Besluit wegslepen van voertuigen

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2002.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2012

Besluit van 5 juli 2001, houdende nadere regels ter uitvoering van de in de Wegenverkeerswet 1994 vervatte wegsleepregeling (Besluit wegslepen van voertuigen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 9 mei 2001, nr. CDJZ/WBI/2001-612, Centrale Directie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 173, eerste lid, en op de artikelen 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, derde lid, juncto 173, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 14 juni 2001, nr. W09.01.0222/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 juni 2001, nr. CDJZ/WBI/2001-855, Centrale Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

De soorten van weggedeelten en wegen, bedoeld in artikel 173, eerste lid, onderdeel a, van de wet, zijn:

  • a. wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 1 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel e, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat het verboden is te parkeren;

  • b. wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 2 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel g, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat het verboden is stil te staan;

  • c. parkeergelegenheden, aangeduid door bord E4 van bijlage 1 bij het RVV 1990, waarbij

    ofwel op een onderbord wordt aangegeven:

    • 1°. de voertuigcategorie of groep voertuigen waarvoor de parkeergelegenheid is bestemd;

    • 2°. de wijze waarop het parkeren dient te geschieden;

    • 3°. de dagen of uren waarop het parkeren is verboden, of

    • 4°. de dagen of uren waarop een beperking als bedoeld in 1° en 2°, geldt,

    ofwel op het verkeersbord de aanduiding is aangebracht waarmee wordt aangegeven:

    • 1°. de voertuigcategorie of groep voertuigen waarvoor de parkeergelegenheid is bestemd, of

    • 2°. de wijze waarop het parkeren dient te geschieden.

  • d. taxistandplaatsen, aangeduid door bord E5 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • e. parkeerplaatsen voor invaliden, aangeduid door bord E6 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • f. gelegenheden voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen, aangeduid door bord E7 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • g. parkeergelegenheden voor een categorie of groep voertuigen, aangeduid door bord E8 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • h. parkeergelegenheden voor vergunninghouders, aangeduid door bord E9 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

  • i. voetgangersgebieden, aangeduid door bord G7 of door bord C1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.

Artikel 3

Voor de vaststelling van de verordening, bedoeld in artikel 173, tweede lid, van de wet pleegt het college van burgemeester en wethouders over de toepassing van artikel 170, eerste lid, van de wet op de in de gemeente gelegen wegen en weggedeelten die bij een ander dan de gemeente in beheer zijn, overleg met de desbetreffende beheerders.

Artikel 4

Het college van burgemeester en wethouders zendt de tekst van de verordening, bedoeld in artikel 173, tweede lid, van de wet aan:

  • a. de officier van justitie;

  • b. de korpschef van het regionale politiekorps;

  • c. de betrokken wegbeheerders;

  • d. indien de taak van de politie ten aanzien van het verkeer in de gemeente mede wordt vervuld door het Korps Landelijke politiediensten, de korpschef van dat politiekorps;

  • e. indien in de gemeente een luchtvaartterrein als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993, is gelegen, de commandant van de Koninklijke marechaussee.

§ 2. Registratie

Artikel 5

Het proces-verbaal krachtens artikel 5:29, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevat:

  • a. een summiere omschrijving van het in bewaring te stellen voertuig, waarbij in elk geval wordt vermeld:

    • 1°. de kleur van het voertuig;

    • 2°. indien op of aan het voertuig een kenteken is bevestigd, het kenteken, en

    • 3°. indien het voertuig tot een bepaald merk behoort, het merk;

  • b. de plaats van waar, alsmede de datum en het tijdstip waarop het voertuig is verwijderd;

  • c. de omstandigheden die de verwijdering van het voertuig noodzakelijk maakten;

  • d. de staat van het voertuig voor de verwijdering, en

  • e. een summiere opsomming van de losse voorwerpen in het voertuig voor de verwijdering.

Artikel 6

  • 1 In het bewaringsregister worden zo spoedig mogelijk na de inbewaringstelling opgenomen:

    • a. een afschrift van het proces-verbaal, bedoeld in artikel 5;

    • b. een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van het voertuig, en

    • c. de datum en het tijdstip van de inbewaringstelling.

  • 2 De gegevens in het bewaringsregister worden aangevuld met:

    • a. de naam van degene aan wie het kenteken is opgegeven, ingeval het een voertuig betreft waarop of waaraan een kenteken is bevestigd, of

    • b. de naam van de eigenaar of houder van het voertuig, voor zover deze bekend is kunnen worden, ingeval het een voertuig betreft waarop of waaraan geen kenteken is bevestigd.

Artikel 7

  • 1 In het bewaringsregister worden bij het afhalen van het voertuig opgenomen:

    • a. de datum en het tijdstip van afhalen;

    • b. de naam en het adres van degene die het voertuig heeft afgehaald, alsmede gegevens waaruit blijkt dat deze tot het afhalen gerechtigd was, en

    • c. het bedrag dat als kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, is betaald.

  • 2 Indien het voertuig binnen achtenveertig uur na de inbewaringstelling niet is afgehaald, worden in het bewaringsregister opgenomen:

    • a. de datum van de bekendmaking, bedoeld in artikel 171, eerste lid, onderdeel b, van de wet, en

    • b. ofwel de naam en het adres van degene aan wie is bekendgemaakt, onder vermelding van de wijze waarop aan hem is bekendgemaakt, ofwel de wijze waarop is bekendgemaakt.

