Regeling geluidemissie buitenmaterieel

Geraadpleegd op 05-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-04-2006 en zichtdatum 15-04-2006.
Geldend van 15-04-2006 t/m heden

Regeling geluidemissie buitenmaterieel

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op richtlijn 2000/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2000 betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis (PbEG L 162) en op artikel 2, eerste lid, tweede lid, onder d, en derde lid, van de Wet geluidhinder en artikel 15.31, onder b, van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. CE-markering:

    op het materieel voor gebruik buitenshuis op zichtbare, leesbare en onuitwisbare wijze overeenkomstig het in bijlage IV van richtlijn 2000/14 gegeven model aangebrachte CE-markering als omschreven in Besluit 93/465, vergezeld van de vermelding van het gewaarborgde geluidsvermogensniveau overeenkomstig het in bijlage IV van richtlijn 2000/14 gegeven model;

    b. certificaat van overeenstemming:

    certificaat volgens het model van bijlage X van richtlijn 2000/14, dat een keuringsinstantie verstrekt indien het materieel voor gebruik buitenshuis voldoet aan de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure van bijlage VII van richtlijn 2000/14;

    c. EG-verklaring van overeenstemming:

    verklaring van de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde dat het materieel voor gebruik buitenshuis in overeenstemming is met de voorschriften van richtlijn 2000/14, welke verklaring in ieder geval bevat de in bijlage II van richtlijn 2000/14 vermelde gegevens;

    d. geluidsvermogensniveau LWA:

    A-gewogen geluidsvermogensniveau in dB, betrokken op 1 pW als omschreven in EN ISO 3744:1995 en EN ISO 3746:1995;

    e. Gemeenschap:

    de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is;

    f. gemeten geluidsvermogensniveau:

    geluidsvermogensniveau dat is bepaald aan de hand van metingen die worden verricht overeenkomstig bijlage III van richtlijn 2000/14;

    g. gewaarborgd geluidsvermogensniveau:

    geluidsvermogensniveau dat is bepaald overeenkomstig de voorschriften van bijlage III van richtlijn 2000/14, met inbegrip van de onzekerheden ten gevolge van variaties in de productie en de meetmethoden, en waarvan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde verzekert dat het volgens de gebruikte, in de technische documentatie genoemde, technische instrumenten niet wordt overschreden;

    h. keuringsinstantie:

    instantie onder wier verantwoordelijkheid de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures van de bijlagen VI, VII en VIII van richtlijn 2000/14 worden uitgevoerd respectievelijk een instantie die door een andere lidstaat is aangewezen als instantie om die overeenstemmingsbeoordelingsprocedures uit te voeren.

    i. materieel voor gebruik buitenshuis:
    • 1. machines, gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van richtlijn 98/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende machines, die zelfrijdend zijn dan wel kunnen worden verplaatst en die ongeacht het gebruikte aandrijfmechanisme zijn bedoeld om naar gelang van hun type buitenshuis te worden gebruikt en bijdragen tot geluidhinder (PbEG L 207), en

    • 2. niet-aangedreven machines voor industriële of milieutoepassingen van een type dat bestemd is voor gebruik buitenshuis en dat bijdraagt tot geluidhinder;

    j. minister:

    Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

    k. overeenstemmingsbeoordelingsprocedures:

    procedures die zijn vastgelegd in de bijlagen V tot en met VII van richtlijn 2000/14 en die zijn gebaseerd op Besluit 93/465 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 1993 (PbEG L 220) betreffende de modules voor de verschillende fasen van de overeenstemmingsprocedures en de voorschriften inzake het aanbrengen en het gebruik van de CE-markering van overeenstemming;

    l. richtlijn 2000/14:

    richtlijn 2000/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2000 betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis (PbEG L 162).

  • 2 Voor de toepassing van deze regeling wordt het gebruik van het in het eerste lid, onder i, bedoelde materieel in een omgeving waar de geluidsoverdracht niet of nauwelijks wordt gedempt als gebruik buitenshuis beschouwd.

Artikel 2

Deze regeling is niet van toepassing op:

  • a. niet-aangedreven hulpstukken die afzonderlijk op de markt worden gebracht of in gebruik worden genomen, met uitzondering van met de hand geleide betonbrekers, trilhamers en hydraulische hamers;

  • b. materieel voor gebruik buitenshuis dat primair bestemd is voor het vervoer van goederen of personen over de weg, per spoor, door de lucht of over waterwegen;

  • c. speciaal voor militaire of politiedoeleinden of voor noodhulpdiensten ontworpen en geconstrueerd materieel voor gebruik buitenshuis.

Artikel 3

Indien noch de fabrikant, noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap gevestigd is, moet een ieder, die het materieel voor gebruik buitenshuis in de Gemeenschap in de handel brengt of in gebruik neemt, voldoen aan de verplichtingen van de richtlijn 2000/14.

Artikel 4

  • 1 Het is verboden materieel voor gebruik buitenshuis, als bedoeld in artikel 12 van richtlijn 2000/14 in de handel te brengen of te gebruiken:

    • a. waarvoor niet een van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures van de bijlagen VI, VII of VIII van die richtlijn is voltooid,

    • b. dat niet door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde is voorzien van de CE-markering,

    • c. dat niet vergezeld gaat van een EG-verklaring van overeenstemming, of

    • d. waarvan het gewaarborgde geluidsvermogensniveau vanaf 3 januari 2002 respectievelijk vanaf 3 januari 2006 hoger is dan het toelaatbare geluidsvermogensniveau vermeld in onderstaande tabel.

      Type materieel

      Netto geïnstalleerd vermogen P in kW

      Toelaatbaar geluidsvermogensniveau in dB/1 pW

       

      Elektrisch vermogen Pel(1) in kW

         
       

      Massa m van het materieel in kg

         
       

      Maaibreedte L in cm

         
         

      Fase I vanaf

      Fase II vanaf

         

      3 januari 2002

      3 januari 2006

      Verdichtingsmachines (trilwalsen, trilplaten, trilstampers)

      P ≤ 8

      108

      105(2)

       

      8 < P ≤ 70

      109

      106(2)

       

      P > 70

      89 + 11 lg P

      86 + 11 lg P(2)

             

      Rupsdozers, rupslaad- en graaflaadmachines

      P ≤ 55

      106

      103(2)

       

      P > 55

      87 + 11 lg P

      84 + 11 lg P(2)

             

      Dozers op wielen, laad- en graaflaadmachines op wielen, dumpers, egaliseermachines, vuilnisverdichters van het ladertype, heftrucks met verbrandingsmotor en contragewicht, mobiele kranen, verdichtingsmachines (niet-vibrerende walsen), bestratingsafwerkmachines, hydraulische aggregaten

      P ≤ 55

      104

      101(2) (3)

      P > 55

      85 + 11 lg P

      82 + 11 lg P (2) (3)

             

      Graafmachines, goederenliften, bouwlieren, motorhakfrezen

      P ≤ 15

      96

      93

       

      P > 15

      83 + 11 lg P

      80 + 11 lg P

             

      Met de hand geleide betonbrekers en trilhamers

      m ≤ 15

      107

      105

       

      15 < m < 30

      94 + 11 lg m

      92 + 11 lg m(2)

       

      m ≥ 30

      96 + 11 lg m

      94 + 11 lg m

             

      Torenkranen

       

      98 + lg P

      96 + lg P

             

      Las- en vermogensaggregaten

      Pel ≤ 2

      97 + lg Pel

      95 + lg Pel

       

      2 < Pel ≤ 10

      98 + lg Pel

      96 + lg Pel

       

      10 > Pel

      97 + lg Pel

      95 + lg Pel

             

      Compressoren

      P ≤ 15

      99

      97

       

      P > 15

      97 + 2 lg P

      95 + 2 lg P

             

      Grasmaaiers, grastrim- mers/graskantensnijders

      L ≤ 50

      96

      94(2)

       

      50 > L ≤ 70

      100

      98

       

      70 < L ≤ 120

      100

      98(2)

       

      L > 120

      105

      103(2)

      (1) Pel voor lasaggregaten: genormaliseerde lasstroom vermenigvuldigd met de genormaliseerde lasspanning voor de laagste waarde van de inschakelduur die door de fabrikant wordt opgegeven.

      Pelvoor vermogensaggregaten: primair vermogen overeenkomstig ISO 8528-1:1993, punt 13.3.2.

      (2) De waarden voor fase II zijn voor de volgende typen materieel louter indicatief:

      – trilwalsen met begeleider;

      – trilplaten (> 3kW);

      – trilstampers;

      – dozers (op stalen rupsbanden);

      – laadmachines (op stalen rupsbanden > 55 kW);

      – heftrucks met verbrandingsmotor en contragewicht;

      – bestratingsafwerkmachines met een verdichtingsbalk;

      – met de hand geleide betonbrekers en trilhamers met een inwendige verbrandingsmotor (15 < m < 30);

      – grasmaaiers, grastrimmers/graskantensnijders.

      De definitieve waarden zijn afhankelijk van de wijziging van de richtlijn ingevolge het krachtens artikel 20, lid 1, vereiste verslag. Bij gebreke van een dergelijke wijziging blijven de waarden voor fase I van toepassing voor fase II.

      (3) Voor eenmotorige mobiele kranen blijven de cijfers voor fase I tot 3 januari 2008 van toepassing. Na deze datum zijn de cijfers van fase II van toepassing.

      Het toelaatbaar geluidsvermogensniveau wordt naar boven of beneden afgerond op het naaste gehele getal (bij minder dan 0,5 naar beneden, vanaf 0,5 naar boven).

  • 2 Het gewaarborgde geluidsvermogensniveau wordt afgerond op het naast gelegen gehele getal, bij minder dan 0,5 naar beneden en vanaf 0,5 naar boven.

  • 3 Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet voor materieel voor gebruik buitenshuis dat wordt tentoongesteld op evenementen als beurzen, tentoonstellingen of demonstraties, indien:

    • a. duidelijk wordt aangegeven dat het materieel voor gebruik buitenshuis niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze regeling;

    • b. het materieel voor gebruik buitenshuis niet in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen totdat het door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde in overeenstemming is gebracht met de bepalingen van deze regeling, en

    • c. bij demonstraties alle passende veiligheidsmaatregelen worden genomen om de bescherming van personen te waarborgen.

Artikel 5

  • 1 De minister wijst een of meer instanties aan tot keuringsinstantie.

  • 2 De minister wijst uitsluitend instanties aan die voldoen aan de eisen van bijlage IX van richtlijn 2000/14 en door de Raad voor Accreditatie zijn geaccrediteerd ten behoeve van het uitvoeren van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures van de bijlagen VI, VII en VIII van richtlijn 2000/14.

  • 3 De keuringsinstantie stelt het tarief vast voor de vergoeding die de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde is verschuldigd voor de werkzaamheden van de keuringsinstantie.

  • 4 De minister kan voor het tarief, bedoeld in het derde lid, een door hem vast te stellen tarief in de plaats stellen.

Artikel 6

  • 1 Indien van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures de procedure van bijlage VI van richtlijn 2000/14 wordt gevolgd, stelt de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde de onder 3 van bijlage VI van die richtlijn beschreven technische documentatie op en bewaart die alsmede een exemplaar van de EG-verklaring van overeenstemming na de fabricage van het laatste product ten minste tien jaar.

  • 2 De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde kan een andere natuurlijke of rechtspersoon belasten met het bewaren van de technische documentatie. In dat geval vermeldt hij naam en adres van die persoon in de EG-verklaring van overeenstemming.

  • 3 De fabrikant treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat het vervaardigde materieel voor gebruik buitenshuis in overeenstemming is met de onder 2 en 3 van bijlage VI van richtlijn 2000/14 bedoelde technische documentatie en de voorschriften van deze regeling.

Artikel 7

  • 1 Indien van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure de procedure van bijlage VI van richtlijn 2000/14 wordt gevolgd, verstrekt de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde, voordat het eerste exemplaar van het materieel voor gebruik buitenshuis in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen, een afschrift van zijn technische documentatie aan een keuringsinstantie als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 2 Nadat de keuringsinstantie een verslag heeft opgesteld, waarin zij bevestigt dat de technische documentatie voldoet aan de bepalingen van deze regeling, kan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde de CE-markering op het materieel voor gebruik buitenshuis aanbrengen en een EG-verklaring van overeenstemming vaststellen. De EG-verklaring van overeenstemming is gesteld in het Nederlands, het Engels, het Frans en het Duits.

