Besluit kostenverhaal energie

Geraadpleegd op 29-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2003 en zichtdatum 28-12-2024.
Geldend van 16-11-2001 t/m 15-07-2003

Besluit van 27 juni 2001, houdende regels met betrekking tot de in rekening te brengen kosten ter zake van de uitvoering van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (Besluit kostenverhaal energie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 15 december 2000, nr. WJZ 00079040;

Gelet op de artikelen 85 van de Elektriciteitswet 1998 en 64 van de Gaswet;

De Raad van State gehoord (advies van 25 januari 2001, nr. W10.00.0620/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 20 juni 2001, nr. WJZ 01031748;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder dienst: de Dienst uitvoering en toezicht energie, bedoeld in artikel 5 van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 2

De bedragen die verschuldigd zijn op grond van artikel 85, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 64, eerste lid, van de Gaswet worden zodanig berekend dat daarmee de kosten die zijn verbonden aan de desbetreffende werkzaamheden, worden gedekt.

Artikel 3

  • 2 De bedragen die netbeheerders, gastransportbedrijven en vergunninghouders verschuldigd zijn op grond van de artikelen 85, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 64, tweede lid, van de Gaswet, bestaan uit een vast bedrag, vermeerderd met een bedrag dat jaarlijks wordt vastgesteld naar rato van het aantal aanwezige aansluitingen op het door een netbeheerder beheerde net, naar rato van het aantal aansluitingen op het door een gastransportbedrijf beheerde gastransportnet, onderscheidenlijk naar rato van het aantal beschermde afnemers waaraan een vergunninghouder elektriciteit of gas levert.

  • 3 Het vaste bedrag, bedoeld in het tweede lid, kan verschillen voor de verschillende netbeheerders, gastransportbedrijven en vergunninghouders.

Artikel 4

  • 1 Onze Minister stelt voor 1 september van ieder jaar de bedragen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, vast op basis van de vastgestelde begroting van het Ministerie van Economische Zaken voor dat jaar.

  • 2 Het besluit, bedoeld in het eerste lid, treedt in werking op een door Onze Minister te bepalen datum met terugwerkende kracht tot 1 januari van het jaar waarin het is vastgesteld en geldt tot en met 31 december van dat jaar.

  • 3 De directeur van de dienst zendt binnen zeven weken na inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de bedragen aan degene die een bedrag als bedoeld in de artikelen 2 en 3 verschuldigd is, een rekening waarin hij aangeeft hoeveel deze verschuldigd is.

  • 4 De bedragen worden binnen vier weken na ontvangst van de rekening, bedoeld in het derde lid, betaald aan het Ministerie van Economische Zaken. De directeur van de dienst int de bedragen.

Artikel 5

  • 1 Indien een ingevolge de artikelen 2 tot en met 4 verschuldigd bedrag door een netbeheerder, vergunninghouder of houder van een ontheffing als bedoeld in de Elektriciteitswet 1998 niet is betaald binnen de termijn, bedoeld in artikel 4, vierde lid, wordt het desbetreffende bedrag vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop die termijn is verstreken.

  • 2 Indien niet is betaald binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt degene die het bedrag verschuldigd is, schriftelijk aangemaand binnen een termijn van twee weken alsnog het bedrag, verhoogd met de wettelijke rente en de kosten van de aanmaning, te betalen.

Artikel 6

  • 1 Jaarlijks voor 1 mei publiceert de directeur van de dienst met betrekking tot het afgelopen jaar een staat van de werkelijke kosten die voor de dienst zijn verbonden aan de uitoefening van haar taken op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en van de bedragen die ingevolge dit besluit in rekening zijn gebracht.

Artikel 7

Het verschil tussen 60% van de kosten die voor de dienst in een jaar zijn verbonden aan de uitoefening van haar taken op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en de ontvangsten die voortvloeien uit de bedragen die in dat jaar in rekening zijn gebracht, wordt verrekend met de in het daarop volgende jaar in rekening te brengen bedragen, nadat en voor zover Onze Minister daaraan instemming heeft verleend.

Artikel 8

In afwijking van artikel 4, eerste lid, stelt Onze Minister onverwijld na inwerkingtreding van dit besluit overeenkomstig artikel 2 de bedragen vast voor het in 2001 verlenen van instemming met een aanwijzing als netbeheerder op grond van artikel 4 van de Gaswet, voor het in 2001 aanwijzen van een netbeheerder door de Minister van Economische Zaken op grond van artikel 5 van de Gaswet, en voor het in 2001 verlenen van een leveringsvergunning op grond van artikel 22 van de Gaswet.

Artikel 9

  • 1 Het Besluit kostenverhaal Elektriciteitswet 1998 wordt ingetrokken.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 27 juni 2001

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de negentiende juli 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals