Wijzigingsbesluit Algemeen Rijksambtenarenreglement, enz. (formalisering Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2000-2001)

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2001. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010 en zichtdatum 22-11-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Besluit van 16 februari 2001 houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2000–2001

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 november 2000, nr. AD2000/U94117, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden, gedaan mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken;

Gelet op:

artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet,

artikel 1, tweede lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen,

artikel 6 van de Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 1993, 218) en

artikel 1, derde lid, van de Wet bezoldiging Nationale ombudsman;

De Raad van State gehoord (advies van 5 januari 2001, nr. 00.006275);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 februari 2001, nr. AD2001/U52817, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden, gedaan mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2001. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt het Algemeen Rijksambtenarenreglement.]

ARTIKEL II

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2001. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt het Ambtenarenreglement Staten-Generaal.]

ARTIKEL XIII

[Red: Wijzigt de Tijdelijke regeling individuele keuzemogelijkheden in het arbeidsvoorwaardenpakket sector Rijk.]

ARTIKEL XVI

A

De artikelen 5, 6, 12, 15 en 95 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement respectievelijk de artikelen 5, 6, 12, 15 en 125 van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal, zoals deze artikelen luidden voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijven van toepassing op een aanstelling in tijdelijke dienst die op moment van inwerkingtreding van onderhavig besluit niet is beëindigd.

B

1. Ambtenaren die zijn aangesteld in vaste dienst en die bij de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van dit besluit nog niet in algemene dienst van het rijk zijn aangesteld, zijn met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit van rechtswege in algemene dienst van het rijk aangesteld.

2. Ambtenaren die zijn aangesteld in tijdelijke dienst en die bij de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van dit besluit zijn aangesteld in algemene dienst van het rijk blijven ook op en na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, aangesteld in algemene dienst van het rijk.

C

1. Ambtenaren die op de dag voorafgaande aan de dag waarop de artikelen I, onderdeel H, en II, onderdeel E, van dit besluit in werking treden 55 jaar of ouder zijn en hun gemiddelde wekelijkse werktijd niet met 36,8% hebben teruggebracht, kunnen er voor kiezen gebruik te maken van de regeling zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

2. Voor ambtenaren die op de dag voorafgaande aan de dag waarop de artikelen I, onderdeel H, en II, onderdeel E, van dit besluit in werking treden hun gemiddelde wekelijkse werktijd met 36,8% hebben teruggebracht, blijft artikel 21a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement van toepassing zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

D

Indien de ambtenaar met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer dan één kind in familierechtelijke betrekking komt te staan of met het oog op adoptie met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan één kind op zich heeft genomen, en een of meer van deze kinderen de leeftijd van acht jaren hebben bereikt dan wel zullen bereiken op een tijdstip gelegen tussen 1 januari 2000 en de datum waarop twaalf maanden na de inwerkingtreding van de wijziging van artikel 33g van het Algemeen Rijksambtenarenreglement respectievelijk artikel 62a van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal zijn verstreken, bestaat in afwijking van artikel 33g van het Algemeen Rijksambtenarenreglement respectievelijk artikel 62a van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal gedurende twaalf maanden na de inwerkingtreding van de wijziging van artikel 33g van het Algemeen Rijksambtenarenreglement respectievelijk artikel 62a van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal aanspraak op verlof ten aanzien van die kinderen.

E

Artikel 33g, eerste lid, tweede volzin, tweede lid, tweede volzin, en zevende lid van het Algemeen Rijksambtenarenreglement respectievelijk artikel 62a, eerste lid, tweede volzin, tweede lid, tweede volzin, en zevende lid van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal is mede van toepassing op de ambtenaar die voor het tijdstip van het inwerkingtreding van artikel I, onderdeel U en artikel II, onderdeel Q verlof heeft genoten mits aan de in artikel 33g, eerste tot en met derde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement respectievelijk in artikel 62a, eerste tot en met derde lid, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal terzake van het recht op verlof gestelde voorwaarden wordt voldaan.

F

Artikel 49e van het Algemeen Rijksambtenarenreglement respectievelijk artikel 84e van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal, zoals deze luidden op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op reorganisaties waarvan over het voorgenomen besluit tot die reorganisaties de centrales van overheidspersoneel reeds in kennis zijn gesteld.

G

1. De beleidsregels, vastgesteld op basis van artikel 71, zesde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement respectievelijk van artikel 106, vijfde lid, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal, zoals deze luidden voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden geacht te zijn vastgesteld krachtens artikel 71, vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement respectievelijk artikel 106, vierde lid, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal.

2. Het Beoordelingsvoorschrift Burgerlijk Rijkspersoneel 1985 respectievelijk het Beoordelingsvoorschrift der Staten-Generaal wordt geacht te zijn vastgesteld krachtens artikel 71a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement respectievelijk artikel 107 van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal.

H

1. Voor zover artikel IV, onderdelen A, C en D aanleiding geven tot het wijzigen van de bedragen van toelagen, toegekend met toepassing van artikel 19 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948, die ingevolge artikel 13 van de Overgangsregeling Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 nog worden gehandhaafd, geschiedt dit door Onze Minister, hoofd van het desbetreffende departement van algemeen bestuur, met inachtneming van de daarvoor door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te geven richtlijn.

2. Voor zover artikel IV, onderdelen A, C en D aanleiding geven tot het wijzigen van bijzondere regelingen getroffen met toepassing van artikel 26 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, geschiedt dit bij gemeenschappelijke regeling van Onze Minister, hoofd van het desbetreffende departement van algemeen bestuur, en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

I

1. De ambtenaar die op 1 december 2000 in dienst is op grond van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal of het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken, heeft recht op een nominale eindejaarsuitkering, tenzij het feitelijk genot van zijn bezoldiging is teruggebracht tot het bedrag van het op de ambtenaar te verhalen gedeelte van de pensioenbijdrage.

2. Voor de ambtenaar met een volledige werktijd bedraagt de nominale eindejaarsuitkering f 145,50.

3. Voor de ambtenaar met een onvolledige werktijd wordt het bedrag van de nominale eindejaarsuitkering vastgesteld op een evenredig deel van f 145,50.

4. De nominale eindejaarsuitkering wordt gelijktijdig met het salaris over de maand december 2000 uitbetaald.

J

De bij artikel IV, onderdelen A, C en D aangebrachte wijzigingen in de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel dragen een algemeen karakter.

K

1. Voor zover artikel V, onderdelen B, H en I aanleiding geven tot het wijzigen van de bedragen van toelagen, toegekend met toepassing van artikel 19 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948, die ingevolge artikel 13 van de Overgangsregeling Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 nog worden gehandhaafd, geschiedt dit door Onze Minister, hoofd van het desbetreffende departement van algemeen bestuur, met inachtneming van de daarvoor door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te geven richtlijn.

2. Voor zover artikel V, onderdelen B, H en I aanleiding geven tot het wijzigen van bijzondere regelingen getroffen met toepassing van artikel 26 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, geschiedt dit bij gemeenschappelijke regeling van Onze Minister, hoofd van het desbetreffende departement van algemeen bestuur, en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

L

De bij artikel V, onderdelen B, H en I aangebrachte wijzigingen in de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel dragen een algemeen karakter.

M

In afwijking van artikel 20a, eerste lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 bedraagt de eindejaarsuitkering in 2000 1% van het salaris dat de ambtenaar geniet in het jaar 2000.

ARTIKEL XVII

ARTIKEL XVIII

  • 1 Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2001, met uitzondering van:

    • a. artikel I, onderdelen I tot en met O en Q, artikel II, onderdelen F tot en met L en N, artikel III, onderdeel B en artikel XII, die in werking treden per 1 januari 2002, tenzij Onze Minister in het departementaal overleg met de centrales van verenigingen van ambtenaren overeenstemming heeft bereikt om voor de onder hem ressorterende ambtenaren te bepalen dat de verschillende artikelen of onderdelen daarvan in werking treden op een datum in het kalenderjaar 2001;

    • b. artikel I, onderdeel R en artikel II, onderdeel O die in werking treden op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 27 juni 2000 ingediende voorstel van wet houdende vaststelling van regels voor het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg in de ruimste zin (Wet arbeid en zorg), (kamerstukken 27 207) tot wet wordt verheven en in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 16 februari 2001

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de zevenentwintigste februari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage I

[Red: Wijzigt Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 bevattende de indelingsstructuur (hoofd- en niveaugroepen) waarbinnen de zwaarte van de functies wordt bepaald, alsmede de daarbij behorende salarisschalen voor de ambtenaren.]

Bijlage II

[Red: Wijzigt Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 bevattende de indelingsstructuur (hoofd- en niveaugroepen) waarbinnen de zwaarte van de functies wordt bepaald, alsmede de daarbij behorende salarisschalen voor de ambtenaren.]