Wet van 5 april 2001 tot wijziging van bepalingen met betrekking tot de verwerking
van persoonsgegevens
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is in aanvulling op het
voorstel van Wet bescherming persoonsgegevens de Richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de bescherming
van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende
het vrije verkeer van die gegevens (PbEG van 23 november 1995, L 281) te implementeren
in de overige Nederlandse wetgeving en deze wetgeving eveneens voor zover nodig aan
te passen aan het voorstel van Wet bescherming persoonsgegevens;
Gelet op artikel 10, tweede en derde lid, van de Grondwet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: