Regeling toepassing mechanische middelen jeugdigen

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015 en zichtdatum 22-11-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m 23-03-2015

Regeling toepassing mechanische middelen jeugdigen

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 38, derde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

Gezien het advies van het College van advies voor de justitiële kinderbescherming van 12 oktober 2000, kenmerk 5056746/00/TH/rb;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • gecapitonneerde handschoenen;

  • mondafscherming;

  • polsbanden aan riem om middel;

  • enkelbanden met tussenstuk;

  • handboeien van een door de Minister van Veiligheid en Justitie goedgekeurd merk en type;

  • valhelm of schuimhelm;

  • dwangjack.

Artikel 2

  • 2 Indien de toestand van de jeugdige dit vereist, kunnen meerdere mechanische middelen tegelijkertijd worden toegepast.

Artikel 3

  • 1 De toepassing van mechanische middelen beperkt de jeugdige niet verder in zijn vrijheid dan voor de afwending van een van de jeugdige uitgaand ernstig gevaar voor diens gezondheid of de veiligheid van anderen dan de jeugdige noodzakelijk is.

  • 2 Bij de keuze voor de toepassing van bepaalde mechanische middelen wordt zoveel mogelijk voorkomen dat de jeugdige wordt belemmerd in de zelfstandige uitoefening van de lichaamsfuncties eten, drinken, urineren, ontlasten en slapen.

Artikel 4

Een mechanisch middel voldoet aan de volgende eisen:

  • a. het middel voldoet aan de algemene eis van deugdelijkheid. Een correcte toepassing van het middel leidt niet tot lichamelijke beschadiging of tot ongemak dat langer duurt dan

  • b. noodzakelijkerwijs samenhangt met de toepassing van het middel;

  • c. het middel heeft geen scherpe, ruwe of puntige onderdelen;

  • d. het middel kan snel en gemakkelijk worden bevestigd.

Artikel 5

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Bij de toepassing van mechanische middelen bij een jeugdige stelt de directeur de ouders of voogd, stiefouder of pleegouders, de stichting bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2015, 7675, datum inwerkingtreding 24-03-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.

Bij de toepassing van mechanische middelen bij een jeugdige stelt de directeur de ouders of voogd, stiefouder of pleegouders en de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte.

Artikel 6

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De directeur stelt voor de toepassing van mechanische middelen een protocol vast. De directeur verleent geen machtiging aan personeelsleden of medewerkers het protocol op te stellen. De ouders of voogd, stiefouder of pleegouders, de stichting bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg worden in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van het protocol.

  • 2 Het protocol omvat in elk geval:

    • a. welke mechanische middelen in de inrichting aanwezig zijn en op welke wijze zij worden toegepast;

    • b. de voorschriften voor de toepassing van de mechanische middelen;

    • c. de aanwijzing van het personeelslid of de medewerker belast met de verzorging van, en het toezicht op, de jeugdige ten aanzien van wie mechanische middelen zijn toegepast;

    • d. de wijze van verslaglegging inzake de toestand van de jeugdige;

    • e. de wijze waarop de besluitvorming tot stand komt en wordt vastgelegd ten aanzien van de aanvang, de continuering, de wijziging en de beëindiging van de toepassing van de mechanische middelen;

    • f. de wijze waarop betrokken personeelsleden of medewerkers periodiek worden getraind in de toepassing van mechanische middelen;

    • g. de wijze van bekendmaking van het protocol en wijzigingen in het protocol.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2015, 7675, datum inwerkingtreding 24-03-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.

1 De directeur stelt voor de toepassing van mechanische middelen een protocol vast. De directeur verleent geen machtiging aan personeelsleden of medewerkers het protocol op te stellen. De ouders of voogd, stiefouder of pleegouders en de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet worden in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van het protocol.

Artikel 7

  • 1 Het daartoe aangewezen personeelslid of medewerker stelt zich tussen 7.00 uur en 21.00 uur ieder half uur op de hoogte van de toestand van de jeugdige. Tenminste éénmaal per uur geschiedt dit door persoonlijke waarneming.

  • 2 Het daartoe aangewezen personeelslid of medewerker stelt zich tussen 21:00 en 07:00 uur tenminste éénmaal per uur op de hoogte van de toestand van de jeugdige.

  • 3 Indien toepassing van het mechanische middel het risico van verstikking met zich mee zou kunnen brengen is er een vorm van permanent toezicht.

  • 4 Het in het eerste en tweede lid bedoelde personeelslid of medewerker rapporteert zijn bevindingen zo spoedig mogelijk aan de directeur.

  • 5 Indien de maatregel langer dan zes uur duurt stelt de aan de inrichting verbonden arts of diens plaatsvervanger zich zo spoedig mogelijk op de hoogte van de toestand van de jeugdige.

  • 6 Indien de rapportage van het personeelslid of de medewerker of de bevindingen van de arts daartoe aanleiding geven, doch in ieder geval indien de toepassing langer dan zes uur duurt, overweegt de directeur na overleg met de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger, of de toestand van de jeugdige zodanig is gewijzigd dat kan worden volstaan met de toepassing van mechanische middelen die de jeugdige minder vergaand in zijn vrijheid beperken, dan wel dat de toepassing van mechanische middelen kan worden beëindigd.

Artikel 8

  • 1 De jeugdige ontvangt in ieder geval drie maal per dag eten en drinken.

  • 2 De jeugdige wordt zo mogelijk in de gelegenheid gesteld zelf eten en drinken tot zich te nemen. Indien hij daartoe niet in staat moet worden geacht, is het personeelslid of de medewerker die is belast met de verzorging van de jeugdige hem hierbij behulpzaam.

  • 3 Indien de toepassing van een mechanisch middel tijdens de nachtelijke uren voortduurt wordt de jeugdige zo mogelijk tijdens de ochtenduren in de gelegenheid gesteld zich te wassen en zich van schone kleding te voorzien. Indien de jeugdige door de toepassing van mechanische middelen niet in staat is om zichzelf te wassen en van schone kleding te voorzien, is de het personeelslid of de medewerker die is belast met de verzorging van de jeugdige hem hierbij behulpzaam.

  • 4 Indien de jeugdige door de toepassing van mechanische middelen niet in staat is om op het toilet te urineren of zichzelf te ontlasten, wordt hij voorzien van een urinaal of ondersteek. Het personeelslid of de medewerker die belast is met de verzorging van de jeugdige is hem zonodig behulpzaam bij het gebruik van het urinaal of de ondersteek.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toepassing mechanische middelen jeugdigen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Justitie,

A.H. Korthals