Artikel 8

  • 1 Indien van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures de procedure van bijlage VI van richtlijn 2000/14 wordt gevolgd, betrekt de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde een keuringsinstantie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, bij het fabricageproces overeenkomstig één van de twee procedures van bijlage VI, punt 6, van die richtlijn.

  • 2 Bij de procedures, bedoeld in het eerste lid, wordt de frequentie van de controles door de keuringsinstantie, bedoeld in dat lid, bepaald op grond van de resultaten van de voorgaande beoordelingen, de noodzaak toezicht te houden op bijsturingen en nadere richtsnoeren voor de frequentie van de controles op basis van de jaarlijkse productie en de algemene betrouwbaarheid van de fabrikant bij het handhaven van de gewaarborgde waarden. Er wordt in elk geval ten minste om de drie jaar een controle uitgevoerd.

  • 3 Indien er bij de keuringsinstantie, bedoeld in het eerste lid, twijfels rijzen over de betrouwbaarheid van de technische documentatie of bij het volgen ervan tijdens de fabricage, brengt de keuringsinstantie de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde daarvan op de hoogte.

  • 4 In de gevallen waarin het vervaardigde materieel voor gebruik buitenshuis niet voldoet aan de eisen van deze regeling, brengt de keuringsinstantie, bedoeld in het eerste lid, de minister daarvan op de hoogte.

Artikel 9

  • 1 Indien van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures de procedure van bijlage VII van richtlijn 2000/14 wordt gevolgd, dient de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde bij een keuringsinstantie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, een aanvraag voor een eenheidskeuring in. Deze aanvraag omvat de in bijlage VII, punt 2, van richtlijn 2000/14 vermelde gegevens.

  • 2 De keuringsinstantie:

    • a. controleert of het materieel voor gebruik buitenshuis is vervaardigd in overeenstemming met de technische documentatie,

    • b. stelt in overleg met de aanvrager de plaats vast waar overeenkomstig de eisen van bijlage III van richtlijn 2000/14 geluidsproeven zullen worden uitgevoerd, en

    • c. verricht of geeft opdracht tot het verrichten van de nodige geluidsproeven, bedoeld in onderdeel b.

  • 3 De keuringsinstantie verstrekt een certificaat van overeenstemming, indien het materieel voor gebruik buitenshuis voldoet aan de eisen van deze regeling.

  • 4 De keuringsinstantie weigert een certificaat van overeenstemming, indien het materieel voor gebruik buitenshuis niet voldoet aan de eisen van deze regeling. De keuringsinstantie motiveert de weigering.

  • 5 De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde bewaart tien jaar lang nadat het materieel voor het laatst geproduceerd werd een exemplaar van de EG-verklaring van overeenstemming tezamen met de technische informatie overeenkomstig bijlage VII, punt 2, van richtlijn 2000/14.

Artikel 10

  • 1 Indien van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures de procedure van bijlage VIII van richtlijn 2000/14 wordt gevolgd, dient de fabrikant bij een keuringsinstantie, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem voor de productie van materieel voor gebruik buitenshuis in. Deze aanvraag omvat de in bijlage VIII, punt 3.1, van die richtlijn vermelde gegevens.

  • 2 De toepassing van het kwaliteitssysteem waarborgt dat het product voldoet aan de eisen van deze regeling.

  • 3 Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, voorschriften en bepalingen worden door hem systematisch en ordelijk aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen, procedures en instructies. De documentatie over het kwaliteitssysteem is zodanig dat een eenduidige interpretatie mogelijk is van de kwaliteitsbepalende beleidsmaatregelen en procedures zoals kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten. De documentatie bevat in ieder geval een behoorlijke beschrijving van de in bijlage VIII, punt 3.3, van richtlijn 2000/14 genoemde aspecten.

Artikel 11

  • 1 De keuringsinstantie, bedoeld in artikel 10, eerste lid, beoordeelt of het kwaliteitssysteem voldoet aan de in bijlage VIII, punt 3.2, van richtlijn 2000/14 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij EN ISO 9001 wordt toegepast.

  • 2 Ten minste één lid van het beoordelingsteam van de keuringsinstantie heeft ervaring als beoordelaar van de betrokken materieeltechnologie. De beoordelingsprocedure omvat een beoordelingsbezoek aan de installaties van de fabrikant.

  • 3 De fabrikant wordt door de keuringsinstantie van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en de beoordeling van het kwaliteitssysteem.

Artikel 12

  • 1 De fabrikant komt de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na en zorgt ervoor dat het kwaliteitssysteem adequaat en doeltreffend blijft.

  • 2 De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde houdt de keuringsinstantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, op de hoogte van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

  • 3 De keuringsinstantie beoordeelt de voorgenomen wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem voldoet aan de in bijlage VIII, punt 3.2, van richtlijn 2000/14 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is. Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

  • 4 Onder verantwoordelijkheid van de keuringsinstantie vindt overeenkomstig bijlage VIII, punt 4, van richtlijn 2000/14 toezicht op het goedgekeurde kwaliteitssysteem plaats.

  • 5 De fabrikant verleent de keuringsinstantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de ontwerp-, fabricage-, keurings-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, waaronder in ieder geval:

    • a. de documentatie over het kwaliteitssysteem;

    • b. de kwaliteitsrapporten die in het kader van het ontwerp-gedeelte van het kwaliteitssysteem zijn opgemaakt, zoals resultaten van analyses, berekeningen en beproevingen;

    • c. de kwaliteitsrapporten die in het kader van het fabricagegedeelte van het kwaliteitssysteem zijn opgemaakt, zoals keuringsverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens en rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel.

  • 6 De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde bewaart tien jaar lang nadat het materieel voor het laatst geproduceerd werd een exemplaar van de EG-verklaring van overeenstemming tezamen met de technische informatie overeenkomstig bijlage VIII, punten 3.1 en 3.3 van richtlijn 2000/14, alsmede de in het derde lid en in bijlage VIII, punt 4.3 en punt 4.4 van richtlijn 2000/14 bedoelde verslagen van de keuringsinstantie.

  • 7 De keuringsinstantie die de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd, stelt de andere bij de Europese Commissie aangemelde keuringsinstanties in kennis van de afgifte en intrekking van kwaliteitssysteemgoedkeuringen.

Artikel 13

  • 1 Het is verboden materieel voor gebruik buitenshuis, als bedoeld in artikel 13 van richtlijn 2000/14, in de handel te brengen of te gebruiken:

    • a. waarvoor de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure van bijlage V van die richtlijn niet is voltooid,

    • b. dat niet door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde is voorzien van de CE-markering, of

    • c. dat niet vergezeld gaat van de EG-verklaring van overeenstemming.

  • 2 Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet voor materieel voor gebruik buitenshuis dat wordt tentoongesteld op evenementen als beurzen, tentoonstellingen of demonstraties, indien:

    • a. duidelijk wordt aangegeven dat het materieel voor gebruik buitenshuis niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze regeling,

    • b. het materieel voor gebruik buitenshuis niet in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen totdat het door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde in overeenstemming is gebracht met de bepalingen van deze regeling, en

    • c. bij demonstraties alle passende veiligheidsmaatregelen worden genomen om de bescherming van personen te waarborgen.

  • 3 De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde geeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de lidstaten, op een met redenen omkleed verzoek, inzicht in alle bij de overeenstemmingsbeoordeling van een bepaald materieeltype, als bedoeld in het eerste lid, gebruikte informatie en in het bijzonder de technische documentatie, bedoeld in bijlage V, punt 3, van richtlijn 2000/14.

  • 4 De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde bewaart gedurende tien jaar na het tijdstip waarop het materieel voor het laatst geproduceerd werd een exemplaar van de EG-verklaring van overeenstemming tezamen met de technische informatie overeenkomstig bijlage V, punt 3, van richtlijn 2000/14.

Artikel 14

  • 1 Bij het volgen van de procedure van bijlage V van richtlijn 2000/14, stelt de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde de in bijlage V, punt 3, beschreven technische documentatie op en bewaart die na de fabricage van het laatste product ten minste tien jaar lang.

  • 2 De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde kan een andere natuurlijke of rechtspersoon belasten met het bewaren van de technische documentatie. In dat geval vermeldt hij naam en adres van die persoon in de EG-verklaring van overeenstemming.

  • 3 De fabrikant treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat het vervaardigde materieel continu in overeenstemming is met de in de punten 2 en 3 van bijlage V van richtlijn 2000/14 bedoelde technische documentatie en de voorschriften van deze regeling.

Artikel 15

  • 1 De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde zendt de minister en de Commissie van de Europese Gemeenschappen een afschrift van de EG-verklaring van overeenstemming voor ieder type materieel voor gebruik buitenshuis als bedoeld in de artikelen 12 en 13 van richtlijn 2000/14.

  • 2 De keuringsinstantie, die de EG-verklaring, bedoeld in het eerste lid, heeft afgegeven, geeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de lidstaten, op een met redenen omkleed verzoek, inzicht in alle bij de overeenstemmingsbeoordeling van een bepaald materieeltype, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, gebruikte informatie en in het bijzonder de technische documentatie, bedoeld in bijlage V, bijlage VI, punt 3, bijlage VII, punt 2, en bijlage VIII, punten 3.1 en 3.3, van richtlijn 2000/14.

Artikel 16

  • 1 Het is verboden markeringen of inscripties op materieel voor gebruik buitenshuis aan te brengen die misleidend kunnen zijn wat betreft de betekenis of de vorm van de CE-markering. Er mogen andere markeringen op het materieel voor gebruik buitenshuis worden aangebracht, mits de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering daardoor niet verminderd worden.

  • 2 Wanneer materieel voor gebruik buitenhuis reeds op grond van andere wettelijke voorschriften is voorzien van een CE-markering wordt de krachtens deze regeling verplichte CE-markering daaraan toegevoegd. Indien de fabrikant op grond van één of meer van die wettelijke voorschriften gedurende een overgangsperiode evenwel kan kiezen tussen verschillende regelingen, wordt op de CE-markering aangegeven dat het materieel uitsluitend voldoet aan de voorschriften die zijn toegepast door de fabrikant. In dat geval worden de gegevens van de richtlijnen tot uitvoering waarvan die wettelijke voorschriften strekken, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, vermeld in de documenten, mededelingen of instructies die volgens die wettelijke voorschriften voorgeschreven zijn en dergelijk materieel vergezellen.

Artikel 17

  • 1 Voor 3 januari 2002 op grond van artikel 2, onder a, van het Besluit geluidproduktie gazonmaaimachines verleende goedkeuringen en op grond van artikel 2, onder b, van het Besluit geluidproduktie gazonmaaimachines opgestelde certificaten van overeenstemming, kunnen worden gebruikt bij het opstellen van de technische documentatie, bedoeld in bijlage V, onder 3, bijlage VI, onder 3, bijlage VII, onder 2 en bijlage VIII, onder 3.1 en 3.3, van richtlijn 2000/14.

  • 2 Voor 3 januari 2002 op grond van de Regeling geluidproduktie bouwmachines verstrekte goedkeuringen en opgestelde rapporten, kunnen worden gebruikt bij het opstellen van de technische documentatie, bedoeld in bijlage V, onder 3, bijlage VI, onder 3, bijlage VII, onder 2 en bijlage VIII, onder 3.1 en 3.3, van richtlijn 2000/14.

Artikel 18

Een wijziging van de artikelen 12 en 13 van richtlijn 2000/14 en van de bij deze richtlijn behorende bijlagen gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering behoort te zijn gegeven.

Artikel 19

  • 1 De Regeling geluidproduktie bouwmachines wordt met ingang van 3 januari 2002 ingetrokken.

  • 2 Op verzoek van de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde kan tot 3 januari 2002 voor het verkrijgen van een goedkeuring als bedoeld in artikel 2, onder a, van de Regeling geluidproduktie bouwmachines een van de goedkeuringsprocedures bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, of artikel 13, eerste lid van deze regeling worden toegepast.

  • 3 Een goedkeuring krachtens artikel 2, onder a, van de Regeling geluidproduktie bouwmachines, die zijn verleend met toepassing van het tweede lid worden gelijksgesteld aan goedkeuringen krachtens deze regeling.

Artikel 20

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 3 januari 2002.

  • 2 In afwijking van het eerste lid treedt artikel 19, tweede lid, in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Artikel 21

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling geluidemissie buitenmaterieel.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 augustus 2001

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.P. Pronk