Dit besluit is opnieuw uitgebracht naar aanleiding van de Belastingherziening 2001
en dient ter vervanging van het besluit van 4 juni 1980, nr. 079-2057 en 3 januari
1990, nr. IFZ89/1664. (Met het vervallen van artikel 40 AWR konden de punten 3 t/m
5 van deze resolutie komen te vervallen.)
1. Belasting- en premieheffing van functionarissen van het onderdeel van het Europees
Octrooibureau (EOB) te Rijswijk (ZH).
Onder verwijzing naar punt 4.1 van de resolutie van 8 mei 1979, nr. 079-769, opgenomen
in het boekwerk IFZ onder nummer 890.00.07, deel ik u het volgende mede.
2. De salarissen en emolumenten die de personeelsleden van het onderdeel van het Europees
Octrooibureau (verder te noemen EOB) te Rijswijk genieten, zijn op grond van artikel
16, eerste lid, van het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese
Octrooiorganisatie (Boekwerk IFZ (A) 370.00.00) vrijgesteld van de heffing van nationale
inkomstenbelasting.
De door de Organisatie betaalde pensioenen en lijfrenten zijn echter wel belastbaar
voor de inkomstenbelasting (artikel 16, tweede lid, van het Protocol).
De leaving allowance (allocation de départ) betreft de terugbetaling van pensioenpremies
bij vertrek vóórdat pensioenrechten zijn ontstaan. Artikel 16, eerste lid, van genoemd
Protocol is op deze uitkering van toepassing; zij is mitsdien niet belastbaar voor
de inkomstenbelasting.
De punten 3 t/m 5 zijn vervallen. (Punt 6 was reeds vervallen)
7. Met betrekking tot de toepassing van artikel 18 van bovenbedoeld Protocol deel
ik u mede dat door de Europese Octrooiorganisatie een eigen systeem voor sociale zekerheid
is ingesteld. De EOB-functionarissen, op wie dit systeem van toepassing is, kunnen
derhalve vanaf de datum waarop het in werking is getreden (1 januari 1978) als niet
verzekerd ingevolge de sociale zekerheidswetten worden beschouwd.
Dit besluit treedt in werking met ingang van het belastingjaar 2001.