Verordening PT algemene heffing handel groenten en fruit 2002

[Regeling materieel uitgewerkt per 15-02-2003.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-04-2003 en zichtdatum 19-04-2003.
Geldend van 19-04-2003 t/m heden

Verordening van het Productschap Tuinbouw van 3 juli 2001, houdende de vaststelling van een algemene heffing op de handel in groenten en fruit voor het jaar 2002 (Verordening PT algemene heffing handel groenten en fruit 2002)

Het bestuur van het Productschap Tuinbouw,

Op voorstel van de Sectorcommissie voor groenten en fruit;

Gelet op artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 14, 15 en 19 van de Instellingsverordening Productschap Tuinbouw 1998;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen worden overgenomen de begripsbepalingen van de artikelen 1 en 2 van de Instellingsverordening Productschap Tuinbouw 1998.

  • 2 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. de voorzitter: de voorzitter van het Productschap Tuinbouw;

    • b. het bestuur: het bestuur van het Productschap Tuinbouw;

    • c. handel: het aankopen en verkopen van producten aan anderen dan consumenten voor hun persoonlijke behoeften;

    • d. bewerken: alle handelingen waarbij van groenten en fruit gebruiksklare artikelen worden gemaakt, zoals schonen, schillen, schrappen, snijden, mengen, wassen en centrifugeren;

    • e. de ondernemer: de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft waarin de handel wordt uitgeoefend in de verse of bewerkte producten:

      • 1°. fruit, met uitzondering van slaggrondnoten en kopra;

      • 2°. groenten, met uitzondering van zaden van groenten;

    • f. aankoopwaarde handel: het bedrag van de door de ondernemer gedurende een kalenderjaar aangekochte producten;

    • g. heffingsplichtige: de ondernemer die ingevolge deze verordening heffing verschuldigd is;

    • h. afzetorganisatie: de natuurlijke of rechtspersoon die in opdracht van of ten behoeve van telers de door hen geteelde producten verkoopt;

    • i. uien: alle uien met uitzondering van zilveruien.

  • 3 Met de ondernemer bedoeld in het tweede lid onder e, wordt gelijk gesteld de natuurlijke of rechtspersoon die groenten en fruit van telers of van buitenlandse handelaren aankoopt en deze zonder tussenkomst van andere handelaren verkoopt aan consumenten. Voor de aankoopwaarde handel wordt in dat geval uitsluitend in aanmerking genomen hetgeen van telers of buitenlandse handelaren op deze wijze is aangekocht.

  • 4 Met de ondernemer bedoeld in het tweede lid onder e, wordt ook gelijkgesteld de telersvereniging of afzetorganisatie die producten van telers aankoopt en deze vervolgens verkoopt aan anderen dan consumenten voor hun persoonlijke behoeften.

Artikel 2

  • 1 De ondernemer is jaarlijks aan het Productschap Tuinbouw een heffing verschuldigd ten behoeve van de algemene kosten van het Productschap Tuinbouw.

  • 2 De heffing, bedoeld in het eerste lid wordt opgelegd door de voorzitter, met inachtneming van de volgende artikelen.

Artikel 3

  • 1 De heffing die de ondernemer is verschuldigd, wordt opgelegd naar de grondslag aankoopwaarde handel van het jaar waarover de heffing verschuldigd is.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de heffing voor de handel in uien opgelegd over het aantal aangekochte netto kilogrammen.

  • 3 De heffing, bedoeld in het eerste lid wordt uitgedrukt in een percentage van de aankoopwaarde en bedraagt ten hoogste 0,06%.

  • 4 De heffing, bedoeld in het tweede lid wordt uitgedrukt in centen per aantal gekochte kilogrammen en bedraagt ten hoogste € 4,53 per 100 ton.