Artikel 8

  • 1 In het geval dat een inbewaringgesteld voertuig is verkocht, worden in het bewaringsregister opgenomen:

    • a. de datum en het tijdstip van de verkoop;

    • b. de opbrengst, de naam en het adres van de koper;

    • c. als de verkoop een batig saldo heeft opgeleverd, het batige saldo, de naam en het adres van degene aan wie het batige saldo is uitgekeerd, alsmede gegevens waaruit blijkt dat deze tot inontvangstneming van het batige saldo gerechtigd was.

  • 2 In het geval dat een in bewaring gesteld voertuig om niet aan een derde is overgedragen, worden in het bewaringsregister opgenomen: de naam en het adres van degene aan wie het voertuig is overgedragen.

  • 3 In het geval dat een in bewaring gesteld voertuig wordt vernietigd, wordt in het bewaringsregister opgenomen: de waarde, bedoeld in artikel 15.

Artikel 9

Indien de gemeente kosten geheel of gedeeltelijk terugbetaalt binnen de termijn, bedoeld in artikel 10, worden in het bewaringsregister opgenomen:

  • a. de datum waarop is terugbetaald;

  • b. het bedrag van de terugbetaling;

  • c. de grond voor terugbetaling, en

  • d. de naam en het adres van degene aan wie is terugbetaald.

Artikel 10

De gegevens blijven in het bewaringsregister opgenomen gedurende vijf jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de gemeente het voertuig heeft teruggegeven, verkocht, om niet aan een derde in eigendom overgedragen dan wel vernietigd.

Artikel 11

Het college van burgemeester en wethouders verstrekt aan belanghebbenden desgevraagd gegevens uit het bewaringsregister.

§ 3. Financiën

Artikel 12

  • 1 Bij de vaststelling van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, kunnen als directe kosten uitsluitend in aanmerking worden genomen:

    • a. indien de gemeente de overbrenging zelf verzorgt:

      • 1°. de afschrijvingskosten en onderhoudskosten van kraanwagens, takel- en sleepmateriaal en verbindingsmiddelen, alsmede de brandstofkosten van kraanwagens;

      • 2°. de personele en materiële kosten, verbonden aan de bediening van kraanwagens, takel- en sleepmateriaal en verbindingsmiddelen;

      • 3°. de personele en materiële kosten met betrekking tot het onder 1° bedoelde onderhoud, en

      • 4°. de kosten van stalling en opslag van kraanwagens en overig materiaal;

    • b. indien de gemeente de bewaring zelf verzorgt:

      • 1°. de kosten van rente en afschrijving dan wel van huur van de plaats van bewaring;

      • 2°. de kosten van inrichting en onderhoud van de plaats van bewaring, alsmede de kosten wegens energieverbruik, water en verbindingsmiddelen, en

      • 3°. de personele en materiële kosten, verbonden aan de bewaring;

    • c. indien de gemeente de overbrenging, onderscheidenlijk de bewaring niet zelf verzorgt, de voor de overbrenging, onderscheidenlijk de bewaring aan de gemeente in rekening gebrachte kosten, en

    • d. de kosten van verzekering ter dekking van de aansprakelijkheid voor schade als bedoeld in artikel 172, achtste lid, van de wet.

  • 2 Ingeval van toepassing van artikel 171, eerste lid, onderdeel b, van de wet kunnen als directe kosten tevens in aanmerking worden genomen de personele en materiële kosten, verbonden aan de bekendmaking van de beschikking, waaronder begrepen de kosten ter opsporing van degene aan wie de beschikking wordt bekendgemaakt.

  • 3 Ingeval artikel 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht op overeenkomstige wijze wordt toegepast, kunnen als directe kosten tevens in aanmerking worden genomen de personele en materiële kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging, waaronder begrepen de kosten van taxatie van het voertuig.

Artikel 13

Bij de vaststelling van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, kunnen indirecte kosten tot ten hoogste 15% van de directe in aanmerking genomen kosten in aanmerking worden genomen.

Artikel 14

  • 1 In de gemeentelijke verordening krachtens artikel 173, tweede lid, van de wet kan op basis van een jaarlijkse raming met inachtneming van de artikelen 12 en 13 worden bepaald dat voor de vaststelling van de kosten, verbonden aan het overbrengen, wordt uitgegaan van:

    • a. in de verordening opgenomen tarieven per overbrenging, waarvan de hoogte is gerelateerd aan de dag van de week, het tijdstip van overbrenging, de tijdsduur van de overbrenging en het in het kader van de overbrenging gereden aantal kilometers, dan wel

    • b. een in de verordening opgenomen vast tarief per overbrenging.

  • 2 In de gemeentelijke verordening krachtens artikel 173, tweede lid, van de wet kan op basis van een jaarlijkse raming met inachtneming van de artikelen 12 en 13 worden bepaald dat voor de vaststelling van de kosten, verbonden aan het bewaren, wordt uitgegaan van een in de verordening opgenomen tarief per etmaal of een tarief per deel van een etmaal.

  • 3 Bij de vaststelling van de kosten, verbonden aan het bewaren, kan voor een niet voltooid etmaal, onderscheidenlijk niet voltooid deel van een etmaal, het tarief onverkort worden toegepast.

§ 4. Overige bepalingen en slotbepaling

Artikel 15

Een in bewaring gesteld voertuig wordt niet verkocht, om niet in eigendom overgedragen of vernietigd dan nadat een beëdigd taxateur een rapport betreffende de waarde heeft opgemaakt.

Artikel 16

Waar in de wet artikel 173, eerste lid, van de wet van overeenkomstige toepassing is verklaard, is dit besluit van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17

Het Besluit wegslepen van voertuigen (Stb. 1978, 458) wordt ingetrokken.

Artikel 18

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 5 juli 2001

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de vierentwintigste juli 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals