Conversieregeling militaire pensioenen

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-06-2001 en zichtdatum 01-06-2001.
Geldend van 01-06-2001 t/m heden

Conversieregeling militaire pensioenen

De Staatssecretaris van Defensie;

Gelet op artikel 3, vierde lid, van de Kaderwet militaire pensioenen,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. fonds: de Stichting Pensioenfonds ABP;

  • b. pensioenreglement: het pensioenreglement van het fonds;

  • c. datum van toetreding: de datum waarop voor de verschillende groepen rechthebbenden ingevolge artikel 3, eerste en tweede lid, van de Kaderwet militaire pensioenen, een recht of uitzicht krachtens het pensioenreglement ingaat;

  • d. Amp-wet: de Algemene militaire pensioenwet zoals die op de datum van toetreding luidde;

  • e. nabestaandenreglement: het Nabestaandenreglement militairen zoals dat op de datum van toetreding luidde;

  • f. nabestaandenbesluit: het Besluit bijzondere voorzieningen militair nabestaandenpensioen zoals dat op de datum van toetreding luidde;

  • g. diensttijd: voor zover doorgebracht voor de datum van toetreding, de diensttijd in de zin van de Amp-wet of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet;

  • h. reservist: degene die op grond van artikel E3, eerste lid, van de Amp-wet of de daarmee overeenkomende bepalingen in vroegere militaire pensioenwetten in de zin van die wet, recht of uitzicht op pensioen zou hebben gehad indien die wetten niet waren ingetrokken.

Artikel 2

  • 1 De op grond van de Amp-wet, de vroegere militaire pensioenwetten in de zin van die wet, het nabestaandenreglement of het nabestaandenbesluit toegekende of in uitzicht gestelde pensioenen worden, voor zover die uitsluitend naar voor pensioen geldige diensttijd moeten worden vastgesteld en die diensttijd niet kan worden vergolden met een pensioen ingevolge het besluit, te rekenen van de datum van toetreding omgezet in een recht of uitzicht ingevolge het pensioenreglement.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde omzetting vindt plaats door het recht of uitzicht krachtens de daar bedoelde regelingen vast te stellen naar de situatie die voor een betrokkene op de datum van toetreding geldt en het resultaat daarvan langs de in de bij dit besluit behorende bijlage vastgestelde actuariële rekenregels te waarderen en in te zetten voor de vaststelling van een in de rekenwijze van het pensioenreglement passend nieuw recht of uitzicht op pensioen.

  • 3 Bij de vaststelling van de in het tweede lid bedoelde oude rechten en uitzichten wordt:

    • 1e rekening gehouden met de diensttijd en de welvaartsvaste pensioengrondslagen zoals die krachtens de betreffende regels zijn vast te stellen of, naar de toestand op de in het tweede lid bedoelde datum van toetreding, bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar zouden zijn vast te stellen;

    • 2e voordat omrekening plaatsvindt, de belanghebbende zo nodig de in artikel F 2, tweede lid, onder b, van de Amp-wet bedoelde keus voorgelegd;

    • 3e het bepaalde in de artikelen F 6k, eerste lid, tweede volzin, zoals dat artikel voor vernummering en wijziging ingevolge de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen luidde, en J 1 van de Amp-wet buiten beschouwing gelaten;

    • 4e alleen daar waar die artikelen betrekking hebben op de door de militair zelf opgebouwde rechten, naar de toestand op de meergenoemde datum van toetreding en met gebruikmaking van de in artikel 18c. 7 van het pensioenreglement aangegeven berekeningsmethode rekening gehouden met het bepaalde in de artikelen M 3, M 6 en M 7 van de Amp-wet;

    • 5e voor zover hoofdstuk M van de Amp-wet toepassing moet vinden en alleen daar waar dat ten aanzien van de verzekeringsperiode van de militair zelf het geval is, naar de toestand op de peildatum en met gebruikmaking van de in artikel 18c, 7 aangegeven berekeningsmethode rekening gehouden met het bedrag aan algemeen pensioen zoals daar na een mogelijke korting in verband met niet verzekerde tijdvakken recht op zal bestaan;

    • 6e het bij het nabestaandenreglement en het nabestaandenbesluit behorende overgangsrecht, voor zover dat de strekking heeft het recht op pensioen te beperken, buiten beschouwing gelaten;

    • 7e een toeslag die in het pensioenreglement terugkeert als afzonderlijke component van het oude recht buiten beschouwing gelaten.

