Wat houdt het afdekkingsverbod van minimaal het vereiste restwaarderisico van 7,5%
van de fiscale kostprijs in?
Antwoord:
Om fiscaal als eigenaar aangemerkt te worden dient de lessor risico te lopen ten aanzien
van de restwaarde-ontwikkeling van het lease-object. Een negatief restwaarderisico
kan op twee manieren worden beperkt. Indien de lessor de eventueel te lopen schade
afdekt door de leasetermijnen te verhogen, loopt hij het restwaarderisico nog steeds.
Hij wordt er alleen voor gecompenseerd, zelfs in de situatie waarin de waardedaling
zich niet voordoet.
Indien de lessor het restwaarderisico afdekt door middel van putopties zal hij, indien
het object sterker in waarde daalt dan verwacht, de putoptie benutten. Het object
gaat dan over op degene die de putoptie verstrekt heeft. De laatste partij voelt dan
ook de waardedaling, de lessor niet, want hij heeft het object niet meer.
Hoewel er economisch nauwelijks verschil tussen beide situaties bestaat, is dat verschil
er formeel wel: in situatie 1 loopt de lessor een negatief restwaarderisico dat hij
vervolgens compenseert door een hoger leasetarief. In situatie 2 loopt de lessor geen
negatief restwaarderisico. Situatie 2 staat aan een operational lease in de weg.
Wellicht ten overvloede kan er op worden gewezen dat het gebruik van opties ter indekking
van het restwaarderisico voorzover dat 7,5% van de kostprijs te boven gaat, wel tot
de mogelijkheden behoort. Is de verwachte restwaarde 15%, dan kan, wanneer een calloptie
is verstrekt met een uitoefenprijs van 20% van de restwaarde, het negatieve restwaarderisico
worden ingedekt door een putoptie te nemen met een uitoefenprijs van 12,5% van de
kostprijs.