Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 26 februari 2001, 5082413/01/6,
gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;
Gelet op de artikelen 3, tweede lid, 7, vijfde lid, 8, derde lid, 20, tweede lid, 21, tweede lid, 30, vijfde lid, 31, vijfde lid, 37, tweede lid, 46, vierde lid, 47, vijfde lid, 52, vijfde lid, 63, tweede lid , 66, vierde lid, 70, tweede lid, en 72, vierde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, de artikelen 66, tweede lid, 67, eerste lid en 68 van de Wet op de jeugdhulpverlening, artikel 77ff, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, artikel 15 van de Gratiewet, artikel 19b, vierde lid, van de Ziektewet, de artikelen 19a, vijfde lid, en 47b, vierde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de artikelen 7b, vijfde lid, en 21b, vierde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de artikelen 6b, vijfde lid, en 20a, vierde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 19, achtste lid, van de Werkloosheidswet, artikel 32c, derde lid, van de Algemene nabestaandenwet, artikel 9, vierde lid, van de Algemene bijstandswet, artikel 6, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers, artikel 6, zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen, en artikel 5, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars en artikel 16, zesde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;
De Raad van State gehoord (advies van 7 mei 2001, No. W03.01.0116/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en de Staatssecretaris van
Justitie van 3 juli 2001, 5102134/01/6, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;
Hebben goedgevonden en verstaan: