Wet van 28 maart 2001, houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten
(Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om regels te stellen met
het oog op het zo doelmatig mogelijk voldoen aan internationale verplichtingen tot
het aanhouden van minimumvoorraden aardolieproducten, voortvloeiend uit de Overeenkomst
inzake een Internationaal Energieprogramma (Trb. 1975, 47) en uit richtlijn nr. 68/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1968 houdende verplichting
voor de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden aardolie
en/of aardolieprodukten in opslag te houden (PbEG L 208), en daartoe de Wet voorraadvorming
aardolieprodukten integraal te herzien;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: