Besluit luchtvaartuigen

[Regeling vervallen per 04-06-2008.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-07-2006.
Geldend van 01-05-2005 t/m 14-12-2006

Besluit van 5 juli 2001, houdende regels over de inschrijving en luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en de erkenning van bedrijven voor werkzaamheden die de luchtwaardigheid betreffen (Besluit luchtwaardigheid)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 3 oktober 2000 nr. DGRLD/DLB/L00.420136, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gelet op de artikelen 1.2, tweede en derde lid, 3.3, tweede lid, 3.7, 3.9, eerste lid, 3.10, eerste lid, 3.11, eerste lid, onder b, 3.13, eerste lid, onder c, tweede, derde lid, 3.15, eerste lid, 3.22, eerste lid, onder b, 3.23, 3.25, eerste tot en met derde lid, 3.26, eerste lid, 3.29 en 3.31 van de Wet luchtvaart en artikel 14, tweede lid, van de Luchtvaartwet;

De Raad van State gehoord (advies van 17 november 2000, nr. W09.00.0470/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 3 juli 2001, nr. DGRLD/DLB/L01.421030, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Definities en toepassingsgebied

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 In dit besluit en in de op dit besluit gebaseerde regelingen wordt verstaan onder:

    • aanvullende geluidsverklaring: verklaring als bedoeld in artikel 3.19c, tweede lid, van de wet,

    • BvL: Bewijs van Luchtwaardigheid,

    • certificaat van vrijgave: verklaring dat de voortstuwingsinrichting, de propeller of het onderdeel aan de van toepassing zijnde eisen voldoet (Authorised Release Certificate; JAA Form One),

    • certificaat van vrijgave voor gebruik: verklaring dat het onderhoud in overeenstemming met de van toepassing zijnde eisen is uitgevoerd (Certificate of Release to Service),

    • DOA-JA: een erkenning voor het ontwerpen van producten en wijzigingen van producten als bedoeld in JAR 21 subpart JA (Design Organisation Approval),

    • DOA-JB: een erkenning voor het ontwerpen van onderdelen als bedoeld in JAR 21 subpart JB (Design Organisation Approval),

    • export-BvL: een bewijs waarin de status van het luchtvaartuig betreffende de luchtwaardigheid wordt aangegeven, getoetst volgens de eisen van het importerende land,

    • geluidscertificaat: certificaat als bedoeld in artikel 3.19b, eerste lid, van de wet,

    • geluidsverklaring: verklaring als bedoeld in artikel 3.19c, eerste lid, van de wet,

    • geringe wijziging: een wijziging of herstel van een type-ontwerp die geen wezenlijk effect heeft op het gewicht, het zwaartepunt, de structurele sterkte, betrouwbaarheid, operationele karakteristieken, of andere karakteristieken die de luchtwaardigheid van het product raken,

    • ingrijpende wijziging: een wijziging van een type-ontwerp, niet zijnde een geringe wijziging en elke wijziging die een merkbare verandering van de geluidsproductie ten gevolge zou kunnen hebben,

    • ICAO-verdrag: het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb.1973,109),

    • ICAO-staat: een staat die het ICAO-verdrag heeft bekrachtigd,

    • ICAO Annex 16, Vol. I: boekdeel 1 van bijlage 16 bij het ICAO-verdrag,

    • JAA: het op 11 september 1990 op Cyprus gesloten samenwerkingsverband tussen een aantal Europese burgerluchtvaartautoriteiten (Joint Aviation Authorities),

    • JAA-land: een land waarvan de burgerluchtvaartautoriteit is toegetreden tot de JAA en bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 3.20 van de Wet luchtvaart is aangewezen,

    • JAA-persoon: een natuurlijk persoon woonachtig in of een rechtspersoon gevestigd in een JAA-land,

    • JAR: technisch voorschrift, vastgesteld door de JAA (Joint Aviation Requirements),

    • JAR 21: JAR betreffende certificatieprocedures voor luchtvaartuigen, aanverwante producten en onderdelen,

    • JAR 145: JAR betreffende erkende onderhoudsbedrijven,

    • JAR-AWO: JAR betreffende vluchten onder alle weersomstandigheden,

    • JPA: goedgekeurd onderdeel voor inbouw in een typegecertificeerd product als bedoeld in JAR 21, subpart P (Joint Part Approval),

    • JTSO: een minimum prestatie standaard voor bepaalde onderdelen als bedoeld in JAR 21, subpart O, (Joint Technical Standard Order),

    • MLA: land-, amfibie- of watervliegtuig met niet meer dan twee zitplaatsen, een overtreksnelheid die niet hoger is dan 35.1 knopen gecalibreerde luchtsnelheid en een maximum startmassa van niet meer dan:

      300 kg voor een landvliegtuig, eenzitter;

      450 kg voor een landvliegtuig, tweezitter;

      330 kg voor een amfibie- of watervliegtuig, eenzitter, of

      495 kg voor een amfibie- of watervliegtuig, tweezitter, mits een micro light die als watervliegtuig en als landvliegtuig gebruikt kan worden binnen beide daarvoor geldende massalimieten valt (Micro Light Aeroplane),

    • MOA: een erkenning voor het onderhoud van vliegtuigen, helicopters en luchtschepen of onderdelen daarvan, als bedoeld in JAR 145 (Maintenance Organisation Approval),

    • onderdeel: elk deel dat is geïnstalleerd in of bevestigd aan een luchtvaartuig en dat bestemd is voor gebruik van dat luchtvaartuig tijdens de vlucht,

    • Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat,

    • POA: een erkenning voor het vervaardigen van producten en onderdelen als bedoeld in JAR 21 subpart G (Production Organisation Approval),

    • primair certificerende autoriteit: de autoriteit die het eerste type-certificaat heeft afgegeven,

    • product: een luchtvaartuig, een voortstuwingsinrichting of een propeller,

    • standaard-BvL: een bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in het ICAO-verdrag,

    • speciaal-BvL: een bewijs van luchtwaardigheid, niet zijnde een standaard-BvL,

    • type-certificaat: het geheel van documenten omvattende het type-ontwerp, de operationele beperkingen, het gegevensblad, de luchtwaardigheidsregelgeving en alle andere voorschriften en beperkingen zoals voorgeschreven in de van toepassing zijnde eisen,

    • type-ontwerp: het geheel van documenten omvattende alle tekeningen en specificaties benodigd om de configuratie, de eigenschappen van het ontwerp vast te leggen, informatie over materialen, processen en productiemethodieken, luchtwaardigheidsbeperkingen ten behoeve van het onderhoud en alle gegevens die nodig zijn om de luchtwaardigheid en voor zover van toepassing de geluidsproductie vast te stellen van latere producten van het type,

    • verklaring van conformiteit: verklaring dat het luchtvaartuig of het onderdeel aan het goedgekeurde ontwerp voldoet (Statement of Conformity),

    • verklaring van overeenstemming: verklaring dat het ontwerp voor een luchtvaartuig of onderdeel aan de van toepassing zijnde eisen voldoet (Statement of Compliance),

    • verordening (EEG) 3922/91: verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PbEG L 373),

    • wet: Wet luchtvaart.

  • 2 Met uitzondering van het derde, het vijfde en het zevende lid, is dit besluit uitsluitend van toepassing op luchtvaartuigen, voortstuwingsinrichtingen, propellers, onderdelen en erkenningen bestemd voor de burgerluchtvaart.

  • 3 Hoofdstuk 3 van de wet en dit besluit zijn niet van toepassing op de volgende soorten luchtvaartuigen:

    • a. modelvliegtuigen, waarvan de totale massa ten hoogste 25 kilogram bedraagt,

    • b. ballonnen, die op zeeniveau in de internationale standaard atmosfeer in geheel gevulde toestand een diameter van ten hoogste 2.00 meter of een inhoud van ten hoogste 4.00 kubieke meter hebben, alsmede aan elkaar gekoppelde ballonnen waarvan de gezamenlijke diameter en inhoud deze waarden niet te boven gaan,

    • c. toestellen, zwaarder dan lucht en niet voorzien van een voortstuwingsinrichting, die door middel van een ankerkabel of lijn zijn verbonden met het aardoppervlak (kabelvlieger),

    • d. luchtschepen, die op zeeniveau in de internationale standaard atmosfeer in geheel gevulde toestand een grootste afmeting hebben van maximaal 5.00 meter of een inhoud van ten hoogste 4.00 kubieke meter,

    • e. toestellen, zwaarder dan lucht in de vorm van een scherm met harnas, die met een lijn of lijnen zijn bevestigd aan een voertuig of vaartuig, waardoor ze in de lucht kunnen worden gehouden (valschermzweeftoestel),

    • f. ballonnen, die tijdens het in de lucht houden permanent zijn bevestigd aan het aardoppervlak (kabelballon),

    • g. valschermen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Regeling valschermspringen,

    • h. zeilvliegtuigen,

    • i. schermzweeftoestellen,

    • j. amateurbouwluchtvaartuigen ingeschreven in andere lidstaten van de European Civil Aviation Conference.

  • 5 Bij ministeriële regeling dan wel bij regeling van Onze Minister van Defensie kunnen voorschriften en beperkingen worden opgenomen ten aanzien van de in het derde en vierde lid genoemde luchtvaartuigen.

  • 7 Het verbod, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, onderdeel b, van de wet, is niet van toepassing op militaire luchtvaartuigen die hetzij automatisch, hetzij op afstand worden bestuurd, en die worden gebruikt als doel voor schietoefeningen dan wel voor het slepen van een doel voor schietoefeningen mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. boven Nederland wordt met het luchtvaartuig uitsluitend gevlogen in een gebied waarin het burgerluchtverkeer is verboden of beperkt,

    • b. met het luchtvaartuig wordt uitsluitend gevlogen indien de door Onze Minister van Defensie vastgestelde instructies in acht worden genomen met betrekking tot:

      • 1°. een veilige lancering,

      • 2°. het voor en na elke vlucht uitvoeren van een functionele en een technische inspectie,

      • 3°. het onderhoud van het luchtvaartuig,

      • 4°. het per parachute op een veilige wijze en binnen het aangewezen landingsgebied doen landen van het luchtvaartuig,

    • c. het luchtvaartuig is uitgerust met een zodanige veiligheidsvoorziening dat bij verstoring van of bij het verloren gaan van het radiocontact tussen luchtvaartuig en bedieningsstation, de vlucht van het luchtvaartuig wordt afgebroken en de landing per parachute wordt ingezet,

    • d. het luchtvaartuig is uitgerust met een zodanige veiligheidsvoorziening dat bij het uitvallen van de besturing als gevolg van stroomstoring de landing per parachute wordt ingezet.

Hoofdstuk II. Nationaliteit en inschrijving van luchtvaartuigen

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 In het Nederlandse register voor burgerluchtvaartuigen worden luchtvaartuigen ingeschreven:

    • a. die zijn vervaardigd in een lidstaat van de Europese Unie of in een van de Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en die niet zijn uitgevoerd, of ten aanzien waarvan, bij het in het vrije verkeer brengen, de vereiste douaneformaliteiten zijn vervuld, en

    • b. ten aanzien waarvan het beheer met het oog op een voortdurende luchtwaardigheid, door de aanvrager, dan wel door diens vertegenwoordiger vanuit een vestiging in Nederland wordt gevoerd.

  • 2 De aanvrager, die krachtens geldige titel een luchtvaartuig onder zich heeft, is:

    • a. een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of van een van de Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,

    • b. een ingezetene van een lidstaat van de Europese Unie of van een van de Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, niet zijnde een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of van een van de Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of

    • c. een rechtspersoon welke in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie of van een van de Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is opgericht en waarvan de statutaire zetel of feitelijke zetel, zich bevindt in een lidstaat van de Europese Unie of van een van de Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 3 Onze Minister van Financiën kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid, onder a, bedoelde douaneformaliteiten. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden. Bij het niet nakomen van een aan de ontheffing verbonden voorwaarde kan Onze Minister van Financiën de ontheffing intrekken.

  • 4 Indien de aanvrager geen woonplaats heeft in Nederland dan wel, indien het om een rechtspersoon gaat, de statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging niet in Nederland is gevestigd, dient het beheer, bedoeld in het eerste lid, onder b, te worden uitgevoerd door een vertegenwoordiger van de aanvrager met woonplaats in Nederland, dan wel, door een nevenvestiging van de rechtspersoon in Nederland.

  • 5 Indien de aanvrager het in het eerste lid, onder b, bedoelde beheer heeft uitbesteed, rusten de verplichtingen terzake van de voortdurende luchtwaardigheid op de in het vierde lid bedoelde vertegenwoordiger dan wel op de nevenvestiging als rechtspersoon.

  • 6 De aanvrager is gehouden aan de uitbesteding, bedoeld in het vijfde lid, de schriftelijke voorwaarde te verbinden dat hij te allen tijde opdrachten kan verstrekken in verband met de nakoming van de hem krachtens dit besluit terzake van de voortdurende luchtwaardigheid opgedragen verplichtingen.

  • 7 Indien de aanvrager, bedoeld in het tweede lid, niet tevens de eigenaar is van het luchtvaartuig, dan is het tweede lid van overeenkomstige toepassing op de eigenaar.

  • 8 Indien de eigenaar, bedoeld in het zevende lid, niet voldoet aan het tweede lid, schrijft Onze Minister het luchtvaartuig in het register voor burgerluchtvaartuigen in, tenzij de eigenaar afkomstig is uit een land waarmee Nederland de diplomatieke banden heeft verbroken.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:

  • a. de procedure van aanvraag tot afgifte, wijziging of doorhaling van een inschrijving in het register voor burgerluchtvaartuigen, alsmede de gegevens welke bij deze procedure worden verstrekt,

  • b. de vernieuwing van het inschrijvingsbewijs.

Hoofdstuk III. Type-certificaten

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Paragraaf 1. Type-certificaten

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister geeft op aanvraag van een JAA-persoon een type-certificaat af, indien:

    • a. de aanvrager een DOA-JA heeft,

    • b. het te certificeren product aan de eisen, genoemd in artikel 5 voldoet, of indien niet volledig aan alle veiligheidseisen is voldaan, het veiligheidsniveau op andere wijze is gegarandeerd, en

    • c. het product geen eigenschappen heeft waardoor het gebruik, waarvoor het type-certificaat is aangevraagd, onveilig is.

  • 2 Het eerste lid, onder a, is niet van toepassing indien het ontwerp van het product overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen regels van eenvoudige aard is en de aanvrager heeft aangetoond dat zijn organisatie van een adequate kwaliteitsborging is voorzien.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 De eisen bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, zijn:

    • a. voor grote vliegtuigen: de luchtwaardigheidseisen in JAR-25,

    • b. voor kleine vliegtuigen: de luchtwaardigheidseisen in JAR-23,

    • c. voor zeer lichte vliegtuigen: de luchtwaardigheidseisen in JAR VLA,

    • d. voor vliegtuigen die in staat zijn tot een automatische landing: de luchtwaardigheidseisen in JAR-AWO,

    • e. voor grote helicopters: de luchtwaardigheidseisen in JAR 29,

    • f. voor kleine helicopters: de luchtwaardigheidseisen in JAR 27,

    • g. voor zweefvliegtuigen en motorzweefvliegtuigen: de luchtwaardigheidseisen in JAR 22,

    • h. luchtschepen: de luchtwaardigheidseisen, zoals bepaald bij ministeriële regeling,

    • i. voor landbouwluchtvaartuigen: de luchtwaardigheidseisen, zoals bepaald bij ministeriële regeling,

    • j. voor sleepvliegtuigen: de luchtwaardigheidseisen, zoals bepaald bij ministeriële regeling,

    • k. voor bemande vrije ballonnen en hetelucht-luchtschepen: de luchtwaardigheidseisen, zoals bepaald bij ministeriële regeling,

    • l. voor luchtvaartuigen met voortstuwingsinrichting: de geluidseisen van ICAO Annex 16, Vol. I,

    • m. voor voortstuwingsinrichtingen: de in JAR-E opgenomen luchtwaardigheidseisen,

    • n. voor hulpaggregaten: de in JAR-APU opgenomen luchtwaardigheidseisen,

    • o. voor propellers: de in JAR-P opgenomen luchtwaardigheidseisen, en

    • p. voor uitrustingsstukken: de in JAR-TSO opgenomen luchtwaardigheidseisen.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld voor andere dan de in het eerste lid genoemde luchtvaartuigen.

  • 3 Tenzij Onze Minister besluit tot eerdere inwerkingtreding, treedt een wijziging van een van de JAR's en de geldende JAA-procedures, die zijn vermeld in de Bijlage II bij verordening (EEG) 3922/91, in werking met ingang van de dag waarop overeenkomstig artikel 11 van die verordening de betrokken wijziging is aangebracht.

  • 4 Tenzij Onze Minister besluit tot eerdere inwerkingtreding, treedt een wijziging van de overige JAR's onderscheidenlijk een wijziging van ICAO Annex 16 Vol.1, in werking op het moment dat deze wijziging door de JAA is vastgesteld onderscheidenlijk door ICAO van toepassing is verklaard.

  • 5 De eisen waaraan moet zijn voldaan, zijn de eisen zoals die gelden op de dag waarop de aanvraag wordt ingediend, tenzij:

    • a. bij ministeriële regeling in het belang van de veiligheid later van kracht geworden wijzigingen van toepassing worden verklaard,

    • b. de aanvrager verzoekt om later van kracht geworden wijzigingen van de van toepassing zijnde JAR op zijn aanvraag van toepassing te verklaren, of

    • c. de aanvrager verzoekt om de luchtwaardigheidseisen van toepassing te verklaren zoals die in Nederland golden op het moment van zijn oorspronkelijke aanvraag van een type-certificaat bij de bevoegde autoriteit van een staat waarmee Onze Minister een overeenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 6, onder b, die voor hetzelfde ontwerp een type-certificaat heeft afgegeven op basis van eisen die niet gelijkwaardig zijn aan de in het eerste lid bedoelde eisen.

  • 6 In het geval de aanvrager een verzoek indient in de zin van het vijfde lid, onder b, toont hij ook aan dat het ontwerp voldoet aan alle andere wijzigingen van de van toepassing zijnde JAR, die bij ministeriële regeling van toepassing zijn verklaard.

  • 7 Bij ministeriële regeling worden in het belang van de veiligheid aanvullende eisen gesteld ten opzichte van de van toepassing zijnde eisen, indien die eisen, de luchtwaardigheid onvoldoende waarborgen, omdat:

    • a. het product nieuwe of ongewone ontwerp-aspecten heeft,

    • b. het voorgenomen gebruik van het product ongebruikelijk is, of

    • c. ervaring met soortgelijke producten heeft geleerd dat zich onveilige omstandigheden kunnen ontwikkelen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister geeft op aanvraag van een niet-JAA-persoon een type-certificaat af indien:

    • a. de staat waarvan de aanvrager ingezetene is, dan wel waarin hij is gevestigd, een ICAO-staat is,

    • b. Onze Minister met de onder a bedoelde staat een bilaterale overeenkomst heeft gesloten, die is bekrachtigd dan wel beide staten een multilaterale overeenkomst hebben bekrachtigd, op basis waarvan gezamenlijke procedures zijn vastgesteld aangaande het aantonen dat aan de eisen voor afgifte van type-certificaten, aanvullende type-certificaten en bewijzen van luchtwaardigheid is voldaan,

    • c. Onze Minister op grond van de onder b bedoelde gezamenlijke procedures constateert, dat aan de van toepassing zijnde eisen is voldaan, of indien niet aan alle veiligheidseisen is voldaan, het veiligheidsniveau op andere wijze is gegarandeerd,

    • d. het oorspronkelijke type-certificaat dan wel een daaraan gelijkwaardig document door de bevoegde autoriteit van de staat van uitvoer aan de aanvrager is afgegeven,

    • e. het product geen eigenschappen heeft waardoor het gebruik waarvoor certificatie is aangevraagd, onveilig is, en

    • f. voorzieningen zijn getroffen om de voortdurende luchtwaardigheid te garanderen.

  • 2 Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 De houder van een type-certificaat, zijnde een JAA-persoon, is bevoegd tot overdracht van het type-certificaat aan een houder van een daarvoor door Onze Minister goedgekeurde DOA-JA.

  • 2 De houder van een type-certificaat, zijnde een JAA-persoon, is verplicht:

    • a. tot hetgeen JAR 21.3 voorschrijft,

    • b. het type-certificaat op verzoek aan de minister ter beschikking stellen,

    • c. alle ontwerp-informatie, tekeningen, test- en inspectierapporten ter beschikking te houden van de minister;

    • d. kopieën van handboeken op verzoek aan de minister ter beschikking te stellen,

    • e. met de fabrikant het ontwerp en de productie op elkaar af te stemmen en de voortdurende luchtwaardigheid van het product te waarborgen, en

    • f. de instructies over voortdurende luchtwaardigheid aan de houders van het betreffende luchtvaartuig ter beschikking te stellen en op verzoek aan andere personen, die gehouden zijn deze instructies na te leven.

  • 3 De houder van een type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon, is verplicht te voldoen aan de onderdelen b tot en met f van het tweede lid.

  • 4 De houder van een type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon, is bevoegd tot overdracht van het type-certificaat aan een niet-JAA-persoon:

    • a. die bereid is de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid, op zich te nemen;

    • b. ten aanzien van wie Onze minister op grond van de in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, bedoelde gezamenlijke procedures constateert dat hij aan de verplichtingen kan voldoen.

Paragraaf 2. Wijziging type-certificaat

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister wijzigt op aanvraag van de houder, zijnde een JAA-persoon, het type-certificaat, in verband met een ingrijpende wijziging van een type-ontwerp, indien:

    • a. het gewijzigde product aan de van toepassing zijnde eisen voldoet, of indien niet aan alle veiligheidseisen is voldaan, het veiligheidsniveau op andere wijze is gegarandeerd, en

    • b. het product geen eigenschappen heeft waardoor het gebruik, waarvoor wijziging van het type-certificaat is aangevraagd, onveilig is.

  • 2 Onze Minister wijzigt op aanvraag van een JAA-persoon, het type-certificaat in verband met een geringe wijziging van het type-ontwerp, indien:

    • a. Onze Minister deze wijziging als gering classificeert, het gewijzigde product aan de van toepassing zijnde eisen voldoet, of

    • b. de classificatie als geringe wijziging door een houder van een DOA-JA is gedaan volgens een procedure, waarmee Onze Minister heeft ingestemd, en het gewijzigde product aan de van toepassing zijnde eisen voldoet.

  • 3 De eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn de eisen waarnaar het type-certificaat verwijst.

  • 4 Indien de technische ontwikkeling van de eisen daartoe aanleiding geeft, dan wel indien die eisen niet adequaat zijn, kunnen, in afwijking van het derde lid, bij ministeriële regeling in het belang van de veiligheid:

    • a. eisen van toepassing worden verklaard die gelden op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend en eventueel wijzigingen op die eisen, en

    • b. speciale eisen worden gesteld en eventueel wijzigingen op die eisen, die noodzakelijk zijn om een voldoende luchtwaardigheidsniveau te waarborgen.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister wijzigt op aanvraag van de houder het type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon in verband met een ingrijpende wijziging van het type-ontwerp, indien:

    • a. is voldaan aan artikel 6, eerste lid, onder a en b,

    • b. de bevoegde autoriteit van de staat van uitvoer met deze wijziging heeft ingestemd,

    • c. Onze Minister op grond van de in artikel 6, eerste lid, onder b, bedoelde gezamenlijke procedures constateert dat het gewijzigde product aan de van toepassing zijnde eisen voldoet, of indien niet aan alle veiligheidseisen is voldaan, het veiligheidsniveau op andere wijze is gegarandeerd, en

    • d.het product geen eigenschappen heeft waardoor het voor het gebruik waarvoor certificatie is aangevraagd, onveilig is.

  • 2 Onze Minister wijzigt op aanvraag van de houder het type-certificaat dat is afgegeven door een autoriteit van een niet-JAA-land in verband met een geringe wijziging van het type-ontwerp, indien Onze Minister op grond van de in artikel 6, eerste lid, onder b, bedoelde gezamenlijke procedures constateert dat het gewijzigde product aan de van toepassing zijnde eisen voldoet.

Paragraaf 3. Aanvullende type-certificaten

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister geeft op aanvraag van een JAA-persoon een aanvullend type-certificaat af, indien:

    • a. het een aanvraag betreft in verband met een ingrijpende wijziging van het type-ontwerp, dan wel van een onderdeel van een product waarvoor een aanvullend type-certificaat is afgegeven,

    • b. de aanvrager beschikt over een DOA-JA,

    • c. is voldaan aan de vereisten gesteld in artikel 8, eerste lid, en

    • d. de aanvrager zijn aanvraag zelf met eigen gegevens onderbouwt, dan wel de aanvrager een overeenkomst heeft gesloten met de houder van het type-certificaat, waarin deze verklaart geen technische bezwaren te hebben tegen de ingediende beschrijving van de wijziging en zich verbindt om de houder van het aanvullende type-certificaat te ondersteunen bij diens verplichtingen ten aanzien van de voortdurende luchtwaardigheid.

  • 2 Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing indien het ontwerp van de wijziging naar het oordeel van Onze Minister van eenvoudige aard is en de aanvrager heeft aangetoond dat zijn organisatie van een adequate kwaliteitsborging is voorzien.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Onze Minister geeft op aanvraag van een niet-JAA-persoon een aanvullend type-certificaat af, indien:

  • a. is voldaan aan de vereisten gesteld in artikel 9, eerste en derde lid, en

  • b. de aanvrager een overeenkomst heeft gesloten met de houder van het type-certificaat, waarin deze verklaart geen technische bezwaren te hebben tegen de ingediende beschrijving van de wijziging en zich verbindt samen met de houder van het aanvullende type-certificaat de verplichtingen ten aanzien van voortdurende luchtwaardigheid te zullen nakomen, dan wel in de overeenkomst, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, afspraken zijn gemaakt omtrent de voortdurende luchtwaardigheid.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 De houder van een aanvullend type-certificaat, zijnde een JAA-persoon, is bevoegd tot overdracht van het aanvullend type-certificaat aan een houder van een daarvoor naar het oordeel van Onze Minister toegeruste DOA-JA.

  • 2 De houder van een aanvullend type-certificaat, zijnde een JAA-persoon, is verplicht:

    • a. te voldoen aan JAR 21.3;

    • b. het aanvullend type-certificaat op verzoek van de minister ter beschikking te stellen;

    • c. alle ontwerp-informatie, tekeningen, test- en inspectierapporten ter beschikking te houden van de minister;

    • d. kopieën van handboeken op verzoek aan de minister ter beschikking te stellen, en

    • e. de instructies over voortdurende luchtwaardigheid aan de houders van het betreffende luchtvaartuig ter beschikking te stellen en op verzoek aan andere personen, die gehouden zijn deze instructies na te leven.

  • 3 De houder van een aanvullend type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon, is verplicht te voldoen aan de onderdelen b tot en met e van het tweede lid.

  • 4 De houder van een aanvullend type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon, is bevoegd tot overdracht van het type-certificaat aan een niet-JAA-persoon:

    • a. die bereid is de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid, op zich te nemen;

    • b. ten aanzien van wie Onze Minister op grond van de in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, bedoelde gezamenlijke procedures constateert dat hij aan de verplichtingen kan voldoen.

Paragraaf 3a. Wijziging aanvullende type-certificaten

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 12a

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister wijzigt op aanvraag van de houder, zijnde een JAA-persoon, welke houder tevens de houder is van het relevante type-certificaat, het aanvullend type-certificaat in verband met een ingrijpende wijziging van het ontwerp, waar het aanvullend type-certificaat betrekking op heeft, indien wordt voldaan aan de in artikel 8, eerste lid, genoemde voorwaarden.

  • 2 Onze Minister geeft op aanvraag van de houder van een aanvullend type-certificaat, zijnde een JAA-persoon, welke niet de houder is van het relevante type-certificaat, in verband met een ingrijpende wijziging van het ontwerp, waar het aanvullende type-certificaat betrekking op heeft, een nieuw aanvullend type-certificaat af. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Onze Minister wijzigt op aanvraag van de houder, zijnde een JAA-persoon, het aanvullende type-certificaatin verband met een geringe wijziging van het ontwerp, waar het aanvullend type-certificaat betrekking op heeft, indien:

  • a. Onze Minister deze wijziging als gering classificeert en het gewijzigde product aan de van toepassing zijnde eisen voldoet, of

  • b. de classificatie als geringe wijziging door een houder van een DOA-JA is gedaan volgens een procedure, waarmee Onze Minister heeft ingestemd, en het gewijzigde product aan de van toepassing zijnde eisen voldoet.

  • 4 De eisen, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, zijn de eisen waarnaar het aanvullend type-certificaat verwijst.

  • 5 Indien de technische ontwikkeling van de eisen daartoe aanleiding geeft, dan wel indien die eisen niet adequaat zijn, kunnen, in afwijking van het derde lid, bij ministeriële regeling in het belang van de veiligheid:

    • a. eisen van toepassing worden verklaard die gelden op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend en eventueel wijzigingen op die eisen, en

    • b. speciale eisen worden gesteld en eventueel wijzigingen op die eisen, die noodzakelijk zijn om een voldoende luchtwaardigheidsniveau te waarborgen.

Artikel 12b

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister wijzigt op aanvraag van de houder, zijnde een niet-JAA-persoon, welke houder tevens de houder is van het relevante type-certificaat, het aanvullend type-certificaat in verband met een ingrijpende wijziging van het ontwerp, waar het aanvullend type-certificaat betrekking op heeft, indien is voldaan aan de in artikel 9 genoemde voorwaarden.

  • 2 Onze Minister geeft op aanvraag van de houder van een aanvullend type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon, welke niet de houder is van het relevante type-certificaat, in verband met een ingrijpende wijziging van het ontwerp, waar het aanvullende type-certificaat betrekking op heeft, een nieuw aanvullend type-certificaat af. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Onze Minister wijzigt op aanvraag van de houder, zijnde een niet-JAA-persoon, het aanvullend type-certificaat, waarbij de primaire certificerende autoriteit, de autoriteit van een JAA-land is, in verband met een geringe wijziging van het ontwerp, waar het aanvullende type-certificaat betrekking op heeft, indien het gewijzigde product aan de van toepassing zijnde eisen voldoet.

  • 4 Onze Minister geeft op aanvraag van de houder van een aanvullend type-certificaat, zijnde een niet-JAA-persoon, waarbij de primaire certificerende autoriteit, de autoriteit is van een niet-JAA-land, in verband met een geringe wijziging van het ontwerp, waar het aanvullende type-certificaat betrekking op heeft, een nieuw aanvullend type-certificaat af. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 4. Producten en onderdelen waarvoor geen JAR's gelden

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 De artikelen 4 en 6 tot en met 12 zijn van overeenkomstige toepassing op een type-certificaat, een wijziging van een type-certificaat dan wel een aanvullend type-certificaat voor producten, waarvoor geen JAR's gelden, alsmede op de houders van die certificaten.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling andere regels worden gesteld.

Artikel 13a

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister geeft op aanvraag van een JAA-persoon een ontwerpgoedkeuring af voor een onderdeel van een luchtvaartuig, niet zijnde een uitrustingsstuk, indien de aanvrager aantoont dat het onderdeel voldoet aan de eisen die van toepassing zijn op het type luchtvaartuig waarvoor het onderdeel bedoeld is, zoals genoemd in artikel 5.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het eerste lid, alsmede de aanvraag van een ontwerpgoedkeuring van een onderdeel, de wijze waarop de aanvrager aantoont aan de van toepassing zijnde eisen voldoet en de procedure van aanvraag.

Paragraaf 5. Procedurele regels

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden de voorwaarden bepaald waaronder vluchten worden uitgevoerd ter verkrijging van een type-certificaat, een wijziging van een type-certificaat dan wel een aanvullend type-certificaat.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld betreffende:

    • a. de aanvraag, de aanvrager en de afgifte van een type-certificaat, dan wel van een aanvullend type-certificaat en van de wijziging van een type-certificaat of een aanvullend type-certificaat,

    • b. de wijze waarop de aanvrager aantoont dat hij aan alle op hem van toepassing zijnde eisen voldoet,

    • c. een aanvraag waarop artikel 4, tweede lid, en artikel 10, tweede lid, van toepassing is en de wijze waarop deze wordt ingediend, en

    • d. de overdracht alsmede de procedure van aanvraag om afgifte, wijziging, schorsing en intrekking van een type-certificaat dan wel van een aanvullend type-certificaat.

Hoofdstuk IV. Bewijzen van luchtwaardigheid

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister kan de volgende bewijzen van luchtwaardigheid afgeven:

    • a. het standaard-BvL,

    • b. het speciaal-BvL, of

    • c. het export-BvL

  • 2 Het bewijs, bedoeld in het eerste lid, onder a, is geldig voor het internationaal uitvoeren van vluchten.

  • 3 Het bewijs, bedoeld in het eerste lid, onder b, is slechts geldig voor het uitvoeren van vluchten binnen het vluchtinformatiegebied Amsterdam.

  • 4 Het bewijs, bedoeld in het eerste lid, onder c houdt, in combinatie met een bewijs als bedoeld in het eerste lid, onder a, een toestemming in tot het uitvoeren van vluchten.

  • 5 De aan het bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in het eerste lid onder a of b verbonden voorschriften of beperkingen, worden neergelegd in een bijlage bij het bewijs van luchtwaardigheid.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister geeft op aanvraag aan de houder van een luchtvaartuig een standaard-BvL af, indien het luchtvaartuig in staat is om op veilige wijze vluchten uit te voeren, en:

    • a. het luchtvaartuig is ontworpen en geproduceerd in Nederland en het luchtvaartuig, alsmede onderdelen en uitrustingsstukken daarvan, voldoen aan het door Onze Minister afgegeven type-certificaat, dat voor het desbetreffende type is afgegeven, de van toepassing zijnde aanvullende type-certificaten en de aanwijzingen, bedoeld in artikel 3.22, tweede lid, van de wet,

    • b. het luchtvaartuig voldoet aan het type-certificaat dat door Onze Minister is afgegeven op basis van een door de JAA uitgevoerde certificatieprocedure, de van toepassing zijnde aanvullende type-certificaten en de aanwijzingen, bedoeld in artikel 3.22, tweede lid, van de wet,

    • c. het luchtvaartuig geproduceerd is in en afkomstig is uit een staat waarmee Onze Minister een overeenkomst heeft gesloten, aangaande wederzijdse erkenning van bewijzen van luchtwaardigheid, en

      • 1°. het luchtvaartuig voldoet aan een door Onze Minister afgegeven type-certificaat, de van toepassing zijnde aanvullende type-certificaten en de aanwijzingen, bedoeld in artikel 3.22, tweede lid, van de wet, en voldoet aan de bijzondere eisen die op de datum van aanvraag van het bewijs van luchtwaardigheid van toepassing zijn en ter kennis zijn gebracht van de betrokken staat of staten, of

      • 2°. het luchtvaartuig voldoet aan een door Onze Minister goedgekeurd type-ontwerp, de van toepassing zijnde aanwijzingen, bedoeld in artikel 3.22, tweede lid, van de wet, is ontworpen en geproduceerd overeenkomstig de van toepassing zijnde regelingen van de betrokken staat en voldoet aan de bijzondere eisen die op de datum van aanvraag van het bewijs van luchtwaardigheid van toepassing zijn en ter kennis zijn gebracht van de betrokken staat of staten, of

    • d. het luchtvaartuig geproduceerd is in of afkomstig is uit een staat waarmee Onze Minister geen overeenkomst heeft gesloten aangaande wederzijdse erkenning van bewijzen van luchtwaardigheid, en indien het luchtvaartuig voldoet aan een door Onze Minister goedgekeurd type-ontwerp en de van toepassing zijnde aanwijzingen, bedoeld in artikel 3.22, tweede lid, van de wet, en is ontworpen en geproduceerd, overeenkomstig de van toepassing zijnde regelingen van de staat van oorsprong.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Onze Minister geeft op aanvraag van de houder van een luchtvaartuig een speciaal-BvL af indien het luchtvaartuig in staat is om op veilige wijze vluchten uit te voeren en voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen eisen.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister geeft op aanvraag aan de houder van een nieuw luchtvaartuig het export-BvL af, indien:

    • a. Onze Minister met de staat van invoer een overeenkomst heeft gesloten aangaande de erkenning van het export-BvL,

    • b. het luchtvaartuig voldoet aan een type-ontwerp dat acceptabel is voor de bevoegde autoriteit van de staat van invoer;

    • c. het luchtvaartuig is geproduceerd door een houder van een POA, dan wel door degene die toestemming heeft verkregen, als bedoeld in artikel 41,

    • d. het luchtvaartuig voldoet aan de aanvullende eisen voor invoer die de bevoegde autoriteit van de staat van invoer stelt,

    • e. de bij ministeriële regeling vereiste documentatie is overgelegd,

    • f. het luchtvaartuig is geïdentificeerd overeenkomstig JAR 21, subpart Q, en

    • g. het luchtvaartuig zich op een zodanige plaats bevindt, dat Onze Minister kan vaststellen dat aan de onder b tot en met f, gestelde eisen is voldaan.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op gebruikte luchtvaartuigen, met uitzondering van onderdeel c, en met dien verstande dat de houder beschikt over een standaard-BvL, dan wel het luchtvaartuig in aanmerking komt voor een standaard-BvL.

  • 3 Aan de eisen in het eerste lid, onder b tot en met e en het tweede lid, behoeft niet te worden voldaan, indien de bevoegde autoriteit van de staat van invoer daarmee instemt.

  • 4 In het geval beschreven in het derde lid, worden afwijkingen van het product ten opzichte van het type-certificaat op het exportbewijs als uitzonderingen opgenomen.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Een standaard-BvL voor een zweefvliegtuig of een motorzweefvliegtuig wordt afgegeven of verlengd voor een periode van ten hoogste 2 jaren.

  • 2 Een standaard-BvL voor een luchtvaartuig niet zijnde zweefvliegtuig of een motorzweefvliegtuig wordt afgegeven of verlengd voor een periode van ten hoogste 1 jaar.

  • 3 Een speciaal-BvL, wordt afgegeven of verlengd voor een periode van ten hoogste 1 jaar.

  • 4 Het export-BvL wordt eenmalig afgegeven.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 De houder van een bewijs van luchtwaardigheid is verplicht zijn vliegtuig, helicopter dan wel luchtschip, die voor commercieel vervoer worden gebruikt, te laten onderhouden door de houder van een MOA, dan wel door een door Onze Minister op grond van artikel 3.28 van de wet erkend bedrijf.

  • 2 De houder van een bewijs van luchtwaardigheid laat andere dan de in het eerste lid bedoelde luchtvaartuigen, onderhouden door de houder van een MOA, door de houder van een erkenning inzake onderhoud als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder e, dan wel door de houder van een bewijs van bevoegdheid inzake onderhoud ingevolge artikel 3.30 van de wet.

  • 3 Onderhoud van luchtvaartuigen geschiedt overeenkomstig de bij ministeriële regeling te stellen eisen.

  • 4 De houder van een luchtvaartuig is verplicht bekende en vermoede gebreken van het luchtvaartuig alsmede defecten en beschadigingen, die zijn opgetreden of ontdekt in installaties of onderdelen van het luchtvaartuig en de luchtwaardigheid of de geluidsproductie daarvan nadelig beïnvloeden, te melden aan Onze Minister op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 De houder van een bewijs van luchtwaardigheid, met uitzondering van de houder van een export-BvL, is verplicht:

    • a. alle op basis van de van toepassing zijnde JAR vereiste informatie in een bij ministeriële regeling te bepalen taal ter beschikking te hebben, en

    • b. de identificatie-eisen voor producten en onderdelen van JAR 21, subpart Q na te komen.

  • 2 De houder van een export-BvL is verplicht:

    • a. aan de autoriteit van de staat van invoer alle informatie te verschaffen ten behoeve van het goed functioneren van het luchtvaartuig, alsmede de assemblagegegevens indien een luchtvaartuig niet geassembleerd wordt ingevoerd,

    • b. het niet geassembleerde luchtvaartuig goed te verpakken tijdens vervoer of opslag, en

    • c. tijdelijke installaties aan het luchtvaartuig ten behoeve van het vervoer na aankomst in de staat van invoer te verwijderen.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent:

  • a. de aanvraag van de verschillende bewijzen van luchtwaardigheid,

  • b. de wijziging, overdracht, verlenging en vernieuwing van een bewijs van luchtwaardigheid,

  • c. de procedure van aanvraag, afgifte, wijziging, schorsing en intrekking van een bewijs van luchtwaardigheid, en

  • d. de wijze waarop de houder van een luchtvaartuig kan aantonen dat het noodzakelijke onderhoud heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk V. Geluidscertificaten, geluidsverklaringen en aanvullende geluidsverklaringen

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Paragraaf 1. Geluidscertificaten

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 22a

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Onze Minister geeft op aanvraag aan de houder van een luchtvaartuig een geluidscertificaat af, indien het luchtvaartuig voldoet aan de geluidseisen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel l, en:

  • a. het luchtvaartuig voldoet aan het type-certificaat en de van toepassing zijnde aanvullende type-certificaten die door Onze Minister zijn afgegeven of erkend, of

  • b. het luchtvaartuig voldoet aan een door Onze Minister goedgekeurd type-ontwerp en is ontworpen en geproduceerd overeenkomstig de van toepassing zijnde regelingen van de staat van oorsprong.

Artikel 22b

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Op het geluidscertificaat vermeldt Onze Minister de gegevens die zijn vastgelegd ten behoeve van de afgifte van het typecertificaat en de eventueel van toepassing zijnde aanvullende type-certificaten.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens niet beschikbaar zijn, kan Onze Minister op het geluidscertificaat vermelden:

    • a. de gegevens welke zijn vastgelegd bij een goedgekeurd type-ontwerp;

    • b. de gegevens van een door Onze Minister met betrekking tot het desbetreffende luchtvaartuig geaccepteerd meetrapport;

    • c. de gegevens op basis van een door Onze Minister geaccepteerde conservatieve schatting van de geluidsproductie;

    • d. de limietwaarden van de geluidsproductie.

Paragraaf 2. Geluidsverklaringen en aanvullende geluidsverklaringen

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 22c

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Op aanvraag van de houder van een luchtvaartuig waarvoor geen geluidseisen gelden kan Onze Minister voor het geluid relevante gegevens op een geluidsverklaring vermelden. Hiertoe legt de aanvrager met betrekking tot dat luchtvaartuig geluidsniveaus vast aan de hand van een naar het oordeel van Onze Minister adequate en betrouwbare meetmethode. De aanvrager verstrekt de gegevens over de geluidsniveaus aan Onze Minister.

  • 2 Onze Minister kan op aanvraag van de houder van een luchtvaartuig waarvoor geluidseisen gelden de voor het geluid relevante gegevens op een aanvullende geluidsverklaring vermelden. Hiertoe worden met betrekking tot dat luchtvaartuig geluidsniveaus vastgelegd en overgelegd aan de hand van een naar het oordeel van Onze Minister adequate en betrouwbare meetmethode.

Paragraaf 3. Procedurele regels

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 22d

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld omtrent:

  • a. de procedure van aanvraag van een (voorlopig) geluidscertificaat, een (voorlopige) geluidsverklaring of een (voorlopige) aanvullende geluidsverklaring;

  • b. de procedure van wijziging, overdracht, schorsing, intrekking, verlenging en vernieuwing van een (voorlopig) geluidscertificaat, een (voorlopige) geluidsverklaring of een (voorlopige) aanvullende geluidsverklaring.

Hoofdstuk VI. Erkenningen

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister kan de volgende erkenningen verlenen:

    • a. een DOA-JA,

    • b. een DOA-JB,

    • c. een POA,

    • d. een MOA, of

    • e. een erkenning voor werkzaamheden die verband houden met de luchtwaardigheid en de geluidsproductie van producten of onderdelen, met uitzondering van werkzaamheden die reeds onder een van de erkenningen in de onderdelen a tot en met d vallen.

  • 2 Onze Minister kan aan een POA tevens één van de volgende machtigingen verbinden:

    • a. een JTSO-machtiging, en

    • b. een JPA-machtiging.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag van een JAA-persoon een DOA-JA, indien:

    • a. de aanvrager een organisatie met inbegrip van een kwaliteitssysteem heeft dat waarborgt dat de ontwerpen aan de eisen voldoen, en

    • b. de aanvrager een handboek heeft waarin zijn organisatie, de procedures, de ontwerpen en de aan het personeel te stellen eisen worden omschreven.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent het in het eerste lid bepaalde.

  • 3 Een DOA-JA geldt voor de in de erkenning genoemde ontwerp-werkzaamheden, de categorieën producten, de specifieke producten en wijzigingen daarvan, en geeft de taken aan ten aanzien van de luchtwaardigheid en de geluidsproductie van die producten.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister kan aan de houder van een DOA-JA een of meer van de volgende bevoegdheden verlenen, die worden opgenomen in zijn erkenning:

    • a. technische documentatie te keuren,

    • b. ontwerp-wijzigingen te classificeren als een ingrijpende of geringe wijziging van het type-ontwerp, op basis van een door Onze Minister overeengekomen procedure,

    • c. geringe wijzigingen van het type-ontwerp te keuren, op basis van een door Onze Minister vastgestelde procedure,

    • d. informatie en instructies uit te geven die betrekking hebben op de wijziging van het type-ontwerp en te verklaren dat ze zijn goedgekeurd op basis van een door Onze Minister overeengekomen procedure,

    • e. tekstuele wijzigingen van de minimum uitrustingslijst en van het vlieghandboek te keuren, deze uit te geven en te verklaren dat ze zijn goedgekeurd, op basis van een door Onze Minister vastgestelde procedure,

    • f. ingrijpende wijzigingen van het type-ontwerp voor zover het betreft herstel te keuren, op basis van een door Onze Minister vastgestelde procedure.

  • 2 De houder van een DOA-JA is verplicht:

    • a. het in artikel 24, eerste lid, onder b, bedoelde handboek actueel te houden,

    • b. dit handboek als een bindende instructie te gebruiken,

    • c. de ontwerpen indien nodig aan te passen aan de van toepassing zijnde eisen, en

    • d. aan Onze Minister informatie of instructies te overhandigen die betrekking hebben op de vereiste activiteiten van JAR 21.3(d) zodat voldaan wordt aan de aanwijzingen, bedoeld in artikel 3.22 van de wet.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag van een JAA-persoon een DOA-JB, indien:

    • a. de aanvrager een organisatie met inbegrip van een kwaliteitssysteem heeft dat waarborgt dat de ontwerpen aan de eisen voldoen, en

    • b. de aanvrager een handboek heeft waarin zijn organisatie, de procedures, de ontwerpen en de aan het personeel te stellen eisen worden omschreven.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent het in het eerste lid bepaalde.

  • 3 Een DOA-JB geldt voor de in de erkenning genoemde ontwerpwerkzaamheden, de categorieën onderdelen en geeft de werkzaamheden aan die mogen worden uitgevoerd ten aanzien van de luchtwaardigheid van die onderdelen.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

De houder van een DOA-JB is verplicht:

Artikel 28

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag van een JAA-persoon een POA, indien:

    • a. de aanvrager een organisatie met inbegrip van een kwaliteitssysteem heeft dat waarborgt dat ieder geproduceerd product of onderdeel aan het van toepassing zijnde ontwerp voldoet en geschikt is voor veilig gebruik, en

    • b. de aanvrager een handboek heeft waarin de organisatie wordt omschreven.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent het in het eerste lid bepaalde.

  • 3 Een POA geldt voor de in de erkenning genoemde productiewerkzaamheden, de producten dan wel de categorieën onderdelen waarvoor de houder de in artikel 29, eerste lid, bedoelde bevoegdheden heeft.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 De houder van een POA is bevoegd tot:

    • a. het afgeven van een verklaring van conformiteit voor een luchtvaartuig, ter verkrijging van een bewijs van luchtwaardigheid, zonder nader onderzoek,

    • b. het afgeven van een certificaat van vrijgave voor voortstuwingsinrichtingen, propellers en onderdelen, en

    • c. het onderhouden van nieuwe, door hem geproduceerde, luchtvaartuigen en ten aanzien van dat onderhoud een certificaat van vrijgave voor gebruik af te geven.

  • 2 De houder van een POA is verplicht:

    • a. het in artikel 28, eerste lid, onder b, bedoelde handboek te gebruiken en actueel te houden,

    • b. voorafgaand aan de afgifte van een van de documenten, bedoeld in het eerste lid, vast te stellen dat het product dan wel onderdeel voldoet aan het van toepassing zijnde ontwerp, het noodzakelijke onderhoud is uitgevoerd en het product dan wel onderdeel geschikt is voor veilig gebruik,

    • c. gegevens te bewaren volgens bij ministeriële regeling te stellen regels,

    • d. afwijkingen van een product of onderdeel van het van toepassing zijnde ontwerp, die worden geconstateerd na afgifte door de houder van een POA van een van de documenten, bedoeld in het eerste lid, te melden aan de houder van het type-certificaat, dan wel aan de houder van het goedgekeurde ontwerp en mee te werken aan het onderzoek of die afwijkingen tot een onveilige situatie kunnen leiden,

    • e. de onder d, bedoelde afwijkingen aan Onze Minister te melden op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze,

    • f. de onder d, bedoelde afwijkingen te melden aan alle andere betrokkenen bij het productieproces,

    • g. assistentie te verlenen aan de houder van het type-certificaat, dan wel aan de houder van het goedgekeurde ontwerp om de voortdurende luchtwaardigheid te waarborgen,

    • h. de door hem vervaardigde producten van een merkteken te voorzien overeenkomstig JAR 21 Subpart Q, en

    • i. te voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen eisen ten aanzien van veranderingen die de houder van een POA betreffen.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag van een JAA-persoon een MOA, indien:

    • a. de aanvrager een organisatie met inbegrip van een kwaliteitssysteem heeft dat waarborgt dat ieder onderhouden product of onderdeel ten aanzien van het uitgevoerde onderhoud aan de van toepassing zijnde eisen voldoet en geschikt is voor veilig gebruik, en

    • b. de aanvrager een handboek heeft waarin de organisatie wordt omschreven.

