U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 01-04-2010.]Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014 en zichtdatum 03-12-2024. Geldend van 20-09-2001 t/m 31-03-2010
Regeling houdende nadere regels omtrent de bouw, verbouwing, inrichting en verandering van inrichting van archiefruimten en archiefbewaarplaatsen alsmede omtrent de ingebruikneming van gebouwen als archiefruimte of archiefbewaarplaats
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dr. F. van der Ploeg, handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gelet op artikel 13, vierde lid, van het Archiefbesluit 1995,
Besluit:
[Regeling vervallen per 01-04-2010]
1 Deze regeling verstaat onder:
a. de minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
b. gebouw: een gebouw als bedoeld in de Woningwet;
c. archiefgebouw: een tot een industriegebouw als bedoeld in het Bouwbesluit behorende archiefbewaarplaats of een andere ruimte uitsluitend in gebruik voor het beheer en de raadpleging van archiefbescheiden en documentaire verzamelingen;
d. compartiment: gedeelte van een archiefbewaarplaats, dat door brandwerende bouwdelen van een of meer andere gedeelten van de archiefbewaarplaats is gescheiden.
2 Met de in deze regeling genoemde technische producteisen worden gelijkgesteld technische producteisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, en die tenminste een gelijkwaardig kwaliteitsniveau van het product waarborgen, mits daarbij een geldig rapport wordt overgelegd waaruit blijkt dat de producten aan die eisen voldoen, en dat rapport is opgemaakt door een beproevingslaboratorium dat voldoet aan NEN-EN-ISO/IEC 17025.
1 Een gebouw waarin een archiefruimte is of wordt gevestigd, is niet gelegen in een omgeving, waar een bijzonder brand- of overstromingsgevaar bestaat dan wel extreme overlast van luchtvervuiling te verwachten is.
2 De archiefruimte is uitsluitend bestemd voor de bewaring van archiefbescheiden. De bewaring in de archiefruimte van andere documenten dan archiefbescheiden is toegestaan.
3 In een archiefruimte bevinden zich geen materialen en apparaten die het klimaat nadelig kunnen beïnvloeden, verontreiniging verspreiden, brandgevaar veroorzaken, dan wel insecten of micro-organismen kunnen aantrekken.
1 De vloerbelasting is berekend op een gewicht van 10 kN/m², bij een inrichting met 7 legborden boven elkaar, bij een onderlinge afstand van 35 cm.
2 De archiefruimte is beschermd tegen overlast van grond-, riool-, regen-, leiding- en bluswater door de toepassing van een waterkering van tenminste 10 cm. In een archiefruimte beneden het maaiveld zijn watermelders aanwezig. Indien de situatie van een archiefruimte beneden het maaiveld daartoe aanleiding geeft, wordt, ten genoegen van degene die ingevolge de Archiefwet 1995 is belast met het toezicht aangetoond dat de waterindringing in het beton gemeten volgens ISO-DIS 7031 een waarde heeft die onschadelijk is voor de bewaring van archiefbescheiden.
3 De scheidingsconstructie, vloeren, wanden en plafonds tussen de archiefruimte en de omringende ruimten is van steenachtig materiaal en bezit een brandwerendheid van 60 minuten volgens NEN 6069; dit geldt ook voor deuren, kozijnen, brandkleppen, doorvoeringen van kabels, leidingen en andere perforaties. Met betrekking tot brandkleppen is NEN 6077 van toepassing. Rooster- en andere tussenvloeren zijn niet toegestaan. Indien de vuurbelasting van een aangrenzende ruimte groter is dan die van een gemiddelde kantoorruimte wordt de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag dienovereenkomstig verhoogd.
4 Ramen zijn in de archiefruimte niet toegestaan.
5 De bijdrage tot de brandvoortplanting van wanden, plafonds, vloeren en vloerbedekking alsmede van kasten en stellingen voldoet aan klasse 4 volgens NEN 6065.
6 De vloeren, wanden en plafonds zijn glad, vlak en stofvrij afgewerkt; losse bouwdelen met kieren zijn niet toegepast.
7 Alleen kabels, leidingen en kanalen ten behoeve van voorzieningen in de archiefruimte zelf, zoals een verwarmingsbuis, zijn in de archiefruimte aanwezig. Archiefstellingen staan niet onder watervoerende leidingen. Kabels en leidingen worden zoveel mogelijk als opbouw uitgevoerd; voeding naar apparatuur vindt plaats van bovenaf door de wand.
8 Het ventilatiesysteem of de luchtbehandelingsinstallatie is zodanig uitgevoerd dat hierdoor geen water, vuil en ongedierte kunnen doordringen in de archiefruimte. De klimaatapparatuur wordt buiten de archiefruimte geplaatst.
9 De toegangsdeuren zijn tenminste voorzien van insteeksloten met sluitkommen en van veiligheidsbouwbeslag met boorzekering. De deuren zijn beveiligd tegen uitlichten. Zij zijn zelfsluitend uitgevoerd.
10 Bij gesloten deur is door een verklikkerlampje aan de buitenzijde zichtbaar of de elektriciteit is ingeschakeld. Deurcontacten voor de verlichting zijn niet toegestaan.
1 In de nabijheid van de archiefruimte zijn voldoende en doelmatige kleine blusmiddelen aanwezig in de vorm van slanghaspels en koolzuursneeuwblussers. Poeder- en schuimblussers zijn niet toegestaan.
2 Op de toegangsdeuren zijn bordjes geplaatst voorzien van de tekst of het symbool `Verboden te roken'.
1 De relatieve luchtvochtigheid in een archiefruimte waarin alleen papieren archiefbescheiden worden bewaard, kan variëren tussen 30 en 55% en de temperatuur tussen 16 en 20°C; een overschrijding tot 25°C tijdens maximaal 10 etmalen per jaar is toegestaan.
2 De archiefruimte is voorzien van een thermometer en een hygrometer. Haarhygrometers zijn niet toegestaan. Alle meetapparatuur wordt regelmatig gecontroleerd op juiste werking en aanwijzing.
3 De luchtinhoud van de archiefruimte wordt tenminste één maal en niet meer dan vier maal per 24 uur ververst.
4 Op de bewaring van archiefbescheiden in andere vorm dan papier zijn de artikelen 32 en 38 van overeenkomstige toepassing.
1 Bij plaatsing van archiefstellingen langs een buitenmuur en langs radiatoren wordt een tussenruimte van tenminste 20 cm in acht genomen, langs een binnenmuur 10 cm; de afstand tussen de inhoud van de bovenste plank en het plafond is tenminste 10 cm, en tussen de inhoud van de bovenste plank en de verlichtingsarmaturen 20 cm. De looppaden tussen de archiefstellingen zijn tenminste 70 cm breed.
2 De afstand van deurkozijnen en andere doorvoeringen door brandwerende wanden ten opzichte van archiefstellingen is tenminste 50 cm.
3 Archiefstellingen zijn in de regel niet hoger dan 230 cm.
4 Voor de berging van elektromagnetische materialen worden volledig plaatstalen kasten, voorzien van deuren en een achterwand, toegepast.
De vloeren, wanden en plafonds worden uitgevoerd in gewapend beton in kwaliteiten als omschreven in NEN 6720 of gelijkwaardig materiaal als volgt:
a. Het beton in de buitenwanden en vloeren van een in de kelder gesitueerde archiefbewaarplaats is tenminste 300 mm dik in betonkwaliteit B25 of 270 mm in betonkwaliteit B35 of 250 mm in betonkwaliteit B45 of hoger. Indien de algemene rijksarchivaris dan wel, indien het een andere dan een rijksarchiefbewaarplaats betreft, gedeputeerde staten dat nodig oordelen, toont de bouwer onderscheidenlijk de zorgdrager aan dat de waterindringing gemeten volgens ISO-DIS 7031 een waarde heeft die onschadelijk is voor de bewaring van archiefbescheiden.
b. Het beton van de wanden van de archiefbewaarplaats die tevens buitenmuren zijn, is tenminste 300 mm dik in betonkwaliteit B45 of hoger, indien zij aan een open terrein liggen; de wanden van de archiefbewaarplaats worden tevens als buitenmuur beschouwd als er slechts een glas- of andere lichte constructie voor staat.
c. Het plafond van een op de bovenste verdieping of slechts onder een lichte kapconstructie gelegen archiefbewaarplaats is tenminste 300 mm dik in betonkwaliteit B25 of 270 mm in betonkwaliteit B35 of 250 mm in betonkwaliteit B45 of hoger.
d. De overige wanden, vloeren en plafonds zijn uitgevoerd in beton van tenminste 250 mm dik in betonkwaliteit B25 dan wel in beton van tenminste 200 mm dik aangevuld met ander steenachtig bouwmateriaal tot een gezamenlijke massa van tenminste 625 kg/m2.
e. De onder b en d bedoelde wanden, vloeren en plafonds worden berekend op een bijzondere belasting van tenminste 10 kN/m2 of indien deze hoger is, de statisch equivalente belasting ten gevolge van een explosie op een afstand van 1,5 m met explosieven overeenkomend met de kracht van een 155 mm granaat. De in rekening te brengen statisch equivalente belasting is: qu = (72 : l) kN/m2 waarbij l de overspanning is, en uitgaande van een overspanning groter dan 5 en kleiner dan 10 m. Bij vierzijdig opgelegde vloeren, al of niet ingeklemd, is l de kleinste overspanning. De belasting wordt aanwezig geacht over een oppervlakte van l x l.
f. Onderdeel e is niet van toepassing op het plafond indien het tevens een vrij liggend dak is zonder obstakels met een hoogte van 1,5 meter of meer; de buitenmuur, voorzover deze tenminste 3 meter boven het straatniveau is gelegen en tevens deel uitmaakt van een gesloten gevelwand in een aan weerszijden bebouwde straat; daaraan parallel lopende binnenwanden en overige binnenwanden die niet gekeerd zijn in de richting van een open terrein.
g. In wanden waarop de sterkte-eis, bedoeld in onderdeel e, van toepassing is, zijn de deuren tenminste 90 mm dik en van dubbel plaatstaal met een dikte van tenminste 1,5 mm en met een verstevigingsconstructie of vulling tussen de twee lagen; de kozijnen zijn vervaardigd van plaatstaal met een dikte van tenminste 2 mm; in wanden waarop deze sterkte-eis niet van toepassing is, zijn zij van staal, met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag als omschreven in artikel 9.
h. De vloer is berekend op een nuttige belasting groot 10 kN/m2 bij een gebruik van vaste of verrolbare stellingen met 7 legborden op onderlinge afstanden van 35 cm. Het plafond wordt berekend voor de daarop rustende nuttige belasting vermeerderd met de bijzondere belasting, bedoeld in onderdeel e, indien het onder e gestelde van toepassing is.
i. Technische berekeningen en geldige TNO-rapporten aangaande het gestelde onder e, g en h worden desgevraagd overgelegd aan de algemene rijksarchivaris, dan wel, indien het een andere dan een rijksarchiefbewaarplaats betreft, gedeputeerde staten.
De vloeren, wanden en plafonds en alle daarin aangebrachte voorzieningen zijn waterdicht uitgevoerd en zijn bestand tegen de druk bij de maximaal optredende waterstand, ook bij calamiteiten.
1 Tussen de archiefbewaarplaats en de aangrenzende ruimten bedraagt de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag bepaald volgens NEN 6069 tenminste 120 minuten; dit geldt ook voor de vloer, wanden, plafonds, en alle daarin aangebrachte voorzieningen als: deuren, kozijnen, doorvoeringen van kabels, leidingen kanalen voor ventilatie en luchtbehandeling en andere perforaties; met betrekking tot brandkleppen is NEN 6077 van toepassing. Indien de vuurbelasting van de aangrenzende ruimte groter is dan 120 minuten wordt de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag dienovereenkomstig aangepast.
2 Indien de oppervlakte van een op één verdieping gelegen deel van een archiefbewaarplaats groter is dan 300 m² bij een hoogte van 3 m, dan wordt deze in compartimenten verdeeld. Het aantal compartimenten is gelijk aan het quotiënt van de totale oppervlakte van de archiefbewaarplaats in vierkante meters gedeeld door 200 m², waarbij de rest moet worden verdeeld over de compartimenten zodanig dat geen enkel compartiment groter is dan 300 m². Indien de ruimte hoger is dan 3 meter, dan dienen deze oppervlakten zodanig te worden aangepast, dat de inhoud per compartiment niet meer is dan 600 m³.
3 In afwijking van het tweede lid mag het aantal compartimenten worden bepaald op grond van de maximale opbergcapaciteit. Deze bedraagt per compartiment maximaal 3000 strekkende meter papier van A4 tot folio-formaat of een equivalent daarvan.
4 Tussen de in het tweede lid genoemde compartimenten bedraagt de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag bepaald volgens NEN 6069 120 minuten.
5 De hoofddraagconstructie van het gebouw voorzover van belang voor de archiefbewaarplaats bezit een brandwerendheid op het criterium van bezwijken van tenminste 120 minuten, berekend volgens NEN 6069 dan wel voor zover van toepassing NEN 6071, NEN 6072 onderscheidenlijk NEN 6073.
6 Voor de bewaring van archiefbescheiden die schade kunnen veroorzaken aan andere archiefbescheiden worden afzonderlijke compartimenten ingericht, zodanig dat er ook bij calamiteiten geen schade kan ontstaan aan andere compartimenten.
7 Geldige TNO-rapporten aangaande het gestelde in het eerste, vierde en vijfde lid worden desgevraagd overgelegd aan de algemene rijksarchivaris, dan wel, indien het een andere dan een rijksarchiefbewaarplaats betreft, gedeputeerde staten.
Ramen zijn in de archiefbewaarplaats niet toegestaan.
1 Vloeren, wanden en plafonds zijn glad, vlak en stofvrij afgewerkt; de afwerklaag van wanden en plafonds is niet dampremmend; houten plinten en dorpels of losse delen met kieren worden niet toegepast.
2 De vloeren zijn voorzien van een slijtvaste afwerking of afdekking.
1 De bijdrage tot brandvoortplanting van de wanden en plafonds van de archiefbewaarplaats voldoet aan klasse 4 volgens NEN 6065. De maatgevende rookdichtheid bepaald volgens NEN 6066 bedraagt ten hoogste 10 m-1.
2 De bepaling van het al dan niet gemakkelijk ontvlambaar zijn en de bijdrage tot brandvoortplanting van de vloer van de archiefbewaarplaats voldoet aan de klasse T1 volgens NEN 1775.
3 Geldige TNO-rapporten aangaande het gestelde in het eerste en tweede lid worden desgevraagd overgelegd aan de algemene rijksarchivaris, dan wel, indien het een andere dan een rijksarchiefbewaarplaats betreft, gedeputeerde staten.
Er zijn geen bouw- en afwerkmaterialen toegepast uit welke schadelijke gassen kunnen vrijkomen of die op andere wijze schade aan de archiefbescheiden kunnen veroorzaken of waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat zij in de toekomst schade kunnen gaan veroorzaken.
Door de archiefbewaarplaats zijn geen kabels, leidingen en kanalen gevoerd die dienst doen als voedings- of afvoerleiding voor andere ruimten dan de archiefbewaarplaats, of voor een op een andere verdieping gelegen compartiment van de archiefbewaarplaats, ongeacht de aard van die kabels, leidingen en kanalen.
Alle kabels en leidingen zijn uitgevoerd als opbouw; voeding naar apparatuur vindt plaats van bovenaf door de wand.
Binnen de archiefbewaarplaats mag op geen onderdeel van het gebouw en de meubilering condensvorming kunnen optreden. Hierbij moet rekening worden gehouden met de normaal te verwachten externe klimaatomstandigheden en met de klimaateisen, genoemd in artikel 32.
1 De deuren in de wand van de archiefbewaarplaats zijn van plaatstaal, naar buiten draaiend en zelfsluitend uitgevoerd; de deuren kunnen zijn voorzien van een extra, zelfsluitende loopdeur. Bij toepassing van een loopdeur behoeft de plaatstalen deur niet zelfsluitend te zijn. Deuren van compartimenten behoeven niet zelfsluitend te zijn. Zelfsluitende deuren zijn van binnenuit te openen.
2 De verlichtingsinstallatie is voorzien van een controlelampje of ander signaleringssysteem waaraan buiten de archiefbewaarplaats zichtbaar is of de verlichting in de archiefbewaarplaats is ingeschakeld. Deurcontacten voor de verlichting zijn niet toegestaan.
1 Bij de beplanting van het omliggende terrein zijn geen klimplanten geplaatst tegen de buitengevels; stuifmeelrijke planten zijn vermeden.
2 Planten, waterpartijen en andere objecten die micro-organismen kunnen aantrekken zijn zodanig binnen het gebouw geplaatst, dat er tenminste één zelfsluitende deur is tussen deze objecten en de deur of deuren van de archiefbewaarplaats.
1 De archiefbewaarplaats die gelegen is in een gebied met een overstromingsrisico als gevolg van het risico van doorbraak van de dijk van de polder waarin deze is gelegen dan wel te hoge waterstand in waterlopen grenzend aan het gebied waarin de archiefbewaarplaats is gelegen, is waterdicht uitgevoerd met inbegrip van deuren, doorvoeringen van kabels, leidingen en ventilatie- en luchtbehandelingskanalen; dit geldt ook voor de archiefbewaarplaats welke meer dan drie meter beneden het maaiveld is gelegen.
2 Geen overstromingsrisico wordt geacht aanwezig te zijn in gebieden volledig beschermd door dijken, die voldoen aan de veiligheidsnorm als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de waterkering.
3 De archiefbewaarplaats, bedoeld in het eerste lid, is voorzien van een of meer pompen met een voldoende capaciteit, aangesloten op een onafhankelijke noodstroomvoorziening.
1 De boven het maaiveld en niet meer dan drie meter beneden het maaiveld gelegen archiefbewaarplaats is 10 cm gelegen boven het niveau waarop zich wateroverlast kan voordoen bij een calamiteit als omschreven in artikel 19 dan wel is voorzien van een waterkering tot 10 cm boven dat niveau; de zorgdragers maken bij het overleggen van de plannen, bedoeld in de artikelen 33, tweede lid, en 38, tweede lid, van de Archiefwet 1995, aannemelijk dat de plannen aan deze eis voldoen.
2 Het laagste toelooppunt van water bij calamiteiten, als bedoeld in het eerste lid en als gevolg van overvloedige neerslag, lekkage van leidingen in het gebouw en brandblussing is gelegen minimaal 10 cm boven het niveau ter plaatse van waaraf een vrije afloop naar het maaiveld dan wel de riolering is verzekerd.
Een archiefbewaarplaats waarin regelmatig archiefbescheiden van buiten het gebouw worden opgenomen, beschikt over een ontvangst- en quarantaineruimte die voldoet aan de volgende eisen:
a. In de onmiddellijke nabijheid is een laadperron aanwezig, alwaar materialen onder bescherming van een luifel naar binnen kunnen worden gebracht.
b. De ruimte is dusdanig afgewerkt dat een natte ontsmetting van de ruimte goed mogelijk is. Bij voorkeur dienen de wanden en de vloeren betegeld te zijn.
c. Bij voorkeur wordt de ruimte ingericht met vrij van de muur hangende legborden, uitgevoerd in roestvrij staal.
d. De werktafels in de ruimte zijn vervaardigd van materiaal dat waterbestendig is.
e. De ruimte is voorzien van een onafhankelijke luchtbehandeling. De installatie haalt de lucht rechtstreeks van buiten en voert de afzuiglucht ook rechtstreeks af naar buiten; er is geen recirculatie.
f. Mobiele apparatuur is toegelaten.
g. In de ruimte is plaatselijke afzuiging beschikbaar voor het droog reinigen van het archiefmateriaal.
1 In de directe nabijheid van de uitgang(en) van de archiefbewaarplaats en op de plaats het verst verwijderd van de uitgang zijn op een goed zichtbare plaats in de ruimte een of meer koolzuursneeuwblussers geplaatst die voldoen aan het Besluit draagbare blustoestellen 1997, elk met een nuttige inhoud van tenminste 5 kg.
2 In de directe nabijheid van de toegang tot de archiefbewaarplaats is aan de buitenzijde van de bewaarplaats een slanghaspel geplaatst, welke voldoet aan NEN-EN 671-1.
3 Indien een archiefbewaarplaats of een compartiment daarvan groter is dan omschreven in artikel 9, tweede of derde lid, is deze na overleg met de brandweer voorzien van een sprinklerinstallatie, uitgevoerd als gecommandeerd systeem; het brandmeldsysteem kan daarbij worden uitgevoerd volgens het systeem van twee-groepsafhankelijkheid, twee-melderafhankelijkheid of dubbeltoetsmethode; de uitvoering met water in de leidingen verdient de voorkeur.
4 In afwijking van het derde lid is een gasblusinstallatie gericht op zuurstofverdrijving toegestaan, mits het gasmengsel veilig voor personen en chemisch indifferent is ten opzichte van archiefbescheiden, er geen gassen bij de vuurhaard worden gevormd die kunnen reageren met archiefbescheiden en de installatie zodanig is uitgevoerd, dat deze geen fysische schade toebrengt aan de archiefbescheiden.
De archiefbewaarplaats is voorzien van een automatische brandmeldinstallatie, welke voldoet aan NEN 2535; het systeem is in ieder geval voorzien van rookdetectoren.
Aanduidingen met een rookverbod en een verbod om brandbare zaken binnen 50 cm van de uitmondingen van de ventilatie- en luchtbehandelingskanalen en van de deursponningen te plaatsen, zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde van de deur, zijn op relevante en duidelijk zichtbare plaatsen aangebracht.
De toegang tot de archiefbewaarplaats is zodanig gesitueerd, dat bezoekers en niet met de verzorging van archieven belaste personeelsleden er niet ongecontroleerd kunnen binnen gaan.
1 De buitendeuren van het gebouw en de deuren van de archiefbewaarplaats zijn tenminste voorzien van insteeksloten met sluitkommen en van veiligheidsbouwbeslag met boorzekering. De deuren zijn beveiligd tegen uitlichten.
2 De wijze van inbraaksignalering is aangepast aan de situering van het gebouw.
1 De bijdrage tot brandvoortplanting van kasten en stellingen in de archiefbewaarplaats voldoet aan het gestelde voor klasse 4 volgens NEN 6065; de maatgevende rookdichtheid, bepaald volgens NEN 6066, bedraagt ten hoogste 10 m-1.
2 Geldige TNO-rapporten aangaande het gestelde in het eerste lid worden overgelegd aan de algemene rijksarchivaris, dan wel, indien het een andere dan een rijksarchiefbewaarplaats betreft, gedeputeerde staten.
Er is geen meubilering toegepast, waaruit schadelijke gassen vrij kunnen komen of die op andere wijze schade aan de archiefbescheiden kan veroorzaken of ten aanzien waarvan een redelijk vermoeden bestaat, dat zij in de toekomst schade aan de archiefbescheiden zal veroorzaken.
1 De stellingen in de archiefbewaarplaats zijn zo geplaatst, dat looppaden van ten minste 70 cm breed overblijven. