Besluit uitvoeringsregels financiering kinderopvang

Geraadpleegd op 02-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2003 en zichtdatum 30-11-2024.
Geldend van 01-07-2001 t/m heden

Besluit uitvoeringsregels financiering kinderopvang

Het Landelijk instituut sociale verzekeringen;

Gelet op artikel 74, van de Werkloosheidswet en artikel 22a, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten,

Besluit:

Artikel 1

Het Landelijk instituut sociale verzekeringen voert terzake de uitvoering van de regeling financiering kinderopvang een beleid als weergegeven in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

  • 1 Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2001.

  • 2 Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 juli 2001, treedt het in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 juli 2001.

Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 23 mei 2001

J.F. Buurmeijer

,

voorzitter

Bijlage

Algemeen

Met ingang van 1 juli 2001 treedt de wet 'Wijziging van de Werkloosheidswet en de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten in verband met de invoering van een regeling inzake de financiering van kinderopvang voor uitkeringsgerechtigden' (hierna: regeling financiering kinderopvang) in werking.

Hiermee krijgt het Lisv de mogelijkheid om voor arbeidsgehandicapten en werkloze uitkeringsgerechtigden op aanvraag een schriftelijke overeenkomst met betrekking tot kinderopvang te sluiten met een rechtspersoon of een natuurlijke persoon.

Voorts kan het Lisv werkgevers, die arbeidsgehandicapte of werkloze werknemers gedurende minimaal zes maanden in dienst nemen, onder bepaalde voorwaarden een tegemoetkoming verstrekken in de kosten voor kinderopvang.

De regeling financiering kinderopvang geldt voor arbeidsgehandicapte werknemers die in aanmerking zijn gebracht voor een voorziening op grond van artikel 22 van de Wet Rea of die werkzaamheden verrichten op een proefplaats. Ook ziet de regeling op werkloze werknemers die deelnemen aan een traject gericht op inschakeling in het arbeidsproces.

Het doel van de regeling financiering kinderopvang is het bevorderen van de uitstroom uit de sociale zekerheidsregelingen. De uitstroom uit de sociale zekerheidsregelingen zou groter kunnen zijn als er sneller kinderopvang beschikbaar is, zodat een uitkeringsgerechtigde (eerder) een reïntegratietraject kan volgen of een baan kan aanvaarden.

De regeling financiering kinderopvang is per kalenderjaar op ten hoogste 4000 werknemers toepasbaar. Dat wil zeggen dat jaarlijks 4000 werknemers in aanmerking kunnen komen voor toekenning van de onderhavige regeling. Het is dus mogelijk dat het daadwerkelijk aantal toepassingen in enig kalenderjaar het aantal van 4000 overtreft.

Om te bewerkstelligen dat de uitvoeringsinstellingen de regeling financiering kinderopvang op eenduidige en efficiënte wijze uitvoeren, wordt het volgende beleid gevoerd.

Invulling begrip 'traject gericht op inschakeling in het arbeidsproces' (artikel 74, eerste lid, WW) en financiering kinderopvang arbeidsgehandicapten (artikel 22a, eerste lid, Wet Rea).

Beleid

Onder een 'traject gericht op de inschakeling in het arbeidsproces', als bedoeld in artikel 74, eerste lid, WW, wordt verstaan:

  • een scholing of opleiding van ten minste 8 uren per kalenderweek die ten minste 3 maanden duurt;

  • een proefplaatsing die voldoet aan de vereisten als omschreven in het 'Tijdelijk besluit proefplaatsing WW' en dus ten minste 12 uur per kalenderweek omvat. Daarbij komt dat de proefplaats gedurende de maximale termijn van 3 maanden moet zijn overeengekomen.

Voor financiering van kinderopvang op grond van artikel 22a, eerste lid, Wet Rea, komt de arbeidsgehandicapte in aanmerking die:

  • een scholing of opleiding volgt als genoemd in artikel 22, tweede lid, onderdeel a Wet Rea van ten minste 8 uur per kalenderweek die ten minste 3 maanden duurt.

  • op een proefplaats werkzaam is op grond van artikel 23, eerste lid, onderdeel a Rea. De proefplaats omvat ten minste 12 uur per kalenderweek en heeft een looptijd van ten minste 3 maanden (en maximaal 6 maanden).

Toelichting

Uit de Memorie van Toelichting behorend bij de regeling financiering kinderopvang blijkt dat het Lisv geacht wordt bij elke aanvraag een afweging te maken of het financieren van kinderopvang de kans vergroot dat een uitkering wordt bespaard. Het betreft hier dus een afweging op basis van de individuele omstandigheden.

Gesteld kan worden dat elke werkloze werknemer of arbeidsgehandicapte die een traject aanvangt gericht op inschakeling in het arbeidsproces, daarmee de kans vergroot dat in de toekomst een (deel van zijn) WW- of arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt bespaard. Op voorhand is echter moeilijk aan te geven hoe de reïntegratiekans van de ene werkloze/arbeidsgehandicapte zich verhoudt ten opzichte van de andere werkloze/arbeidsgehandicapte. Daarbij komt dat deze kans afhankelijk is van diverse factoren die enerzijds in de persoon gelegen zijn, en anderzijds buiten de persoon, zoals de (sectorale) arbeidsmarktsituatie. Het betreft hier over het algemeen dus een subjectieve inschatting van de kans op werkhervatting voor de werkloze of arbeidsgehandicapte na afronding van het gevolgde traject.

Het Lisv heeft derhalve gemeend een aantal objectieve criteria vast te stellen aan de hand waarvan de kans op besparing van een uitkering door het volgen van een traject c.q. het verstrekken van een voorziening vergroot wordt.

Bij de vaststelling van deze objectieve criteria is rekening gehouden met het gegeven dat het contracteren van kinderopvang de nodige tijd vergt. Voorts is rekening gehouden met de omstandigheid dat er in de regel een gering animo bestaat bij kinderopvanginstellingen om kortdurende overeenkomsten van minder dan drie maanden en voor minder dan 2 dagdelen per week aan te gaan. Zeker in de huidige situatie, waarbij de vraag naar kindplekken het aanbod daarvan in het algemeen overtreft.

Afbakening toepassing artikel 22a, tweede lid, onder a en b, Wet Rea

Beleid

De werkgever, die een arbeidsgehandicapte werknemer in dienst neemt die valt onder de doelgroep van artikel 22a, tweede lid, onderdeel a, Wet Rea, komt niet in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van deze wet.

Toelichting

Denkbaar is, dat een werkgever, die een arbeidsgehandicapte werknemer in dienst neemt waarvoor eerder een overeenkomst voor kinderopvang was gesloten, tijdens de scholing of proefplaatsing (op grond van het eerste lid van artikel 22a, Wet Rea) niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, omdat niet wordt voldaan aan de (wettelijke) bepalingen.

Hierbij valt met name te denken aan de situatie dat de werknemer niet binnen zes maanden na beëindiging van de overeenkomst voor kinderopvang (op grond van het eerste lid van artikel 22a) werkzaamheden voor de werkgever gaat verrichten, maar pas daarna.

De werkgever zou dan (vervolgens) een beroep kunnen doen op artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet Rea. In de regel zal namelijk wel aan die bepalingen worden voldaan omdat deze minder streng zijn.

Het gebruik maken van de toepassing van onderdeel b van artikel 22a, tweede lid, Wet Rea, omdat niet voldaan wordt aan de bepalingen van onderdeel a van het tweede lid van artikel 22a, wordt onwenselijk geacht.

Reden hiervoor is dat de uitbreiding van het oorspronkelijke wetsvoorstel met artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet Rea, bedoeld is om een andere doelgroep arbeidsgehandicapten te ondersteunen dan die ondersteund wordt met onderdeel a, van artikel 22a, tweede lid. Dit blijkt uit de toelichting op het amendement van het Tweede Kamerlid Harrewijn (TK, vergaderjaar 2000-2001, 27 269, nr. 7).

Het is dus aangewezen om het onderscheid tussen beide doelgroepen helder te houden.

Met de onderhavige beleidsregel wordt dit bereikt.

Schriftelijke aanvraag door werkgever en werknemer

Beleid

De werkgever of de werkloze of arbeidsgehandicapte werknemer die in aanmerking wenst te komen voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang dient hiervoor schriftelijk een aanvraag in middels een door het Lisv (de uvi) ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

Toelichting

In artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een aanvraag om een beslissing in beginsel schriftelijk wordt ingediend, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is geregeld. In het wetsvoorstel is terzake echter niets geregeld. Dit betekent dat de aanvraag voor vergoeding kinderopvang conform de hoofdregel van de Awb schriftelijk moet worden ingediend.

De uvi heeft na het indienen van een aanvraag gedurende acht weken de tijd om een beslissing te nemen. Het is dus van belang dat bij de ontvangst van de aanvraag zoveel informatie door de werkgever en werknemer is bijgevoegd dat de uvi in de regel direct over kan gaan tot het nemen van de beslissing.

Om te waarborgen dat alle relevante informatie zo snel als mogelijk door de uvi wordt ontvangen is bepaald dat de werkgever of werknemer de tegemoetkoming schriftelijk aanvraagt middels een door het Lisv (de uvi) ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

Tot slot

Het Lisv heeft - op grond van artikel 39, zesde lid, Wet Rea - de bevoegdheid om regels te stellen omtrent de termijn waarbinnen een aanvraag in verband met de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang moet zijn ingediend.

In verband met de uitvoering van de onderhavige regeling ten behoeve van werkgevers heeft het Lisv gemeend hiervan gebruik te moeten maken. De 'Regeling aanvraagtermijnen Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten' zal ter zake worden aangepast.

Het stellen van een aanvraagtermijn voor de werknemer wordt niet noodzakelijk geacht.