Wet gemeentelijke herindeling Den Haag en omgeving

[Regeling materieel uitgewerkt per 25-07-2003.]
Geraadpleegd op 04-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2003 en zichtdatum 03-12-2024.
Geldend van 25-07-2001 t/m heden

Wet van 12 juli 2001 tot gemeentelijke herindeling van Den Haag en omgeving

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de gemeentelijke indeling van Den Haag en omgeving te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Paragraaf 1. Grenswijziging van gemeenten die niet worden opgeheven

Artikel 1

Met ingang van de datum van herindeling worden de grenzen van de gemeenten 's-Gravenhage en Rijswijk gewijzigd als aangegeven op de bij deze wet behorende kaart.

Paragraaf 2. Opheffing en instelling van gemeenten

Artikel 2

Met ingang van de datum van herindeling worden de gemeenten Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker en Voorburg opgeheven.

Artikel 3

Met ingang van de datum van herindeling worden de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg en Pijnacker-Nootdorp ingesteld.

Artikel 4

De nieuwe gemeente Leidschendam-Voorburg bestaat uit het grondgebied van de op te heffen gemeenten Leidschendam en Voorburg en de nieuwe gemeente Pijnacker-Nootdorp bestaat uit het grondgebied van de op te heffen gemeenten Nootdorp en Pijnacker, met dien verstande dat de grenzen van de nieuwe gemeenten komen te lopen zoals aangegeven op de bij de wet behorende kaart.

Paragraaf 3. Overige bepalingen

Artikel 5

Voor de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg respectievelijk Pijnacker-Nootdorp worden de op te heffen gemeenten Voorburg respectievelijk Pijnacker aangewezen voor de toepassing van artikel 36 van de Wet algemene regels herindeling, in verband met de toepassing van de instructies en reglementen, bedoeld in dat artikel.

Artikel 6

Voor de op te heffen gemeenten Leidschendam en Voorburg respectievelijk Nootdorp en Pijnacker worden de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg respectievelijk Pijnacker-Nootdorp aangewezen voor de toepassing van de volgende bepalingen van de Wet algemene regels herindeling:

Artikel 7

  • 2 Met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezingen voor de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg respectievelijk Pijnacker-Nootdorp worden de op te heffen gemeenten Voorburg respectievelijk Pijnacker belast.

  • 3 Indien de datum van herindeling valt binnen twee jaar voor de datum waarop reguliere verkiezingen voor de leden van de gemeenteraden moeten worden gehouden, vinden deze verkiezingen niet plaats in de gemeenten waar op grond van deze wet tussentijdse raadsverkiezingen worden gehouden.

  • 4 De zittingsperiode van de leden van de raden van de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg en Pijnacker-Nootdorp eindigt in het in het derde lid bedoelde geval gelijk met de zittingsperiode van de leden van de raden van de overige gemeenten die volgt op de eerste verkiezingen voor de gemeenteraden na de datum van herindeling.

Artikel 8

  • 1 Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt, na overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten 's-Gravenhage, Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker, Rijswijk en Voorburg, het aantal ambtenaren vast dat met ingang van de datum van herindeling van de gemeenten Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker, Rijswijk en Voorburg voorlopig overgaat naar de gemeente 's-Gravenhage.

  • 2 De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker, Rijswijk en Voorburg stellen elk binnen twee maanden na de vaststelling van het aantal ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, doch uiterlijk drie maanden voor de datum van herindeling, een voordracht vast waarin vermeld de ambtenaren die voor overgang in dienst van de gemeente 's-Gravenhage in aanmerking komen. Deze colleges behoeven de instemming van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage voor een voorgenomen voordracht.

  • 3 Indien de voordracht niet binnen de daarvoor gestelde termijn is vastgesteld, kan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het college dat de voordracht moet vaststellen of met de voorgenomen voordracht moet instemmen hieromtrent een aanwijzing geven. Het college geeft terstond uitvoering aan de aanwijzing van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 9

Voor de overige ambtenaren, in dienst van de op te heffen gemeenten Leidschendam en Voorburg, die niet zijn aangewezen op grond van artikel 8, respectievelijk voor de overige ambtenaren, in dienst van de op te heffen gemeenten Nootdorp en Pijnacker, die niet zijn aangewezen op grond van artikel 8, worden de nieuwe gemeenten Leidschendam-Voorburg respectievelijk Pijnacker-Nootdorp aangewezen voor de toepassing van artikel 59, eerste lid, van de Wet algemene regels herindeling in verband met de overgang van deze ambtenaren.

Artikel 10

Artikel 11

De gemeenten Leidschendam-Voorburg, Pijnacker-Nootdorp en Rijswijk ontvangen in de jaren 2002, 2003 en 2004 gezamenlijk een bedrag ten laste van 's Rijks kas van € 8 miljoen per jaar in verband met de grenswijziging. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt de verdeling van het bedrag over de drie gemeenten vast.

Artikel 14

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Tavarnelle, 12 juli 2001

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Uitgegeven de vierentwintigste juli 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals