Raamregeling Telewerken

Geraadpleegd op 15-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2005.
Geldend van 01-11-2003 t/m 31-12-2005

Raamregeling Telewerken

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 67 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en artikel 101 van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: het hoofd van het betrokken ministerie;

  • b. de ambtenaar: degene die is aangesteld op basis van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal of het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken;

  • c. telewerken: het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de dienst in de woning van de ambtenaar waarbij gebruik wordt gemaakt van informatie- en telecommunicatie-technologie;

  • d. woning: de gelegenheid waar de ambtenaar blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie woont.

Artikel 2

In deze regeling wordt verstaan onder betrokkene:

  • a. de ambtenaar die uit hoofde van zijn functie verplicht is om te telewerken;

  • b. de ambtenaar die op vrijwillige basis één of meer werkdagen per week telewerkt.

Artikel 3

Voor de toepassing van deze regeling worden met Onze Minister gelijkgesteld het tot aanstelling bevoegd gezag als bedoeld in artikel 3 van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal, de vice-president van de Raad van State, het College van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman en de directeur van het kabinet der Koningin, de kanselier der Nederlandse Orden en de voorzitter van de Hoge Raad van Adel.

Artikel 4

  • 1 De ambtenaar die op vrijwillige basis een of meer dagen per week wil telewerken kan daartoe bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen.

  • 2 Een aanvraag kan worden toegewezen indien het belang van de dienst daarbij is gebaat.

Artikel 5

  • 1 Met betrokkene worden de afspraken over telewerken schriftelijk vastgelegd.

  • 2 De afspraken, bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op:

    • a. de eisen die voortvloeien uit het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet;

    • b. de bereikbaarheid van betrokkene;

    • c. de wijze van terugkoppeling met de organisatie;

    • d. de te verrichten werkzaamheden;

    • e. de aan betrokkene te verlenen telewerkvoorzieningen;

    • f. de wijze waarop de telewerkvoorzieningen worden verleend;

    • g. de periode waarin betrokkene telewerkt;

    • h. het aantal dagen per week en de dagen waarop betrokkene telewerkt;

    • i. de wijze van en de gronden voor beëindiging van het telewerken;

    • j. de gevolgen die beëindiging van het telewerken heeft voor de verleende telewerkvoorzieningen;

    • k. informatiebeveiliging;

    • l. privacy-aspecten.

Artikel 6

De telewerkvoorzieningen, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel e, kunnen zijn:

  • a. een computer en bijbehorende noodzakelijke apparatuur;

  • b. de inrichting van de werkruimte;

  • c. een fax;

  • d. een mobiele telefoon;

  • e. de aanleg van een extra telefoonlijn;

  • f. een volledige vergoeding van alle voor de dienst gemaakte telefoonkosten;

  • g. een volledige vergoeding van alle voor de dienst gemaakte internetkosten;

  • h. een vergoeding van de kosten voor gebruik privé-ruimte.

Artikel 7

  • 2 Indien voor het telewerken gebruik wordt gemaakt van een eigen computer kan aan betrokkene een onbelaste vergoeding van € 25 (f 55,09) per maand worden verleend. Het bevoegd gezag kan deze vergoeding verlagen indien betrokkene van het bevoegd gezag een bijdrage in de aanschafkosten van de computer heeft ontvangen.

  • 4 Het in het derde lid genoemde bedrag wordt aangepast overeenkomstig een algemene wijziging van het salaris van het burgerlijk rijkspersoneel met ingang van de dag waarop de salariswijziging van kracht wordt.

  • 5 Onze Minister kan ten aanzien van de vergoeding, bedoeld in het derde lid, afwijkende regels vaststellen.

Artikel 8

  • 1 De telewerkvoorzieningen, bedoeld in artikel 6, onderdelen a tot en met g, kunnen door het bevoegd gezag aan de betrokkene, als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, ter beschikking worden gesteld, worden verstrekt of worden vergoed voor zover deze voorzieningen voor betrokkene noodzakelijk zijn om te kunnen telewerken.

  • 2 Indien voor het telewerken gebruik wordt gemaakt van een eigen computer en bijbehorende noodzakelijke apparatuur kan aan betrokkene een onbelaste vergoeding worden verleend van € 25 (f 55,09) per maand. Het bevoegd gezag kan deze vergoeding verlagen indien betrokkene van het bevoegd gezag een bijdrage in de aanschafkosten van de computer heeft ontvangen.

Artikel 9

Onze Minister kan voor de uitvoering van deze regeling nadere regels vaststellen.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.G. de Vries