-
a. het in de artikelen 13a, 58a en 138a, telkens tweede lid, genoemde bedrag: f 8.279,69
(€ 3.757,16);
-
b. het in de artikelen 27a, vierde lid, 27b, derde lid, 73, vierde lid, 73a, derde lid,
150a, vierde lid, en 150b, derde lid genoemde bedrag: f 72.309,80 (€ 32.812,76);
-
c. de bedragen van de artikelen 93 en 94 van de wet, zoals die artikelen luidden op 31 december 1985:
artikel 93, eerste, tweede en derde lid: f 183.192,- (€ 83.128,91)
artikel 94, onder a:
f 183.192,- (€ 83.128,91)
f 130.853,- (€ 59.378,50)
artikel 94, onder b:
f 183.192,- (€ 83.128,91)
f 26.171,- (€ 11.875,88)
f 52.337,- (€ 23.749,50);
-
d. het in artikel 156, tweede lid, van de wet genoemde bedrag: f 32.094,- (€ 14.563,62);