Rijkswet van 5 juli 2001, houdende goedkeuring van het op 17 juli 1998 totstandgekomen
Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 17 juli 1998 totstandgekomen Statuut
van Rome inzake het Internationaal Strafhof ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan
worden gebonden en voorts dat voorzover het Statuut bepalingen bevat die afwijken
van de Grondwet, in het bijzonder artikel 42 en 71, goedkeuring overeenkomstig artikel 91, derde lid, van de Grondwet dient te geschieden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen
zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: