trekker: een voertuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van richtlijn nr. 74/150/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 84);

  • i. motor bestemd voor het aandrijven van een trekker: een verbrandingsmotor als bedoeld in bijlage I van richtlijn 2000/25 bestemd voor het aandrijven van een trekker;

  • j. motor:

    • 1°. verbrandingsmotor bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine, en

    • 2°. verbrandingsmotor bestemd voor het aandrijven van een trekker.

Artikel 2

Het is verboden een trekker of een motor bestemd voor het aandrijven van een trekker te vervaardigen, in te voeren, in voorraad te hebben of af te leveren indien deze niet behoort tot een type dat wat betreft luchtverontreiniging:

  • a. hetzij is goedgekeurd ingevolge een typegoedkeuring door de keuringsinstantie, verricht aan de hand van de krachtens artikel 5, derde lid, vastgestelde voorschriften;

  • b. hetzij blijkens een goedkeuringscertificaat als bedoeld in richtlijn 2000/25 is goedgekeurd;

  • c. hetzij is goedgekeurd op grond van een typegoedkeuring die ingevolge richtlijn 2000/25 ten minste een gelijkwaardig beschermingsniveau biedt.

Artikel 3

Het is verboden een motor bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine te vervaardigen, in te voeren, in voorraad te hebben of af te leveren indien deze niet behoort tot een type dat wat betreft luchtverontreiniging:

  • a. hetzij is goedgekeurd ingevolge een typegoedkeuring door de keuringsinstantie, verricht aan de hand van de krachtens artikel 5, derde lid, vastgestelde voorschriften;

  • b. hetzij blijkens een goedkeuringscertificaat als bedoeld in richtlijn 97/68 is goedgekeurd;

  • c. hetzij is goedgekeurd op grond van een typegoedkeuring die ingevolge richtlijn 97/68 ten minste een gelijkwaardig beschermingsniveau biedt.

Artikel 4

  • 1 De in de artikelen 2 en 3 gestelde verboden zijn niet van toepassing indien de handelingen geschieden met het oog op uitvoer van motoren naar gebieden waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte niet van toepassing is.

  • 2 De in de artikelen 2 en 3 gestelde verboden zijn voorts niet van toepassing ten aanzien van motoren:

    • a. voor gebruik door het leger;

    • b. die zich nog in een stadium van beproeving of onderzoek bevinden;

    • c. die uitsluitend bestemd zijn om te worden tentoongesteld of aan overeenkomstige manifestaties deel te nemen; of

    • d. die dienen als monster voor een ingevolge dit besluit te verrichten keuring.

  • 3 Het in artikel 2 gestelde verbod is voorts niet van toepassing ten aanzien van vervangingsmotoren voor in gebruik zijnde trekkers die voor de inwerkingtreding van dit besluit voor de eerste maal in het verkeer zijn gebracht.

Artikel 5

  • 1 Een aanvraag voor een typegoedkeuring als bedoeld in de artikelen 2, aanhef en onder a, en 3, aanhef en onder a, wordt ingediend door de fabrikant bij de keuringsinstantie. Een aanvraag voor een typegoedkeuring mag niet in meer dan één lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte worden ingediend. Voor ieder goed te keuren motortype, motorfamilie of trekkertype wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend overeenkomstig richtlijn 97/68 of richtlijn 2000/25.

  • 2 Een typegoedkeuring wordt slechts geweigerd indien een motor of trekker niet voldoet aan de krachtens het derde lid vastgestelde voorschriften. Indien de goed te keuren motor slechts functioneert dan wel een kenmerk slechts vertoont in combinatie met andere onderdelen van de trekker of de mobiele machine waarin deze is gemonteerd, wordt de typegoedkeuring dienovereenkomstig beperkt.

  • 3 Onze Minister stelt de voorschriften vast aan de hand waarvan de in de artikelen 2, aanhef en onder a, en 3, aanhef en onder a, bedoelde typegoedkeuringen worden verricht. De voorschriften hebben betrekking op eigenschappen en onderdelen van motoren en trekkers, die bepalend zijn voor de door deze veroorzaakte luchtverontreiniging en bevatten mede een omschrijving van het keuringsproces.

  • 4 In geval van wijziging van de keuringsvoorschriften die ten grondslag hebben gelegen aan de typegoedkeuringen, bedoeld in het eerste lid of aan een goedkeuringscertificaat als bedoeld in de artikelen 2, aanhef en onder b, en 3, aanhef en onder b, kan Onze Minister een termijn stellen bij het verstrijken waarvan die typegoedkeuring zijn geldigheid verliest.

Artikel 6

  • 1 Degene aan wie de typegoedkeuring is verleend:

    • a. brengt merktekens als bedoeld in richtlijn 2000/25 aan op elke motor bestemd voor de aandrijving van een trekker die behoort tot het goedgekeurde type overeenkomstig de bij die richtlijn bepaalde voorschriften;

    • b. brengt merktekens als bedoeld in richtlijn 97/68 aan op elke motor bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine die behoort tot het goedgekeurde type overeenkomstig de bij die richtlijn bepaalde voorschriften;

    • c. verschaft informatie aan degene die de motor inbouwt, indien de typegoedkeuring is verleend onder beperkingen als bedoeld in artikel 5, tweede lid;

    • d. verschaft, periodiek dan wel op verzoek, informatie aan de keuringsinstantie in verband met de in richtlijn 97/68 genoemde rapportageverplichtingen; en

    • e. stelt de keuringsinstantie in kennis van wijziging van de gegevens die ten grondslag hebben gelegen aan het verlenen van een typegoedkeuring.

  • 2 Degene die een motor of een trekker invoert, vermeldt de typegoedkeuringsgegevens op de handelsbescheiden.

  • 3 Onze Minister kan nadere regels stellen ter uitvoering van het eerste en het tweede lid.

Artikel 7

  • 1 De keuringsinstantie houdt toezicht op het overeenstemmen van motoren en trekkers met het type waarvoor een typegoedkeuring is verleend als bedoeld in de artikelen 2 en 3. Tot dit toezicht kan behoren het steekproefsgewijs keuren van motoren, het periodiek controleren van de organisatie van de fabrikant alsmede het proces volgens hetwelk hij zijn werkzaamheden verricht.

  • 2 Degene aan wie de goedkeuring is verleend, is gehouden de nodige medewerking te verlenen aan de werkzaamheden die verband houden met het in het eerste lid bedoelde toezicht.

  • 3 Onze Minister kan nadere regels stellen ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 8

  • 1 De keuringsinstantie trekt een typegoedkeuring in indien degene aan wie deze is verleend daarom verzoekt.

  • 2 De keuringsinstantie kan een typegoedkeuring intrekken indien:

    • a. degene aan wie de typegoedkeuring is verleend ten onrechte een motor of een trekker doet of laat doorgaan als behorende tot een goedgekeurd type;

    • b. degene aan wie de goedkeuring is verleend in strijd handelt met de voorschriften, bedoeld in artikel 6 van dit besluit of met artikel 7, tweede lid;

    • c. uit het toezicht, bedoeld in artikel 7, eerste lid, blijkt dat een motor of een trekker niet overeenstemt met het type waarvoor de typegoedkeuring is verleend;

    • d. de typegoedkeuring ten onrechte is verleend.

Artikel 9

Onze Minister, handelende in overeenstemming met Onze Ministers die het mede aangaat, kan de keuringsinstantie aanwijzingen geven van algemene aard omtrent de uitoefening van de aan de keuringsinstantie opgedragen taken. Indien als keuringsinstantie de Dienst Wegverkeer wordt aangewezen, worden de aanwijzingen gegeven door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister.

Artikel 10

  • 1 Artikel 2 is van toepassing met ingang van:

    • a. 1 juli 2001: voor trekkers en motoren bestemd voor het aandrijven van een trekker met een vermogen groter dan of gelijk aan 37 kW doch kleiner dan of gelijk aan 560 kW;

    • b. 1 januari 2002: voor trekkers en motoren bestemd voor het aandrijven van een trekker met een vermogen groter dan of gelijk aan 18 kW doch kleiner dan 37 kW.

  • 2 Voor motoren bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine met een vermogen groter dan of gelijk aan 18 kW doch kleiner dan 37 kW is artikel 3 van toepassing met ingang van 1 januari 2001.

  • 3 Onverminderd de in de artikelen 2 en 3 gestelde verboden, kunnen motoren als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, die voor de in die leden genoemde data zijn geproduceerd tot uiterlijk twaalf maanden na die data voor de eerste maal in het verkeer worden gebracht.

  • 4 De keuringsinstantie kan op een overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van richtlijn 97/68 ingediend verzoek van de fabrikant toestaan dat gedurende twaalf maanden na de datum, waarop de geldigheidsduur van een goedkeuring als bedoeld in de artikelen 2 en 3 is verstreken, motoren die voldoen aan de voorwaarden van artikel 10, tweede lid, van richtlijn 97/68 in het verkeer worden gebracht.

Artikel 11

Een wijziging van richtlijn 97/68 of van richtlijn 2000/25 gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 12

Het Besluit typekeuring luchtverontreiniging motoren voor mobiele machines wordt ingetrokken.

Artikel 13

  • 1 Goedkeuringen van de Dienst Wegverkeer voor motoren bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine verleend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, die voldoen aan richtlijn 97/68, worden aangemerkt als goedkeuringen die zijn verleend op grond van dit besluit.

  • 2 Goedkeuringen van de Dienst Wegverkeer voor trekkers of motoren bestemd voor het aandrijven van een trekker verleend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, die voldoen aan richtlijn 2000/25, worden aangemerkt als goedkeuringen die zijn verleend op grond van dit besluit.

Artikel 14

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 15

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 18 januari 2001

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de dertigste januari 2001

De Minister van Justitie

A. H. Korthals