Toerekenen van aandelen aan vaste inrichting (VI houdsterstructuur)

[Regeling vervallen per 28-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 28-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002.
Geldend van 13-06-2001 t/m 31-12-2006

Toerekenen van aandelen aan vaste inrichting (VI houdsterstructuur)

De Directeur-Generaal Belastingdienst geeft namens de Staatssecretaris van Financiën kennis van het volgende.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 28-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007]

Aan de Belastingdienst is de vraag voorgelegd of een buitenlands lichaam van een internationaal concern met een vaste inrichting in Nederland waarin het Europese hoofdkantoor van het concern wordt uitgeoefend aandelen in een Nederlandse houdstermaatschappij van Europese deelnemingen kan toerekenen aan deze vaste inrichting. Indien de deelnemingsvrijstelling van toepassing is bij de vaste inrichting ten aanzien van de Nederlandse houdstermaatschappij, is geen dividendbelasting verschuldigd. Dit geldt zowel voor de dividenduitkering vanuit de Nederlandse houdstermaatschappij naar de vaste inrichting als de vanuit de vaste inrichting naar het buitenlandse hoofdhuis overgemaakte ingehouden winsten. Zekerheid vooraf over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling dient separaat te worden beoordeeld. Hierna geef ik de kaders weer waarbinnen voor een dergelijk hoofdkantoor zekerheid vooraf wordt gegeven over de vraag of aandelen van een Nederlandse houdstermaatschappij kunnen worden toegerekend aan een vaste inrichting in Nederland.

2. Geen zekerheid vooraf ingeval opzetten structuur is gericht op het ontwijken van de bestaande dividendbelastingclaim

[Regeling vervallen per 28-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007]

Zekerheid vooraf wordt niet verleend indien het opzetten van de structuur erop is gericht de bestaande dividendbelastingclaim op winstreserves bij de Nederlandse houdstermaatschappij buiten het bereik van de dividendbelasting te brengen. Belastingplichtige dient aannemelijk te maken dat de opzet van de structuur daarop niet gericht is. Als belastingplichtige aannemelijk kan maken dat overwegend zakelijke overwegingen aan de opzet van de structuur ten grondslag liggen zal de opzet van de structuur veelal niet gericht zijn op ontgaan van de bestaande dividendbelastingclaim. Indien hoofdkantooractiviteiten vanuit de Nederlandse houdstermaatschappij worden overgebracht naar de vaste inrichting in Nederland is naar mijn mening in ieder geval sprake van gericht zijn op het ontwijken van de bestaande dividendbelastingclaim.

3. Voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de toerekening van aandelen van een Nederlandse houdstermaatschappij aan een vaste inrichting in Nederland

[Regeling vervallen per 28-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007]

Het verkrijgen van zekerheid vooraf over de toerekening van aandelen van een Nederlandse houdstermaatschappij aan een vaste inrichting in Nederland zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld. Bij die beoordeling is ondermeer van belang hoe de handelings- en beslissingsbevoegdheid tussen hoofdhuis en vaste inrichting enerzijds en vaste inrichting en Nederlandse houdstermaatschappij anderzijds is verdeeld. In ieder geval dient aan de onderstaande voorwaarden te zijn voldaan.

Wellicht ten overvloede merk ik op dat slechts sprake kan zijn van een vaste inrichting van het naar buitenlands recht opgerichte lichaam in Nederland als de woonplaats van het betreffende lichaam op basis van het van toepassing zijnde verdrag ter voorkoming van dubbele belasting niet in Nederland is gelegen. In belastingverdragen wordt voor de bepaling van de woonplaats veelal aangesloten bij de plaats waar de feitelijke leiding plaatsvindt. Het lichaam zal over het algemeen niet feitelijk vanuit Nederland worden geleid indien de concernleiding of de leiding van de concerndivisie plaatsvindt vanuit het betreffende lichaam en gesitueerd is in het buitenland.

Voorwaarden

[Regeling vervallen per 28-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007]

1. Het buitenlandse lichaam drijft een materiële onderneming in Nederland door middel van een vaste inrichting overeenkomstig het van toepassing zijnde verdrag ter voorkoming van dubbele belasting.

2. Er bestaat een directe samenhang tussen de bedrijfsuitoefening van de vaste inrichting en de bedrijfsactiviteit van het lichaam (Nederlandse houdstermaatschappij) waarvan de aandelen aan de vaste inrichting worden toegerekend. Deze samenhang is bijvoorbeeld aanwezig indien de tussenhoudster valt te kwalificeren als een Europese houdstermaatschappij en de vaste inrichting is te kwalificeren als het daarbij behorende Europese hoofdkantoor.

3. De activiteiten van de door de Nederlandse houdstermaatschappij gehouden deelneming(en) dienen een directe samenhang te hebben met de bedrijfsuitoefening van de vaste inrichting. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als de vaste inrichting als (Europees) hoofdkantoor fungeert ten aanzien van de desbetreffende deelneming(en).

4. De vaste inrichting beslist zelfstandig ten aanzien van:

  • haar eigen werkzaamheden;

  • alle werkzaamheden die samenhangen met of voortvloeien uit het verwerven, houden en vervreemden van de deelneming in de Nederlandse houdstermaatschappij, en

  • de uit haar eigen werkzaamheden voortvloeiende werkzaamheden ten aanzien van de door de Nederlandse houdstermaatschappij gehouden deelnemingen.

5. De werkzaamheden van de vaste inrichting worden uitgevoerd door ter zake gekwalificeerd personeel. Dit personeel verricht de werkzaamheden in en vanuit Nederland.

6. Alle activa en passiva van het buitenlandse lichaam met een vaste inrichting in Nederland die samenhangen met de Nederlandse activiteiten (waaronder de activiteiten van de Nederlandse houdstermaatschappij en de door de Nederlandse houdstermaatschappij gehouden deelnemingen) worden door het buitenlandse lichaam tot het vaste inrichtingsvermogen gerekend. Hiertoe behoort in ieder geval de lening ter verwerving van de deelneming. Denkbaar is dat binnen de hier beschreven groep/divisie (van ondernemingen) een financieringsmaatschappij opereert ten behoeve van de door de houdstermaatschappij gehouden deelnemingen. In dat geval dienen de aandelen van de financieringsmaatschappij aan de vaste inrichting te worden toegerekend.

7. De Nederlandse houdstermaatschappij beslist zelfstandig – op basis van de eigen verantwoordelijkheid en binnen het kader van normale concernbemoeienis – over aangelegenheden die samenhangen met of voortvloeien uit het verwerven, houden en vervreemden van de deelnemingen en draagt zorg voor een goede afhandeling van de afgesloten transacties. De Nederlandse houdstermaatschappij beschikt over ter zake gekwalificeerd personeel.

4. Bindend advies door APA-/ATR-team

[Regeling vervallen per 28-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007]

Gezien de nauwe samenhang met het antwoord op de vraag of er sprake is van een vaste inrichting van het buitenlandse lichaam in Nederland dienen verzoeken om zekerheid vooraf overeenkomstig het besluit van 30 maart 2001, IFZ2001/293M, te worden behandeld. Dit betekent onder andere dat verzoeken om zekerheid vooraf door de competente inspecteur voor een bindend advies dienen te worden voorgelegd aan het APA-/ATR-team van de Belastingdienst/Grote ondernemingen te Rotterdam.