  • 4 De vaststelling van de nieuwe rechten en uitzichten vindt plaats naar de rekenregels van het pensioenreglement. Daarbij wordt:

    • 1e in afwijking van hoofdstuk 5 van dat reglement, de voor de datum van toetreding opgebouwde diensttijd vastgesteld naar de normen en voorwaarden zoals die ingevolge de Amp-wet of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet op die datum golden;

    • 2e de op de datum van toetreding geldende berekeningsgrondslag vastgesteld op de hoogste welvaartsvaste pensioengrondslag, zoals die ingevolge de genoemde oude regels voor het ouderdomspensioen van de betrokkene gold of zou hebben gegolden;

    • 3e het gevolg van het wegvallen van het in artikel F 10b van de Amp-wet omschreven systeem van een afrekening van opgebouwde diensttijd naar verschillende pensioengrondslagen, dat van het wegvallen van het in artikel F 3, zesde lid, van die wet omschreven franchisestelsel en van het in hoofdstuk M van die wet neergelegde inbouwstelsel, langs de meerbedoelde actuariële rekenregels zowel vastgelegd in een welvaartsvast correctiebedrag op het ingevolge het pensioenreglement te verlenen nieuwe recht of uitzicht op eigen pensioen voor een rechthebbende die in de zin van hoofdstuk M van de Amp-wet gehuwd is als in een welvaartsvast correctiebedrag voor degene die in de zin van dat hoofdstuk ongehuwd is;

    • 4e het correctiebedrag voor de nabestaandenpensioenen gesteld op de voor de rechthebbende geldende berekeningsbreuk, genoemd in de artikelen 7.2 en 7.7 van het pensioenreglement, van het ingevolge het gestelde onder 3e vast te stellen correctiebedrag voor een gehuwde en waar nodig over de partner- en bijzondere partnerpensioenen verdeeld door vermenigvuldiging met een breuk waarvan de teller bestaat uit de met het pensioen te vergelden en tot het correctiebedrag leidende diensttijd en de noemer bestaat uit de totale tot het correctiebedrag leidende diensttijd;

    • 5e het bedrag van het recht of uitzicht op een tropenverhoging in de zin van de Amp-wet of de vroegere militaire pensioenwetten in de zin van die wet als welvaartsvaste extra component bij de onder 3e genoemde correctiebedragen geteld;

    • 6e de reservist met een recht of uitzicht op ouderdomspensioen mede tot de deelnemers of gewezen deelnemers gerekend;

    • 7e het bedrag van het pensioen voor de reservist dat ingevolge de Amp-wet of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet met 0,4% per dienstjaar zou moeten worden vergolden als welvaartsvaste extra component bij de onder 3e genoemde correctiebedragen geteld indien er daarnaast van vergelding met 1,75% per dienstjaar sprake is;

    • 8e het bedrag van het pensioen voor de reservist dat ingevolge de Amp-wet of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet met 0,4% per dienstjaar zou moeten worden vergolden als zelfstandig pensioenbedrag beschouwd indien er daarnaast niet van vergelding met 1,75% per dienstjaar sprake is;

    • 9e voor degene die op de datum van toetreding de rang van korporaal of korporaal 1 bekleedt, voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het militair beroepspersoneel en diensttijd kan aanwijzen die voor 1 januari 1986 ligt, een extra toeslag op de correctiebedragen verleend gelijk aan het verschil tussen enerzijds het over die diensttijd krachtens de oude regeling vast te stellen pensioen bij een bezoldiging gelijk aan het maximum van de laatstgenoemde rang minus het krachtens die oude regeling over die diensttijd vast te stellen pensioen naar de werkelijke bezoldiging op de datum van toetreding en anderzijds het krachtens de nieuwe regeling voor die diensttijd bij dat maximum te verlenen pensioen minus het krachtens die nieuwe regeling over die diensttijd vast te stellen pensioen naar de werkelijke bezoldiging op de meerbedoelde datum;

    • 10e het bepaalde in artikel 7.5, tweede lid, onder b, van het pensioenreglement buiten toepassing gelaten indien een recht op bijzonder partnerpensioen werd gevestigd voor de datum van inwerkingtreding van het nabestaandenreglement.

    • 11e een krachtens het pensioenreglement te verlenen toeslag bij het na omzetting gevonden pensioenbedrag geteld.

Artikel 3

Artikel 18c.3 van het pensioenreglement wordt bij de in het tweede lid bedoelde omzettingen inachtgenomen.

Artikel 4

De ingevolge artikel 2 voor de vaststelling van de nieuwe rechten of uitzichten op pensioen gevonden berekeningsfactoren vormen voor het fonds het uitgangspunt voor de onder de werking van het pensioenreglement voort te zetten verdere ontwikkeling daarvan.

Artikel 5

Indien het niveau van een om te zetten recht op pensioen of samenstel van pensioenen mede wordt bepaald door een zekere mate van invaliditeit met dienstverband, wordt:

  • 1e het naar diensttijd te berekenen deel van dat recht met overeenkomstige toepassing van de voorgaande artikelen op de voor dat pensioen of samenstel van pensioenen geldende toetredingsdatum omgezet in een vergelijkbaar recht krachtens het pensioenreglement of, indien de rechthebbende niet tot de deelnemers daarin behoort, langs dezelfde weg, in een vergelijkbaar recht krachtens het Besluit bijzondere militaire pensioenen en,

  • 2e de naar invaliditeit met dienstverband vast te stellen aanvullende aanspraak op dezelfde datum langs de daarin aangegeven weg omgezet in een vergelijkbaar recht krachtens het onder 1e genoemde besluit.

Artikel 6

In afwijking van artikel 5 wordt een recht op eigen pensioen, zoals dat middels de toetreding tot het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd is bestendigd, voor het naar diensttijd te berekenen deel daarvan per gelijke datum en met overeenkomstige toepassing van artikel 2 omgezet in een bij het bereiken van die leeftijd te effectueren uitzicht op pensioen.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2001 en zal met bijlage en toelichting worden gepubliceerd in de Staatscourant.

De

Staatssecretaris

van Defensie

H.A.L. van Hoof

Bijlage Conversiemethode

§ 1. Begripsomschrijving:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

  • a. pensioenregeling: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

  • b. conversie: de omzetting van de pensioenrechten krachtens de Algemene militaire pensioenwet, de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en het Nabestaandenreglement militairen naar pensioenrechten op grond van de pensioenregeling;

  • c. conversiedatum: de datum waarop de pensioenregeling mede voor het militair personeel en hun nabestaanden is gaan gelden;

  • d. contante waarde: het bedrag waarop een opgebouwd uitzicht op pensioen wordt gewaardeerd door vermenigvuldiging van dat pensioen met de contante-waardefactor;

  • e. contante-waardefactor: het actuarieel bepaalde getal, gebaseerd op kans- en rentefactoren, waarmee de waarde van een pensioen op enig tijdstip wordt vastgesteld;

  • f. pensioenaanspraken: de volgens de overgangsbepalingen bij de pensioenregeling bij de conversie in aanmerking te nemen aanspraken op pensioen;

  • g. alleenstaandentoeslag: het verschil tussen het ouderdomspensioen als alleenstaande en het ouderdomspensioen voor de rechthebbende met een partner.

§ 2. Bepalen contante waarde

Artikel 2

  • 1 Voor het bepalen van de contante-waardefactor worden gehanteerd:

    • a. sterftekansen op basis van de sterftetafels van het ABP (ABP 93). Onderscheid wordt gemaakt tussen sterftekansen voor mannen en sterftekansen voor vrouwen;

    • b. een rentefactor van 4%;

    • c. een continue uitkeringsfrequentie;

    • d. een vast leeftijdsverschil tussen de beroepsmilitair en zijn (bijzondere) partner voor het bepalen van het correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van de beroepsmilitair met partner zoals beschreven in artikel 9 en het correctiebedrag voor het latente bijzondere partnerpensioen zoals beschreven in artikel 10. De man wordt verondersteld drie jaar ouder te zijn dan de vrouw. Bij een beroepsmilitair met een partner van hetzelfde geslacht worden gelijke leeftijden verondersteld;

  • 2 In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt voor het bepalen van het correctiebedrag van het ingegaan ouderdomspensioen zoals beschreven in artikel 9 lid 2 en lid 4 en het correctiebedrag van het ingegaan partnerpensioen zoals beschreven in artikel 12 lid 4 en lid 6 een contante-waardefactor gehanteerd op basis van een rentefactor van 7%.

Artikel 3

Bij het bepalen van de contante waarde wordt geen rekening gehouden met het latente wezenpensioen.

Contante waarde van de pensioenaanspraken van de beroepsmilitair met partner

Artikel 4

  • 1 De contante-waardefactoren voor de pensioenaanspraken van een mannelijke x-jarige beroepsmilitair met een y-jarige vrouwelijke partner zijn:

    • a. voor het ouderdomspensioen:

      1e. n|ax met n=65-x voor een uitzicht op ouderdomspensioen;

      2e. ax voor een ingegaan ouderdomspensioen;

      3e. n|ay|x met n=65-x voor een uitzicht op alleenstaandentoeslag;

      4e. ay|x voor de alleenstaandentoeslag bij een ingegaan ouderdomspensioen.

    • b. voor het latente partnerpensioen:

      1e. indien de partner jonger is dan 65 jaar:

      - ax|yk met k=65-y voor het latente partnerpensioen tot 65 jaar;

      - k|ax|y met k=65-y voor het latente partnerpensioen vanaf 65 jaar;

      2e. ax|y indien de partner 65 jaar of ouder is.

  • 2 De contante-waardefactoren voor de pensioenaanspraken van een vrouwelijke y-jarige beroepsmilitair met een mannelijke x-jarige partner zijn:

    • a. voor het ouderdomspensioen:

      1e. k|ay met k=65-y voor een uitzicht op ouderdomspensioen;

      2e. ay voor een ingegaan ouderdomspensioen;

      3e. k|ax|y met k=65-y voor een uitzicht op alleenstaandentoeslag:

      4e. ax|y voor de alleenstaandentoeslag bij een ingegaan ouderdomspensioen.

    • b. voor het latente partnerpensioen:

      1e. indien de partner jonger is dan 65 jaar:

      - ay|xn met n=65-x voor het latente partnerpensioen tot 65 jaar;

      - n|ay|x met n=65-x voor het latente partnerpensioen vanaf 65 jaar;

      2e. ay|x indien de partner 65 jaar of ouder is.

  • 3 De contante-waardefactoren voor de pensioenrechten van een beroepsmilitair met een partner van hetzelfde geslacht worden op vergelijkbare wijze vastgesteld waarbij rekening gehouden wordt met het feit dat beide partners van hetzelfde geslacht zijn.

Contante waarde van het latente bijzondere partnerpensioen

Artikel 5

  • 1 De contante-waardefactoren voor het latente bijzondere partnerpensioen van een vrouwelijke bijzondere partner van een mannelijke beroepsmilitair zijn:

    • a. indien de bijzondere partner jonger is dan 65 jaar:

      - ax|yk met k=65-y voor het pensioen tot 65 jaar;

      - k|ax|y met k=65-y voor het pensioen vanaf 65 jaar;

    • b. ax|y indien de bijzondere partner 65 jaar of ouder is.

  • 2 De contante-waardefactoren voor het latente bijzondere partnerpensioen van een mannelijke bijzondere partner van een vrouwelijke beroepsmilitair zijn:

    • a. indien de bijzondere partner jonger is dan 65 jaar:

      - ay|xn met n=65-x voor het pensioen tot 65 jaar;

      - n|ay|x met n=65-x voor het pensioen vanaf 65 jaar;

    • b. ay|x indien de bijzondere partner 65 jaar of ouder is.

  • 3 De contante waarde-factoren voor het latente bijzondere partnerpensioen van een bijzondere partner van een beroepsmilitair van hetzelfde geslacht worden op vergelijkbare wijze vastgesteld waarbij rekening gehouden wordt met het feit dat beide partners van hetzelfde geslacht zijn.

Contante waarde van het ingegane partnerpensioen

Artikel 6

  • 1 De contante-waardefactoren voor het ingegane partnerpensioen van een vrouwelijke partner zijn:

    • indien de partner jonger is dan 65 jaar:

      - ayk met k=65-y voor het pensioen tot 65 jaar;

      - k|ay met k=65-y voor het pensioen vanaf 65 jaar.

    • b. ay indien de partner 65 jaar of ouder is.

  • 2 De contante-waardefactoren voor het ingegane partnerpensioen van een mannelijke partner zijn:

    • a. indien de partner jonger is dan 65 jaar:

      - axn met n=65-x voor het pensioen tot 65 jaar;

      - n|ax met n=65-x voor het pensioen vanaf 65 jaar.

    • b. ax indien de partner 65 jaar of ouder is.

§ 3. Bepalen van het correctiebedrag

Artikel 7

De afzonderlijk vastgestelde waarde van de pensioenaanspraken voor beroepsmilitairen opgebouwd op grond van de Algemene militaire pensioenwet, de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en het Nabestaandenreglement militairen enerzijds en de waarde van pensioenaanspraken op grond van de pensioenregeling anderzijds kan ongelijk zijn. Het verschil van die waarden wordt gecompenseerd door de vaststelling van een correctiebedrag dat van toepassing is op grond van de overgangsbepalingen in de pensioenregeling.

Correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van de beroepsmilitair zonder partner.

Artikel 8

Het correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van beroepsmilitairen zonder partner is gelijk aan het verschil tussen de pensioenaanspraken direct voorafgaande aan de conversiedatum op grond van de Algemene militaire pensioenwet of de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en de pensioenaanspraken op grond van de pensioenregeling op de conversiedatum.

Correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van de beroepsmilitair met partner

Artikel 9

  • 1 Het correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van mannelijke beroepsmilitairen met een vrouwelijke partner wordt bepaald zodanig dat de term

    correctiemet * (n|ax + 5/7 *ax|y) + (correctiezonder - correctiemet) * n|ay|x

    + 0,15 * ax|yk * MIN(70.843,34 ; 5/7 * correctiemet + PPnieuw)

    gelijk is aan het verschil tussen de contante waarde van de pensioenaanspraken direct voorafgaande aan de conversiedatum op grond van de Algemene militaire pensioenwet, de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en het Nabestaandenreglement militairen enerzijds en de contante waarde van de pensioenaanspraken op de conversiedatum op grond van de pensioenregeling zonder de toeslagen zoals beschreven in de artikelen 7.4, 7.4a, 7.4b, 18c.5 en 18c.6 daarvan en zonder de alleenstaandentoeslag anderzijds. In de term:

    • a. is PPnieuw het partnerpensioen op de conversiedatum op grond van de pensioenregeling zonder de toeslagen zoals beschreven in de artikelen 7.4, 7.4a, 7.4b, 18c.5 en 18c.6 daarvan;

    • b. is correctiemet het correctiebedrag voor de beroepsmilitair met partner;

    • c. is correctiezonder het correctiebedrag voor dezelfde beroepsmilitair zonder partner zoals beschreven in artikel 8;

    • d. is MIN (...;...) de kleinste van de twee binnen de haken genoemde termen;

    • e. geldt n=65-x en wordt als de leeftijd van de beroepsmilitair hoger is dan 65 jaar:

      - de factor n|ax vervangen door de factor ax;

      - de factor n|ay|x vervangen door de factor ay|x;

    • f. geldt k=65-y en vervalt als de leeftijd van de partner hoger is dan 65 jaar de term “0,15 * ax|yk * MIN (70.843,34 ; 5/7 * correctiemet + PPnieuw)” .

