U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 01-01-2009.]Geraadpleegd op 30-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-11-2013 en zichtdatum 20-12-2024. Geldend van 26-02-2004 t/m 31-12-2008
Subsidieregeling scholingsimpuls
De Minister van Economische Zaken;
Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies,
Besluit:
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
In deze regeling wordt verstaan onder:
de Minister van Economische Zaken;
een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt;
een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die niet bedrijfsmatig werkzaam is en die blijkens zijn statuten als doel heeft de belangen te behartigen van ondernemers die behoren tot eenzelfde bedrijfstak of een samenhangend deel ervan, met uitzondering van:
1°. een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld en tevens meer dan 20% van zijn inkomsten van overheidswege ontvangt,
2°. een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 110 van die wet,
3°. een rechtspersoon die zich richt op ondernemers die volgens de Bedrijfsclassificatie Standaard Bedrijfsindeling 1993 zijn ingedeeld in de volgende categorieën: 01 Landbouw, jacht en dienstverlening ten behoeve van landbouw en jacht; 02 Bosbouw en dienstverlening ten behoeve van bosbouw; 05 Visserij, kweken van vis en schaaldieren en dienstverlening ten behoeve van visserij;
een samenhangende reeks van activiteiten gericht op:
1°. de ontwikkeling van een innovatief opscholingstraject;
2°. het testen van het onder 1° bedoelde opscholingstraject bij een representatieve groep van ten hoogste 50 werknemers;
3°. het actief overdragen van kennis en ervaring ten aanzien van de activiteiten, bedoeld onder1° en 2°, en de daaruit voortgekomen resultaten, zowel binnen als buiten de branche van de subsidie-ontvanger;
een traject gericht op het verwerven door werknemers van die competenties die benodigd zijn voor een naasthoger opleidings- of functieniveau, tenminste bestaande uit vaststelling en inventarisering van de aanwezige competenties, bepaling van de benodigde competenties en de ontwikkeling van een opleiding.
1 De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een brancheorganisatie die voor eigen rekening en risico een opscholingsproject uitvoert.
2 Voor een opscholingsproject wordt slechts subsidie verstrekt:
a. indien de ontwikkeling van het opscholingstraject wordt uitgevoerd in samenwerking met tenminste een op het gebied van het aanbieden van scholing deskundige derde;
b. indien het opscholingstraject wordt ontwikkeld voor werknemers, die ten minste een opleiding hebben afgerond als bedoeld in artikel 7.2.2., eerste lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
c. indien de kennis, ervaring en resultaten, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 3°, worden vastgelegd in een schriftelijk rapport dat desgevraagd aan een ieder ter beschikking wordt gesteld.
3 Geen subsidie wordt verstrekt:
a. indien het opscholingstraject geen betrekking heeft op de ontwikkeling van een algemene opleiding in de zin van verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun (PbEG L 10);
b. indien voor het opscholingsproject reeds door de minister subsidie is verstrekt;
c. indien de aanvrager vóór het indienen van de aanvraag ter zake van het opscholingsproject reeds verplichtingen is aangegaan;
d. indien aan de aanvrager reeds tweemaal subsidie is verstrekt op grond van deze regeling.
1 De subsidie bedraagt 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 600.000.
2 Het in het eerste lid genoemde percentage wordt met 20 procent verhoogd, indien het opscholingsproject hoofdzakelijk is gericht op kleine of middelgrote ondernemingen in de zin van verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PbEG L 10).
3 Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is ver-strekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het percentage ingevolge het eerste of tweede lid.
4 Bij de toepassing van het eerste en tweede lid worden de bijdragen van derden met betrekking tot de projectkosten, anders dan bedoeld in het derde lid en met uitzondering van de bijdragen van bij de subsidie-ontvanger aangesloten ondernemers, op de projectkosten in mindering gebracht.
1 Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het opscholingsproject toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten:
a. loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolom `loon voor de loonbelasting' van de loonstaat van het betrokken directe personeel, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van 1750 productieve uren per jaar;
b. kosten van aangeschafte machines en apparatuur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de aan het project toe te rekenen afschrijvingskosten, berekend op basis van de historische aanschafprijzen en de door de belastingdienst geaccepteerde afschrijvingstermijnen, met uitzondering van mogelijkheden tot vervroegde afschrijving, of leasetermijnen, met uitzondering van financieringskosten, en gebaseerd op de bedrijfseconomische levensduur alsmede kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen, tezamen tot ten hoogste 15 procent van de totale projectkosten;
c. andere aan derden verschuldigde kosten, waaronder niet begrepen de kosten van de inzet van de in artikel 1, onderdeel d, onder 2°, bedoelde werknemers, met uitzondering van binnenlandse reis- en verblijfskosten.
2 De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidie-ontvanger die de kosten heeft gemaakt omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.
1 Er is een Adviescommissie scholingsimpuls die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.
2 De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.
3 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee en ten hoogste vier andere leden.
De leden zijn deskundig op het terrein waarop de commissie een taak heeft en zijn geen ambtenaren, werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken of het Ministerie van Onder-wijs, Cultuur en Wetenschappen.
4 De voorzitter en de leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste twee jaar benoemd. Zij zijn te allen tijde opnieuw benoembaar.
5 De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.
6 Een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag.
7 De minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen.
8 In het secretariaat van de commissie wordt door de minister voorzien.
9 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.
10 De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
11 De commissie stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Op verzoek van de minister, maar ten minste elk tweede jaar, stelt de commissie tevens een evaluatieverslag op, waarin zij aandacht besteedt aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar taakvervulling. Het jaarverslag en het evaluatieverslag worden aan de minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.
1 Bij ministeriële regeling wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies op in een periode als bedoeld in artikel 7, eerste lid, ontvangen aanvragen op grond van deze regeling.
2 Het subsidieplafond voor het in 2001 verlenen van subsidies op aanvragen op grond van deze regeling, ontvangen in de in artikel 7, eerste lid, genoemde periode, bedraagt f 10.000.000,00.
1 Aanvragen om subsidie op grond van deze regeling moeten zijn ontvangen in de periode van 30 juli 2001 tot en met 30 oktober 2001. Bij ministeriële regeling worden de volgende perioden vastgesteld waarin aanvragen om subsidie op grond van deze regeling moeten zijn ontvangen.
2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.
3 De aanvraag gaat vergezeld van een projectplan en een begroting voor het opscholingsproject alsmede van andere bescheiden, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.
1 In afwijking van artikel 7, tweede lid, kan de aanvraag om subsidie elektronisch worden ingediend, indien de aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van de elektronische weg die daartoe is geopend en de indiening geschiedt met toepassing van de pincode en het certificaat die aan de aanvrager zijn toegekend.
2 De aanvraag gaat vergezeld van de documenten, bedoeld in artikel 7, derde lid.
3 Als tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen, geldt het tijdstip waarop de aanvraag het systeem voor gegevensverwerking van de minister heeft bereikt.
4 De minister bevestigt de ontvangst van de aanvraag.
5 De minister kan weigeren de aanvraag te aanvaarden indien de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid daarvan onvoldoende zijn gewaarborgd, gelet op de aard en inhoud van de aanvraag. De minister deelt een weigering zo spoedig mogelijk aan de afzender mee.
6 De ontvangstbevestiging, bedoeld in het vierde lid, en de weigering, bedoeld in het vijfde lid, worden elektronisch verzonden. Als tijdstip waarop het bericht is verzonden, geldt het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarover de minister geen controle heeft.
De minister geeft een beschikking binnen dertien weken na afloop van de in artikel 7, eerste lid genoemde of bedoelde termijn.
De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien:
a. de aanvraag niet voldoet aan deze regeling;
b. hij de projectkosten raamt op minder dan € 22.500;
c. hij het onaannemelijk acht, dat het opscholingsproject binnen drie jaar kan worden uitgevoerd.
1 De minister wint omtrent de aanvragen waarop niet met toepassing van artikel 9 afwijzend is beslist het advies in van de Adviescommissie scholingsimpuls.
2 De commissie geeft aan de minister in ieder geval een negatief advies indien:
a. onvoldoende vertrouwen bestaat in de haalbaarheid van het opscholingsproject;
b. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om het opscholingsproject naar behoren uit te voeren;
c. onvoldoende aannemelijk is, dat het opscholingsproject zonder de subsidie naar verwachting niet of met belangrijke vertraging zou worden uitgevoerd.
3 De commissie rangschikt de aanvragen waarover zij positief adviseert zodanig, dat een opscholingsproject hoger gerangschikt wordt naar mate:
a. de innovativiteit van het opscholingstraject groter is;
b. het opscholingstraject meer bijdraagt aan de verhoging van de inzetbaarheid van de werknemers die dit traject gaan volgen;
c. de verwachte praktische toepasbaarheid van de resultaten van het te ontwikkelen opscholingstraject groter is;
d. de kwaliteit van de projectorganisatie groter is.
4 Voor de rangschikking door de commissie wegen de in het derde lid genoemde criteria even zwaar.
1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien de Adviescommissie scholingsimpuls een negatief advies heeft uitgebracht.
2 De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van rangschikking van de aanvragen door de commissie.
3 De minister kan afwijken van het eerste en tweede lid, indien een advies van de commissie in strijd is met deze regeling dan wel niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
1 Op de subsidie-ontvanger rusten de in de artikelen 13 tot en met 15 opgenomen verplichtingen.
2 De in de artikelen 13 tot en met 15 opgenomen verplichtingen gelden tot aan de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld.
1 De subsidie-ontvanger voert het opscholingsproject uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de verlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het opscholingsproject.
2 De subsidie-ontvanger voert het opscholingsproject in Nederland uit, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.
3 De minister kan aan een ontheffing als bedoeld in het eerste en tweede lid voorschriften verbinden.
1 De subsidie-ontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 4, eerste lid, onderscheiden kostensoorten, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn.
2 De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.
1 De subsidie-ontvanger brengt op bij de subsidieverlening bepaalde tijdstippen aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het opscholingsproject, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten.
2 De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in binnen dertien weken na het tijdstip waarop het opscholingsproject ingevolge artikel 13, eerste lid, moet zijn uitgevoerd.
3 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.
4 De aanvraag gaat vergezeld van een accountantsverklaring, een rapport als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, en een eindverslag omtrent de uitvoering van het opscholingsproject, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.
1 Op een subsidie ter zake waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt, kunnen op aanvraag van de subsidie-ontvanger door de minister voorschotten worden verstrekt.
2 Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.
3 Een voorschot wordt slechts ver-strekt, indien het bedrag aan voorschot ten minste € 5 000 bedraagt.
1 Een aanvraag wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een verslag als bedoeld in artikel 15, eerste lid.
2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.
De minister kan afwijzend beschikken op een aanvraag, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.
De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.
Tot en met 31 december 2001 geldt het volgende:
a. in afwijking van artikel 3, eerste lid, bedraagt het bedrag f 1.542.597,00;
b. in afwijking van artikel 9, onderdeel b, bedraagt het bedrag f 49.583,48;
c. in afwijking van artikel 16, derde lid, bedraagt het bedrag f 11.018,55.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling scholingsimpuls.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd. Van deze terinzagelegging zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.
's-Gravenhage, 9 juli 2001
Minister
A. Jorritsma-Lebbink
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Subsidieregeling scholingsimpuls", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.