  • 5 De hoogte van de heffing, bedoeld in het derde en vierde lid wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld, waarbij voor verschillende hoogten van de aankoopwaarde, onderscheidenlijk aantal aangekochte kilogrammen, verschillende percentages, respectievelijk bedragen, kunnen worden vastgesteld.

Artikel 4

Indien de heffingsplichtige de gegevens die hem krachtens de Verordening PT Algemene bepalingen ten behoeve van de onderhavige verordening zijn gevraagd, niet, niet tijdig of niet volledig verstrekt, wordt de heffing berekend over de dan door de voorzitter te ramen omvang van de grondslag die op de heffingsplichtige ingevolge deze verordening van toepassing is, in welk geval de heffing met € 40 wordt verhoogd in verband met administratiekosten.

Artikel 5

  • 1 De oplegging van de krachtens deze verordening verschuldigde heffing vindt plaats na afloop van het jaar waarover de heffing verschuldigd is en geschiedt door de voorzitter middels toezending of uitreiking aan de heffingsplichtige van een heffingsnota.

  • 2 Iedere heffingsnota is gedagtekend en bevat:

    • a. naam en adres van de heffingsplichtige;

    • b. een specificatie of toelichting omtrent de wijze waarop de heffing is berekend;

    • c. het totaal van de heffing.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de voorzitter de heffingsplichtige een voorlopige heffing opleggen tot het bedrag waarop de heffing vermoedelijk zal worden vastgesteld. De voorlopige heffing wordt verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

  • 4 De heffingsplichtige kan bij wijze van voorschot de heffing in geval van transacties via een afzetorganisatie in gedeelten voldoen. In dat geval houdt de afzetorganisaties per transactie in het door het bestuur vastgestelde percentage of vastgesteld tarief, bedoeld in artikel 3, vijfde lid.

  • 5 Voorschotten als bedoeld in het vierde lid worden verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

Artikel 6

De voorzitter kan, indien hem uit te zijner beschikking gekomen gegevens blijkt dat de verstrekking van de gegevens of een raming als bedoeld in artikel 4, niet in overeenstemming blijkt met de werkelijkheid, een opgelegde heffing aan de hand van deze gegevens herzien en opnieuw opleggen.

Artikel 7

  • 1 Betaling geschiedt binnen 30 dagen na dagtekening van de heffingsnota.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de nota terstond invorderbaar:

    • a. zodra het faillissement van de heffingsplichtige is aangevraagd;

    • b. zodra de ondernemer het drijven van de onderneming beëindigt of van het voornemen daartoe blijkt;

    • c. zodra de ondernemer zich metterwoon in het buitenland heeft gevestigd of van het voornemen daartoe blijkt.

Artikel 8

Aan de heffingsplichtige, die niet of niet geheel binnen de bedoelde termijn heeft betaald, kunnen de daaruit voortvloeiende extra kosten van maximaal € 22,50 in rekening worden gebracht, alsmede de wettelijke interest over het niet betaalde bedrag, te berekenen vanaf de dag waarop de betaling diende te zijn verricht ingevolge de aanmaning bedoeld in artikel 127, tweede lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikel 9

  • 1 Het bestuur van het Productschap Tuinbouw is belast met de uitvoering van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en is in verband daarmee bevoegd omtrent de bij of krachtens deze verordening geregelde onderwerpen nadere uitvoeringsvoorschriften te geven.

  • 2 Het bestuur van het Productschap Tuinbouw is bevoegd van het bij of krachtens deze verordening bepaalde gehele of gedeeltelijke ontheffing te verlenen en aan zodanige ontheffing voorschriften te verbinden, bij welker niet, niet tijdige of niet behoorlijke nakoming de desbetreffende ontheffing geacht wordt niet te zijn verleend.

Artikel 10

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening PT algemene heffing handel groenten en fruit 2002.

  • 2 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

  • 3 Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2001 treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2002.

Zoetermeer, 3 juli 2001

J. van der Veen

voorzitter

C. Kuijvenhoven

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 20 september 2001.