  • 2 Indien voor een reeds voor de conversiedatum ingegaan ouderdomspensioen van een mannelijke beroepsmilitair met vrouwelijke partner blijkt dat de som van het ouderdomspensioen op de conversiedatum op grond van het pensioenregeling en het in lid 1 vastgestelde correctiebedrag kleiner is dan het ouderdomspensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van de Algemene militaire pensioenwet of de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten, dan wordt het correctiebedrag opnieuw vastgesteld. m wordt zodanig bepaald dat de term

    (mExy:7% * ax+m y+m:4% + 5/7 * ax|y:4% * (1,04/1,07)m + axym7%) * OPoud

    + 0,15 * ax|yk4% * MIN (70.843,34 ; 5/7 * OPoud * (1,04/1,07)m )

    + (OPnieuw + correctiezonder) * ay|x4%

    gelijk is aan de contante waarde van de pensioenaanspraken direct voorafgaande aan de conversiedatum op grond van de Algemene militaire pensioenwet, de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en het Nabestaandenreglement militairen. Als de leeftijd van de partner hoger is dan 65 jaar vervalt “0,15 * ax|yk * MIN (70.843,34 ; 5/7 * correctiemet + PPnieuw)”. Het correctiebedrag is vervolgens gelijk aan

    Opoud * (1,04/1,07)m - OPnieuw , waarin:

    • a. OPoud het ouderdomspensioen is op grond van de Algemene militaire pensioenwet of de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum;

    • b. OPnieuw het ouderdomspensioen is op de conversiedatum op grond van de pensioenregeling.

  • 3 Het correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van vrouwelijke beroepsmilitairen met een mannelijke partner wordt bepaald zodanig dat de term

    correctiemet * (k|ay + 5/7 *ay|x) + (correctiezonder - correctiemet) * k|ax|y

    + 0,15 * ay|xn * MIN(70.843,34 ; 5/7 * correctiemet + PPnieuw)

    gelijk is aan het verschil tussen de contante waarde van de pensioenaanspraken direct voorafgaande aan de conversiedatum op grond van de Algemene militaire pensioenwet, de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en het Nabestaandenreglement militairen enerzijds en de contante waarde van de pensioenaanspraken op de conversiedatum op grond van de pensioenregeling zonder de toeslagen zoals beschreven in de artikelen 7.4, 7.4a, 7.4b, 18c.5 en 18c.6 daarvan en zonder de alleenstaandentoeslag anderzijds. Als de leeftijd van de partner hoger is dan 65 jaar vervalt de term “0,15 * ay|xn * MIN (70.843,34 ; 5/7 * correctiemet + PPnieuw)”.

    Als de leeftijd van de beroepsmilitair hoger is dan 65 jaar:

    • a. wordt de factor k|ay vervangen door de factor ay;

    • b. wordt de factor k|ax|y vervangen door de factor ax|y;

  • 4 Indien voor een reeds voor de conversiedatum ingegaan ouderdomspensioen van een vrouwelijke beroepsmilitair met mannelijke partner blijkt dat de som van het ouderdomspensioen op de conversiedatum op grond van het pensioenregeling en het in lid 3 vastgestelde correctiebedrag kleiner is dan het ouderdomspensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van de Algemene militaire pensioenwet of de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten dan wordt het correctiebedrag opnieuw vastgesteld. m wordt zodanig bepaald dat de term

    (mEyx:7% * ay+m x+m:4% + 5/7 * ay|x:4% * (1,04/1,07)m + ayxm7%) * OPoud

    + 0,15 * ay|xn4% * MIN (70.843,34 ; 5/7 * OPoud * (1,04/1,07)m )

    + (OPnieuw + correctiezonder) * ax|y4%

    gelijk is aan de contante waarde van de pensioenaanspraken direct voorafgaande aan de conversiedatum op grond van de Algemene militaire pensioenwet, de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en het Nabestaandenreglement militairen. Als de leeftijd van de partner hoger is dan 65 jaar vervalt “0,15 * ax|yn * MIN (70.843,34 ; 5/7 * correctiemet + PPnieuw)”. Het correctiebedrag is vervolgens gelijk aan de term

    Opoud * (1,04/1,07)m - OPnieuw

  • 5 De gepensioneerde heeft in het in lid 2 en lid 4 beschreven geval tevens recht op een tijdelijke toeslag ter overbrugging van het verschil tussen het nominale niveau van het ouderdomspensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van de Algemene militaire pensioenwet of de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en het geïndexeerde ouderdomspensioen na de conversiedatum op grond van de pensioenregeling plus het geïndexeerde correctiebedrag zoals beschreven in lid 2 en lid 4.