  • 2 Onze Minister verleent op aanvraag van een niet-JAA-persoon een MOA, indien:

    • a. de aanvrager voldoet aan het eerste lid,

    • b. de aanvrager heeft aangetoond dat er een noodzaak is om in een niet-JAA-land producten of onderdelen te onderhouden door de houder van een MOA, en

    • c. de aanvraag wordt ondersteund door de JAA.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent het in het eerste en tweede lid bepaalde.

  • 4 Een MOA geldt voor de in de erkenning genoemde werkzaamheden, producten dan wel categorieën onderdelen, waarvoor de houder de in artikel 31, eerste lid, bedoelde bevoegdheden heeft.

  • 6 Bij ministeriële regeling kan een van de eisen, bedoeld in het eerste lid, worden uitgezonderd en kunnen aanvullende eisen worden gesteld om een gelijkwaardig veiligheidsniveau te garanderen.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 De houder van een MOA is, voor zover opgenomen in zijn erkenning, bevoegd tot:

    • a. het onderhouden van luchtvaartuigen of onderdelen daarvan waarvoor hij erkend is, op de locaties die in de erkenning zijn genoemd,

    • b. het onder zijn verantwoordelijkheid uitbesteden van onderhoud,

    • c. het op iedere locatie uitvoeren van onderhoud aan luchtvaartuigen waarvoor hij is erkend, dat nodig is als gevolg van het in onbruikbare staat zijn van het luchtvaartuig dan wel het ondersteunen van incidenteel lijnonderhoud, volgens een procedure waarmee Onze Minister heeft ingestemd,

    • d. onderhoud van een luchtvaartuig waarvoor hij is erkend op een in het handboek genoemde locatie voor lijnonderhoud waar klein onderhoud kan worden gedaan, en

    • e. de afgifte van een certificaat van vrijgave voor gebruik ten aanzien van het bepaalde onder a tot en met d.

  • 2 De houder van een MOA is verplicht:

    • a. het in artikel 30, eerste lid, onder b, bedoelde handboek te gebruiken en actueel te houden,

    • b. zeker te stellen dat, voorafgaande aan de afgifte van het document, bedoeld in het eerste lid onder e, het vereiste onderhoud naar behoren is uitgevoerd en het luchtvaartuig of onderdeel als gevolg van dat onderhoud geschikt is voor veilig gebruik,

    • c. gegevens te bewaren volgens bij ministeriële regeling te stellen regels,

    • d. te melden aan de houder van het type-certificaat, dan wel aan de houder van het goedgekeurde ontwerp dat een product of onderdeel, in een zodanige staat verkeert dat het luchtvaartuig ernstig in gevaar gebracht kan worden of dat de geluidsproductie in aanzienlijke mate nadelig beïnvloed kan worden,

    • e. de onder d bedoelde staat te melden aan Onze Minister op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze,

    • f. de onder d bedoelde staat te melden aan de houder van het luchtvaartuig, en

    • g. te voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen eisen ten aanzien van veranderingen die de houder van een MOA betreffen.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag een erkenning als bedoeld in artikel 23, eerste lid onder e, indien:

    • a. de aanvrager een organisatie met inbegrip van een kwaliteitssysteem heeft dat waarborgt dat de resultaten van de werkzaamheden aan de van toepassing zijnde eisen voldoen en niet tot een onveilige situatie kunnen leiden, en

    • b. de aanvrager een handboek heeft waarin de organisatie wordt omschreven.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent het in het eerste lid bepaalde.

  • 3 Een erkenning geldt voor de in de erkenning genoemde werkzaamheden, producten dan wel categorieën onderdelen, waarvoor de houder de in artikel 33, eerste lid, bedoelde bevoegdheden heeft.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 De houder van een erkenning als bedoeld in artikel 32, is bevoegd tot:

    • a. de werkzaamheden die zijn opgenomen in de erkenning, en

    • b. de afgifte van een certificaat van vrijgave dan wel een certificaat van vrijgave voor gebruik ten aanzien van het bepaalde onder a.

  • 2 De houder van een erkenning als bedoeld in artikel 32, is verplicht:

    • a. het in artikel 32, eerste lid, onder b, bedoelde handboek te gebruiken en actueel te houden,

    • b. voorafgaande aan de afgifte van een document bedoeld in het eerste lid onder b, vast te stellen dat de resultaten van de werkzaamheden voldoen aan de van toepassing zijnde eisen, de werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd en de resultaten niet tot onveilige situaties kunnen leiden,

    • c. gegevens te bewaren volgens bij ministeriële regeling te stellen regels,

    • d. in het geval van een ontwerperkenning de ontwerpen indien nodig aan te passen aan de van toepassing zijnde eisen,

    • e. in het geval van een ontwerperkenning alle proefprogramma's of proeven in het kader van toezicht tijdig aan Onze Minister ter beschikking te stellen,

    • f. in het geval van een productie-erkenning, afwijkingen van een product of onderdeel van het van toepassing zijnde ontwerp, die worden geconstateerd na afgifte van een certificaat als bedoeld in het eerste lid, onder b, te melden aan de houder van het type-certificaat, dan wel aan de houder van het goedgekeurde ontwerp en mee te werken aan het onderzoek of die afwijkingen tot een onveilige situatie kunnen leiden,

    • g. in het geval van een productie-erkenning de onder f bedoelde afwijkingen te melden aan alle andere betrokkenen bij het productieproces,

    • h. in het geval van een onderhoudserkenning een zodanige staat van een product of onderdeel, die het luchtvaartuig ernstig in gevaar kan brengen, te melden aan de houder van het type-certificaat, dan wel aan de houder van het goedgekeurde ontwerp,

    • i. in het geval van een onderhoudserkenning de onder h bedoelde staat te melden aan de houder van het luchtvaartuig,

    • j. in het geval van een productie- of onderhoudserkenning de onder f en h bedoelde afwijkingen en staat te melden aan Onze Minister op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze,

    • k. te voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen eisen ten aanzien van veranderingen die de houder van een erkenning betreffen, en

    • l. in het geval van een erkenning als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel e, de bij ministeriële regeling vastgestelde meetgegevens en meetresultaten op een bij die regeling vastgestelde wijze aan Onze Minister ter beschikking te stellen.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Onze Minister verleent op aanvraag van een JAA-persoon een JTSO-machtiging, indien:

  • a. de aanvrager houder is van een POA,

  • b. de aanvrager tevens houder is van een DOA-JA, wanneer Onze Minister heeft bepaald dat de JTSO van dat onderdeel kwalitatieve ontwerpeisen bevat, en

  • c. het onderdeel voldoet aan de van toepassing zijnde JTSO en de aanvrager een verklaring van overeenstemming heeft afgegeven.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 De houder van een JTSO-machtiging is bevoegd tot het produceren van een onderdeel dat aan de van toepassing zijnde JTSO voldoet en tot het aanbrengen van een JTSO-merkteken op dat onderdeel.

