Regeling impuls beroepsonderwijs voor landelijke organen 2001

[Regeling vervallen per 31-12-2004.]
Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2002.
Geldend van 10-09-2001 t/m 30-12-2004

Regeling impuls beroepsonderwijs voor landelijke organen 2001

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Gelet op artikel 2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs,

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

b. wet:

de Wet educatie en beroepsonderwijs;

c. instelling:

een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 van de wet, een instituut als bedoeld in artikel 12.3.8 van de wet en een hogeschool als bedoeld in artikel 12.3.9 van de wet;

d. landelijk orgaan:

een landelijk orgaan als bedoeld in artikel 1.5.1 van de wet;

e. een project:

een samenhangend geheel van werkzaamheden gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 2;

f. vmbo:

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs verzorgd aan een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, een school voor voorbereidend beroepsonderwijs, dan wel een scholengemeenschap waarvan in elk geval een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of een school voor voorbereidend beroepsonderwijs deel uitmaakt als bedoeld in artikel 21, eerste lid, tweede volzin, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

g. bo:

het beroepsonderwijs bedoeld in de wet;

h. hbo:

het hoger beroepsonderwijs, bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

i. vereniging Colo:

de vereniging voor landelijke organen beroepsonderwijs,

beroepskolom:

het onderwijs verzorgd door scholen en instellingen voor vmbo, bo en hbo.

Artikel 2. Doel

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Het doel van de regeling is het versterken van de beroepskolom, door projecten gericht op:

    • a. de ontwikkeling van gemeenschappelijke kaders in de aansluiting vmbo-bo en bo-hbo onder regie van Vereniging Colo;

    • b. versterken van de beroepspraktijkvorming in de geïntegreerde benadering van de beroepskolom.

    • c. het oplossen van knelpunten die zich voordoen in de aansluiting van structuren binnen de beroepskolom en de ontwikkeling naar competenties, in samenwerking met scholen en instellingen voor vmbo, bo en hbo.

  • 2 Om het doel, bedoeld in het eerste lid, te bereiken verleent de minister op verzoek van het bevoegd gezag van een landelijk orgaan een aanvullende vergoeding aan landelijke organen ten behoeve van projecten.

Artikel 3. Hoogte van de aanvullende vergoeding

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Voor toekenningen van aanvullende vergoedingen op grond van deze regeling is een bedrag van f 8.000.000,- (3.630.242 euro) beschikbaar.

  • 3 De minister maakt de hoogte van de aanvullende vergoeding uiterlijk 20 oktober 2001 aan de landelijke organen bekend.

Artikel 4. Voorwaarden

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De minister verleent de aanspraak op een aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 3, slechts indien het bestuur van het landelijk orgaan voor 21 september 2001 een verzoek indient bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, directie Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer. Een verzoek dat op of na 21 september 2001 wordt ingediend wordt afgewezen.

  • 2 In het verzoek is opgenomen:

    • a. de naam van de contactpersoon bij het landelijk orgaan voor het project;

    • b. voor welke projecten, bedoeld in artikel 2, de subsidie wordt besteed;

    • c. met welke landelijke organen en instellingen wordt samengewerkt;

    • d. een verklaring dat het landelijk orgaan voor 15 november 2001 met samenwerkingspartners kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen vaststelt, volgens het format dat hiervoor door OCenW ter beschikking zal worden gesteld;

    • e. een verklaring dat het landelijk orgaan voor 1 februari 2002 een tussentijdse effectrapportage en voor 1 oktober 2002 een afsluitende effectrapportage aan de minister zendt volgens het format dat hiervoor door OCenW ter beschikking zal worden gesteld;

    • f. een verklaring dat het landelijk orgaan de producten ter beschikking stelt aan de Vereniging Colo.

  • 3 In de effectrapportages, bedoeld in het tweede lid onder e, wordt tenminste aangegeven:

    • a. voor welke projecten, bedoeld in artikel 2, de subsidie wordt besteed;

    • b. de wijze waarop met landelijke organen en bedrijfsleven wordt samengewerkt;

    • c. welke kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen zijn gesteld;

    • d. in welke mate de gestelde kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen zijn gerealiseerd en een analyse van eventuele verschillen;

  • 4 Het project wordt voor 1 juli 2002 afgerond.

Artikel 5. Verantwoording

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Het landelijk orgaan zendt uiterlijk 1 oktober 2002 een inhoudelijke verantwoording aan de minister bestaande uit de afsluitende effectrapportage, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder e.

  • 2 De aanvullende vergoeding wordt verstrekt als tegemoetkoming in de kosten die zijn verbonden aan het in deze regeling omschreven doel. De aanvullende vergoeding wordt in ieder geval besteed ten dienste van de primaire taak van het landelijk orgaan.

  • 3 De toegewezen middelen worden overeenkomstig de OCenW-Richtlijnen Jaarverslaggeving in de jaarrekening verantwoord. De lasten worden verantwoord binnen de daartoe bestemde posten in de jaarrekening.

Artikel 6. Monitoring

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De landelijke organen werken mee aan een onafhankelijke monitoring naar de effecten van de regeling.

Artikel 7. Terugvordering

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 3, kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van een aanvrager, indien:

  • a. er uiterlijk voor 15 november 2001 geen kwantitatieve en kwalitatieve doelen zijn vastgesteld die bijdragen aan het realiseren van de beoogde resultaten;

  • b. er uiterlijk voor 1 februari 2002 geen tussentijdse effectrapportage en uiterlijk voor 1 oktober 2002 geen afsluitende effectrapportage die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 4, zijn ingediend bij de minister;

  • c. de aanvrager onjuiste, niet tijdige of voor de beoordeling van de uitvoering van de regeling onvolledige gegevens heeft verstrekt;

  • d. het project niet is gestart, aanzienlijk is vertraagd of voortijdig wordt beëindigd, of

  • e. de ontvanger van de aanvullende vergoeding heeft gehandeld in strijd met de verplichtingen die aan de aanvullende vergoeding zijn verbonden.

Artikel 8. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9. Citeertitel

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling impuls beroepsonderwijs voor landelijke organen 2001.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L.M.L.H.A Hermans.