  • 6 De tijdelijke toeslag zoals beschreven in lid 5 vervalt zodra het ouderdomspensioen op grond van de pensioenregeling plus de toeslag zoals beschreven in lid 2 en lid 4 door indexatie hoger is dan het nominale niveau van het ouderdomspensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van de Algemene militaire pensioenwet of de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten.

  • 7 Het correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van beroepsmilitairen met een partner van hetzelfde geslacht wordt vergelijkbaar aan de in lid 1 tot en met lid 4 beschreven wijze vastgesteld waarbij rekening gehouden wordt met het feit dat beide partners van hetzelfde geslacht zijn. Een beroepsmilitair met een partner van hetzelfde geslacht heeft tevens recht op een tijdelijke toeslag zoals omschreven in lid 5 en lid 6 overeenkomstig het in lid 2 en lid 4 beschreven geval.

Correctiebedrag voor het latente bijzondere partnerpensioen

Artikel 10

  • 1 Het correctiebedrag voor een latent bijzonder partnerpensioen van een nabestaande van 65 jaar of ouder is gelijk aan het verschil tussen het latente bijzondere partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de conversiedatum en het latente bijzondere partnerpensioen op grond van de pensioenregeling op de conversiedatum.

  • 2 Het correctiebedrag voor een latent bijzonder partnerpensioen dat uitsluitend berekend is naar diensttijd na 31 december 1985 is gelijk aan het verschil tussen het latente bijzondere partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de conversiedatum en het latente bijzondere partnerpensioen op grond van de pensioenregeling op de conversiedatum.

  • 3 Het correctiebedrag voor het latente bijzondere partnerpensioen van een vrouwelijke bijzondere partner van een mannelijke beroepsmilitair anders dan in lid 1 en lid 2 wordt bepaald zodanig dat de term correctiebedrag *ax|y gelijk is aan het verschil tussen de contante waarde van het latente bijzondere partnerpensioen direct voorafgaande aan de conversiedatum op grond van het Nabestaandenreglement militairen en de contante waarde van het latente bijzondere partnerpensioen op de conversiedatum op grond van de pensioenregeling.

  • 4 Het correctiebedrag voor het latente bijzondere partnerpensioen van een mannelijke bijzondere partner van een vrouwelijke beroepsmilitair anders dan in lid 1 en lid 2 wordt bepaald zodanig dat de term correctiebedrag *ay|x gelijk is aan het verschil tussen de contante waarde van het latente bijzondere partnerpensioen direct voorafgaande aan de conversiedatum op grond van het Nabestaandenreglement militairen en de contante waarde van het latente bijzondere partnerpensioen op de conversiedatum op grond van de pensioenregeling.

  • 5 Het correctiebedrag voor het latente bijzondere partnerpensioen van een bijzonder partner van een beroepsmilitair van hetzelfde geslacht wordt op vergelijkbare wijze vastgesteld waarbij rekening gehouden wordt met het feit dat beide partners van hetzelfde geslacht zijn.

Correctiebedrag voor het bijzonder ouderdomspensioen

Artikel 11

Het correctiebedrag voor het bijzonder ouderdomspensioen is gelijk aan het verschil tussen het bijzondere ouderdomspensioen direct voorafgaande aan de conversiedatum op grond van de voor de conversiedatum geldende wetgeving en het bijzondere ouderdomspensioen op grond van de pensioenregeling op de conversiedatum.

Correctiebedrag voor het ingegane partnerpensioen

Artikel 12

  • 1 Het correctiebedrag voor een ingegaan partnerpensioen van een nabestaande van 65 jaar of ouder is gelijk aan het verschil tussen het partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de conversiedatum en het partnerpensioen op grond van de pensioenregeling op de conversiedatum.

  • 2 Het correctiebedrag voor een ingegaan partnerpensioen dat uitsluitend berekend is naar diensttijd na 31 december 1985 is gelijk aan het verschil tussen het partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de conversiedatum en het partnerpensioen op de conversiedatum op grond van de pensioenregeling.