  • 2 De houder van een JTSO-machtiging is verplicht:

    • a. tot het produceren van elk onderdeel in overeenstemming met de POA,

    • b. van elk onderdeel een geactualiseerd databestand bij te houden,

    • c. van elk onderdeel de vereiste handboeken bij te houden,

    • d. met de fabrikant het ontwerp en de productie op elkaar af te stemmen en de voortdurende luchtwaardigheid van het product te waarborgen,

    • e. ieder onderdeel te identificeren in overeenstemming met JAR 21, subpart Q, en

    • f. te voldoen aan JAR 21.3.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Onze Minister verleent op aanvraag van een niet-JAA-persoon een JTSO-machtiging, indien:

  • a. een verklaring van overeenstemming is afgegeven via de bevoegde autoriteit van de staat van uitvoer, en

  • b. is aangetoond dat het onderdeel volgens de met de staat van uitvoervastgestelde gezamenlijke procedures, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, voldoet aan de van toepassing zijnde JTSO.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Onze Minister verleent op aanvraag een JPA-machtiging, indien de aanvrager beschikt over een POA voor de betreffende onderdelen, en

  • a. indien het gaat om een wijzigingsonderdeel, Onze Minister met de installatie daarvan als een geringe wijziging heeft ingestemd, of

  • b. indien het een vervangingsonderdeel betreft, Onze Minister het bewijs heeft geaccepteerd dat het aan de ontwerpeisen voldoet.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 De houder van een JPA-machtiging is bevoegd tot het aanbrengen van een JPA-merkteken op een onderdeel, zoals bepaald in JAR 21, subpart Q.

  • 2 De houder van een JPA-machtiging is verplicht:

    • a. tot het produceren van elk onderdeel in overeenstemming met de POA,

    • b. met de fabrikant het ontwerp en de productie op elkaar af te stemmen en de voortdurende luchtwaardigheid van het product te waarborgen, en

    • c. te voldoen aan JAR 21.3.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 2 De JTSO- en de JPA-machtiging zijn geldig zolang de POA waaraan zij zijn verbonden, geldig is.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent:

  • a. de aanvraag, de wijziging en de verlenging van een erkenning,

  • b. de procedure van aanvraag, verlenging, wijziging, schorsing of intrekking van een erkenning,

  • c. de wijze waarop de aanvrager aantoont dat hij aan de gestelde eisen voldoet, en

  • d. het model en de uitvoering van het certificaat van vrijgave, het certificaat van vrijgave voor gebruik, de verklaring van conformiteit en de verklaring van overeenstemming.

Artikel 41

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag van een JAA-persoon toestemming om een individueel product of een onderdeel daarvan te produceren in overeenstemming met het ontwerp, indien de aanvrager:

    • a. een productie-inspectiesysteem heeft dat waarborgt dat het product of onderdeel aan het ontwerp voldoet en geschikt is voor veilig gebruik, en

    • b. over een handboek beschikt, waarin het productie-inspectiesysteem omschreven.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent het in het eerste lid bepaalde.

  • 3 De toestemming geldt voor de in de beschikking genoemde werkzaamheden waarvoor de houder de in artikel 42 bedoelde bevoegdheden heeft.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Degene die toestemming heeft verkregen als bedoeld in artikel 41, eerste lid, is bevoegd tot de afgifte van een verklaring van conformiteit voor ieder, op basis van die toestemming, geproduceerd product of onderdeel.

  • 2 Onze Minister bekrachtigt de in het eerste lid bedoelde verklaring in het geval van:

    • a. een eerste eigendomsoverdracht,

    • b. een aanvraag voor een bewijs van luchtwaardigheid, of

    • c. een aanvraag voor een certificaat van vrijgave ten aanzien van de luchtwaardigheid, indien het product of onderdeel naar zijn oordeel voldoet aan het ontwerp en geschikt is voor veilig gebruik.

  • 3 Degene die toestemming heeft verkregen als bedoeld in artikel 41, eerste lid, is verplicht:

    • a. het in artikel 41, eerste lid, onder b, bedoelde handboek te gebruiken en actueel te houden,

    • b. voorafgaand aan de afgifte van een verklaring als bedoeld in het eerste lid, vast te stellen dat het product dan wel het onderdeel voldoet aan het van toepassing zijnde ontwerp en geschikt is voor veilig gebruik,

    • c. alle geproduceerde producten of onderdelen in het kader van toezicht tijdig aan Onze Minister ter beschikking te stellen,

    • d. gegevens te bewaren volgens bij ministeriële regeling te stellen regels,

    • e. afwijkingen van een product of onderdeel van het van toepassing zijnde ontwerp, die worden geconstateerd na afgifte van een verklaring van conformiteit als bedoeld in het eerste lid, te melden aan de houder van het ontwerp en mee te werken aan het onderzoek of die afwijkingen tot een onveilige situatie kunnen leiden,

    • f. de onder e bedoelde afwijkingen te melden aan Onze Minister op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze,

    • g. de onder e bedoelde afwijkingen te melden aan alle andere betrokkenen bij het productieproces,

    • h. assistentie te verlenen aan de houder van het ontwerp om de voortdurende luchtwaardigheid te waarborgen, en

    • i. te voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen eisen ten aanzien van veranderingen die de degene die toestemming heeft verkregen als bedoeld in artikel 41, betreffen.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Elk product en onderdeel afkomstig uit een niet-JAA-land voldoet aan een type-certificaat of JTSO, dan wel, indien het om standaardonderdelen gaat, is in overeenstemming met de gezamenlijke procedures, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, die met de betreffende staat zijn vastgesteld.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Dit hoofdstuk is van overeenkomstige toepassing op een erkenning of een machtiging in de zin van artikel 23 of een toestemming in de zin van artikel 41, voor producten of onderdelen waarvoor geen JAR's gelden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling andere regels worden gesteld.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gegeven met betrekking tot startinrichtingen voor luchtvaartuigen zonder voortstuwingsinrichtingen.

Hoofdstuk VII. Vergoedingen

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 46

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 Een vergoeding is verschuldigd voor:

    • a. de behandeling van de aanvraag om wijziging dan wel doorhaling van de inschrijving;

    • b. de afgifte en vernieuwing van een bewijs van inschrijving,

    • c. de behandeling van de aanvraag om afgifte, wijziging of overdracht van een type-certificaat, een aanvullend type-certificaat, een ontwerpgoedkeuring van een onderdeel of een bewijs van luchtwaardigheid of de verlenging van zulk een bewijs, dan wel de vernieuwing van een bewijs van luchtwaardigheid of de aanvraag van een ontheffing;

    • d. de behandeling van de aanvraag om afgifte, wijziging of vernieuwing van een geluidscertificaat, een geluidsverklaring of een aanvullende geluidsverklaring, en

    • e. de behandeling van de aanvraag om afgifte, verlenging, vernieuwing of wijziging van een erkenning of van een aan een erkenning verbonden machtiging.

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt de hoogte van de vergoedingen, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt de wijze van betaling van de verschuldigde vergoeding vastgesteld.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 De beslissing op een aanvraag voor de toepassing van de handelingen in artikel 46, eerste lid, onderdelen a tot en met c, voor zover die aanvraag betrekking heeft op een bewijs van luchtwaardigheid of een ontheffing, wordt slechts genomen nadat is gebleken dat de verschuldigde vergoeding is betaald.

  • 2 De beslissing op een aanvraag voor de toepassing van de handelingen in artikel 46, eerste lid, onderdeel c, voor zover die betrekking heeft op type-certificaten, aanvullende type-certificaten en erkenningen en machtigingen, en onderdeel d wordt slechts genomen nadat is gebleken dat alle voorafgaande facturen ten aanzien van de gevraagde handeling, verstuurd tot 30 dagen voorafgaande aan de datum van de beslissing, zijn voldaan.

  • 3 Wanneer na de betaling van de verschuldigde vergoeding degene, die een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, heeft ingediend, verzoekt die aanvraag als niet ingediend te beschouwen, kan hem op zijn verzoek een, nader door Onze Minister in elk geval afzonderlijk te bepalen, bedrag worden terugbetaald.

Hoofdstuk VIII. Straf- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Artikel 49

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

  • 1 [Red: Wijzigt de Regeling Toezicht Luchtvaart.]

  • 3 Na de inwerkingtreding van dit besluit berusten de regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 5 september 1990, houdende technische voorschriften voor lieren, sleepauto's en sleepkabels (Stcrt. 1990, 179), en de Regeling onderhoud lieren, op artikel 45 van dit besluit.

  • 4 [Red: Wijzigt het koninklijk besluit van 1 december 1998, houdende enige voorzieningen met betrekking tot onbemande luchtvaartuigen (Stb. 674).]

Artikel 50

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

[Red: Wijzigt het Besluit inrichting en gebruik niet-aangewezen luchtvaartterreinen.]

Artikel 51

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 04-06-2008]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit luchtvaartuigen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 5 juli 2001

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de veertiende augustus 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals