Keuzeherziening

[Regeling vervallen per 27-10-2010.]
Geraadpleegd op 02-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2006.
Geldend van 23-05-2001 t/m 26-10-2010

Keuzeherziening

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Inleiding

[Regeling vervallen per 27-10-2010]

In verband met de inwerkingtreding van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet ondernemerspakket 2001 hebben mij vragen bereikt omtrent het onderwerp keuzeherziening.

1. Inwerkingtreding Wet inkomstenbelasting 2001 bijzondere omstandigheid?

[Regeling vervallen per 27-10-2010]

Vraag: Rechtvaardigt de inwerkingtreding van de Wet inkomstenbelasting 2001 een herziening van een eerder gemaakte keuze voor ondernemings- of privé-vermogen?

Antwoord: Een herziening van de keuze om een vermogensbestanddeel als ondernemings- of privé-vermogen te etiketteren, is slechts onder bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd. Volgens de jurisprudentie is van zodanige omstandigheden bij een wetswijziging sprake als de belastingplichtige aannemelijk maakt dat hij de oorspronkelijke keuze niet zou hebben gemaakt als de desbetreffende nieuwe wet al ten tijde van de oorspronkelijke keuze zou hebben gegolden. Een keuzeherziening is alleen mogelijk als het vermogensbestanddeel behoort tot het keuzevermogen. Heretikettering van verplicht ondernemings- of verplicht privé-vermogen is niet mogelijk.

Het voorgaande betekent dat elke belastingplichtige voor zijn situatie aannemelijk moet maken dat hij een andere keuze zou hebben gemaakt als de Wet inkomstenbelasting 2001 destijds al zou hebben gegolden. Deze individuele bewijslast acht ik bij de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 om redenen van praktische aard niet wenselijk.

Goedkeuring: Ik keur goed dat de inwerkingtreding van de Wet inkomstenbelasting 2001 een bijzondere omstandigheid vormt die keuzeherziening rechtvaardigt van een vermogensbestanddeel dat tot het keuzevermogen behoort. Belastingplichtige hoeft dus niet aannemelijk te maken dat hij destijds een andere keuze zou hebben gemaakt als de Wet inkomstenbelasting 2001 toen al zou hebben gegolden. De keuzeherziening dient plaats te vinden op 1 januari 2001, ongeacht of sprake is van een gebroken boekjaar. Dat is immers het tijdstip waarop de bijzondere omstandigheid – de inwerkingtreding van de Wet inkomstenbelasting 2001 – zich voordoet.

Ter zake van de keuzeherziening wordt het resultaat belast volgens het regime en de tarieven van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Wordt het vermogensbestanddeel overgebracht naar het privé-vermogen, dan zal het met ingang van het kalenderjaar 2001 doorgaans deel gaan uitmaken van de grondslag van box 3, behoudens de eigen woning, die in box 1 onder het regime van afdeling 3.6 komt te vallen.

Wordt een vermogensbestanddeel overgebracht naar het ondernemingsvermogen, dan geschiedt dit naar de waarde in het economische verkeer bij het begin van het kalenderjaar 2001, en ontstaat een evenwichtig resultaat als dit vermogensbestanddeel geacht wordt geen deel te hebben uitgemaakt van de grondslag van box 3.

2. Goedkeuring ook voor heretikettering in de sfeer van de landbouw vanwege wijziging landbouwvrijstelling per 27 juni 2000 in de Wet ondernemerspakket 2001?

[Regeling vervallen per 27-10-2010]

Vraag: Geldt de hiervoor gegeven goedkeuring ook voor een keuzeherziening in de sfeer van de landbouw, met name bij de etikettering van de ondergrond van de agrarische bedrijfswoning?

Antwoord: Mij hebben signalen bereikt dat in de sfeer van de landbouw massaal tot heretikettering van – met name – de ondergrond van de agrarische bedrijfswoning en/of die woning zelf wordt overgegaan. Belastingplichtigen en hun adviseurs nemen daarbij de stelling in dat dit mogelijk zou zijn voorafgaand aan 27 juni 2000.

Door de inwerkingtreding van de Wet ondernemerspakket 2001 is de landbouwvrijstelling gewijzigd. Met die wijziging is in verband met gesignaleerd onbedoeld gebruik van de vrijstelling, beoogd deze vrijstelling in overeenstemming te brengen met de oorspronkelijke doelstelling. Deze wijziging treedt in werking op 27 juni 2000, onder meer om aankondigingseffecten van de wijziging tegen te gaan.

Goedkeuring: De hiervoor gegeven goedkeuring geldt ook in de sfeer van de landbouw. In lijn met de inwerkingtreding de wijziging van de landbouwvrijstelling, dient keuzeherziening plaats te vinden op 27 juni 2000 of – overeenkomstig de hiervoor gegeven goedkeuring – op 1 januari 2001, dus onder het nieuwe regime van de landbouwvrijstelling. Zou dit anders zijn, dan zouden doel en strekking van de wijziging van de landbouwvrijstelling worden miskend.

3. Compartimentering in de sfeer van de landbouw?

[Regeling vervallen per 27-10-2010]

Vraag: Is bij overbrenging naar het privé-vermogen compartimentering van de winst op de ondergrond van de agrarische bedrijfswoning mogelijk in een onbelast deel dat vóór 27 juni 2000 is opgekomen en een belast deel dat na die datum is opgekomen?

Antwoord: Nee. Tijdens de parlementaire behandeling van de wijziging van de landbouwvrijstelling heb ik aangegeven dat compartimentering in een onbelast deel dat vóór 27 juni 2000 is opgekomen en een belast deel dat na die datum is opgekomen, niet mogelijk is (Nota naar aanleiding van het Verslag, Wet ondernemerspakket 2001, Kamerstukken II 2000/2001, 27 209, nr. 6, blz. 67.). Met de wetswijziging is de wettekst in overeenstemming gebracht met doel en strekking van de landbouwvrijstelling: agrarische waardestijgingen zijn onbelast, niet-agrarische waardestijgingen zijn belast. Compartimentering is in strijd met doel en strekking van de wetswijziging.

4. Kan keuze ondergrond agrarische bedrijfswoning los van de woning worden herzien?

[Regeling vervallen per 27-10-2010]

Vraag: Moet keuzeherziening van de ondergrond van de agrarische bedrijfswoning gepaard gaan met heretikettering van de bedrijfswoning zelf?

Antwoord: Als de ondergrond van de woning en de woning gezamenlijk zijn aangekocht, vormen zij volgens de jurisprudentie één bedrijfsmiddel dat tot het keuzevermogen behoort. Dit bedrijfsmiddel kan slechts in zijn geheel naar het privé-vermogen worden overgebracht per 27 juni 2000. De winst behaald ter zake van de onttrekking van de ondergrond per 27 juni 2000 valt onder het regime van de gewijzigde landbouwvrijstelling. Bij duurzame zelfbewoning, kan de woning met bijbehorende ondergrond naar het privé-vermogen worden overgebracht tegen de waarde in bewoonde staat.

Als de grond reeds in bezit en gebruik was bij de agrariër en de woning pas later is gebouwd, is het mogelijk dat hij de woning tot het privé-vermogen heeft gerekend en de ondergrond tot het bedrijfsvermogen is blijven rekenen. In dat geval kan hij nu alleen de ondergrond overbrengen naar het privé-vermogen; de woning behoort immers al daartoe.

Is de woning bij de bouw tot het ondernemingsvermogen gerekend dan vormt deze samen met de ondergrond één bedrijfsmiddel. Bij heretikettering moeten zowel de woning als de ondergrond naar het privé-vermogen worden overgebracht. De wijziging van de landbouwvrijstelling wordt zoals eerder aangegeven als een bijzondere omstandigheid aangemerkt.

5. Invloed zelfbewoning

[Regeling vervallen per 27-10-2010]

Vraag: Tegen welke waarde vindt onttrekking van de bewoonde bedrijfswoning plaats?

Antwoord: Onttrekking van de bedrijfswoning vindt bij duurzame zelfbewoning plaats voor de waarde in het economische verkeer, met inachtneming van die bewoning. Ik verwijs op dit punt naar de jurisprudentie van de Hoge Raad (Hoge Raad, 14 juni 2000, nr. 35 550, BNB2000/270*; waarbij de Hoge Raad een uitspraak bevestigt waarin het gerechtshof was uitgegaan van de waarde in verhuurde staat plus een toeslag).

Overigens merk ik op dat uit deze jurisprudentie volgt dat een vrijwillige overbrenging naar het privé-vermogen op één lijn is te stellen met de situatie van een verhuurder die de huurder in de gelegenheid stelt de door hem (huurder) bewoonde woning te kopen, waarbij evenwel geen plicht tot verkoop bestaat.