Uitkering eenmalig of onderdeel van reeks van uitkeringen?
[Regeling vervallen per 02-02-2008]
Uitkeringen ingevolge de Abw en gemeentelijke inkomensondersteunende uitkeringen zijn
uitkeringen van publiekrechtelijke aard. Dergelijke uitkeringen zijn in het algemeen
uitsluitend belastbaar voor de inkomstenbelasting indien deze zijn aan te merken als
aangewezen periodieke uitkeringen als bedoeld in artikel 3.101 van de Wet IB 2001.
Indien dergelijke uitkeringen niet als zodanig zijn aan te merken, zijn deze niet
belastbaar (behoudens eventuele uitkeringen in de winstsfeer, waarop ik in dit besluit
niet verder in zal gaan). Om publiekrechtelijke uitkeringen als inkomsten aangewezen
periodieke uitkeringen te kunnen aanmerken is vereist dat de uitkering of de uitkeringen
deel uitmaken of deel kunnen uitmaken van een reeks van uitkeringen. Daarbij dient
elke uitkering afhankelijk te zijn van een toekomstige onzekere gebeurtenis die voor
het totale beloop van de uitkeringen van wezenlijke betekenis is. In het algemeen
zal met betrekking tot de onderhavige uitkeringen van publiekrechtelijke aard voldaan
zijn aan die laatste eis; de uitkeringen zijn bij voorbeeld afhankelijk van het leven
van de begunstigde, van een inkomens- en vermogenspositie en dergelijke.
Voor het antwoord op de vraag of een uitkering een onderdeel vormt van een reeks van
uitkeringen (hierna: periodieke uitkering) dan wel op zich zelf staat (hierna: eenmalige
uitkering) dient aan de hand van de voorwaarden van de regeling op grond waarvan de
uitkering wordt gedaan, te worden bepaald welke ontstaansgrond de uitkering heeft
en of op grond van die ontstaansgrond al eerdere uitkeringen zijn gedaan of nog zullen
worden gedaan. Indien een uitkering een volstrekt eigen ontstaansgrond heeft en op
grond daarvan nimmer andere uitkeringen zijn gedaan of zullen worden gedaan, is sprake
van een eenmalige uitkering die voor de inkomstenbelasting niet belastbaar is. Enkele
voorbeelden uit de praktijk mogen dit verduidelijken.
Voorbeeld a
Indien een gemeente bij wijze van categoriale inkomensondersteunende maatregel besluit
in het jaar 2001 eenmalig EUR 400 (f 881)ter beschikking te stellen aan gezinnen die
reeds gedurende 5 jaren beneden een bepaald inkomensniveau blijven, zonder dat uit
het besluit ook meer uitkeringen, bij voorbeeld voor andere jaren, kunnen voortvloeien,
vormt die uitkering geen onderdeel van een reeks van uitkeringen en is niet belastbaar.
Voorbeeld b
Indien een gemeente een regeling treft op grond waarvan eenmalig EUR 250 (f 551) wordt
uitgekeerd aan een ieder beneden een bepaald inkomensniveau die specifieke kosten
voor de aanschaf van duurzame gebruiksvoorwerpen niet kan betalen, vormt die uitkering
geen onderdeel van een reeks van uitkeringen en is niet belastbaar. Aan die conclusie
staat niet in de weg dat wellicht nadien, bij voorbeeld in het volgend jaar, dezelfde
belastingplichtige andermaal een aanvraag indient voor een uitkering op grond van
die regeling omdat hij de aanschaf van een ander duurzaam gebruiksvoorwerp niet kan
bekostigen en die aanvraag gehonoreerd wordt. Het betreft immers een aanvraag die
nieuwe beoordelingscriteria kent, zodat de uitkering een andere ontstaansgrond heeft
dan de eerste uitkering.
Voorbeeld c
Een belastingplichtige die algemene bijstandsuitkeringen geniet op grond van de Abw
– welke uitkeringen zijn aan te merken als belastbare inkomsten als bedoeld in artikel
3.101 van de Wet IB 2001 – kan daarnaast een beroep doen op de regeling van de bijzondere
bijstand indien hij noodzakelijke kosten – algemene kosten van levensonderhoud dan
wel specifieke kosten – niet kan betalen. Indien hij in verband met zijn aanvraag
om bijzondere bijstand één uitkering ontvangt zonder dat er op grond van die aanvraag
nog andere uitkeringen zullen volgen, is die uitkering aan te merken als een eenmalige,
onbelaste uitkering tenzij die uitkering onderdeel zou uitmaken van de reeks van algemene
bijstandsuitkeringen die de belastingplichtige reeds ontvangt. Uit de regels voor
bijzondere bijstand blijkt evenwel dat een ieder die beneden een bepaald inkomensniveau
leeft, daarop een beroep kan doen. Het reeds genieten van algemene bijstandsuitkeringen
is daarvoor dus geen voorwaarde. Deze omstandigheid en het feit dat de criteria voor
het verlenen van bijzondere bijstand afwijken van die voor de algemene bijstand, nopen
tot de conclusie dat de eenmalige bijzondere bijstandsuitkering een eigen ontstaansgrond
heeft en geen onderdeel uitmaakt van de reeks van algemene bijstandsuitkeringen. De
eenmalige bijzondere bijstandsuitkering is derhalve niet belastbaar.