  • 3 Het correctiebedrag voor een ingegaan partnerpensioen van een vrouwelijke nabestaande anders dan in lid 1 en lid 2 is zodanig dat de term correctiebedrag * ay gelijk is aan het verschil tussen de contante waarde van het ingegane partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de conversiedatum exclusief de toeslag zoals beschreven in artikel 13, en de contante waarde van het ingegane partnerpensioen op de conversiedatum op grond van de pensioenregeling zonder de toeslagen zoals beschreven in de artikelen 7.4, 7.4a, 7.4b, 18c.5 en 18c.6 van de pensioenregeling.

  • 4 Indien blijkt dat de som van het partnerpensioen op grond van de pensioenregeling op de conversiedatum van een vrouwelijke nabestaande anders dan in lid 1 en lid 2 en het volgens lid 3 vastgestelde correctiebedrag kleiner is dan het partnerpensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van het Nabestaandenreglement militairen dan wordt het correctiebedrag opnieuw vastgesteld. m wordt zodanig bepaald dat de term

    (mEy:7% * ay+m:4% + aym7%) * PPoud

    gelijk is aan de contante waarde van het partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de conversiedatum. Ppoud is het partnerpensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van het Nabestaandenreglement militairen zonder de toeslagen, overeenkomend met die, bedoeld in het derde lid. Indien een m resulteert waarvoor geldt m>k, dan wordt m gelijkgesteld aan k. Het correctiebedrag is vervolgens gelijk aan de term

    7/5 * PPoud * (1,04/1,07)m -/- OPnieuw

  • 5 Het correctiebedrag voor een ingegaan partnerpensioen van een mannelijke nabestaande anders dan in lid 1 en lid 2 is zodanig dat de term correctiebedrag * ax gelijk is aan het verschil tussen de contante waarde van het ingegane partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de conversiedatum exclusief de toeslagen, overeenkomend met die, bedoeld in het derde lid, en de contante waarde van het ingegane partnerpensioen op de conversiedatum op grond van de pensioenregeling, eveneens zonder die toeslagen.

  • 6 Indien blijkt dat de som van het partnerpensioen op grond van de pensioenregeling op de conversiedatum van een mannelijke nabestaande anders dan in lid 1 en lid 2 en het volgens lid 5 vastgestelde correctiebedrag kleiner is dan het partnerpensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van het nabestaandenreglement dan wordt het correctiebedrag opnieuw vastgesteld. m wordt zodanig bepaald dat de term

    (mEx:7% * ax+m:4% + axm7%) * PPoud

    gelijk is aan de contante waarde van het partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de conversiedatum. PPoud is het partnerpensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van het Nabestaandenreglement militairen zonder de toeslagen, overeenkomend met die, bedoeld in het derde lid. Indien een m resulteert waarvoor geldt m>k, dan wordt m gelijkgesteld aan k. Het correctiebedrag is vervolgens gelijk aan de term

    7/5 * PPoud * (1,04/1,07)m -/- OPnieuw

  • 7 De nabestaande heeft in het in lid 4 en lid 6 beschreven geval tevens recht op een tijdelijke toeslag ter overbrugging van het verschil tussen het nominale niveau van het partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement militairen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum en het geïndexeerde partnerpensioen na de conversiedatum op grond van de pensioenregeling plus het geïndexeerde correctiebedrag zoals beschreven in lid 4 en lid 6.

  • 8 De tijdelijke toeslag zoals beschreven in lid 7 vervalt uiterlijk bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd of eerder indien het ouderdomspensioen op grond van de pensioenregeling plus de toeslag zoals beschreven in lid 4 en lid 6 door indexatie hoger is dan het nominale niveau van het ouderdomspensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van het Nabestaandenreglement militairen.

Correctiebedrag voor het ingegaan wezenpensioen

Artikel 13

Het correctiebedrag voor een ingegaan wezenpensioen is gelijk aan het verschil tussen het wezenpensioen direct voorafgaande aan de conversiedatum op grond van het Nabestaandenreglement militairen en het wezenpensioen op de conversiedatum op grond van de pensioenregeling.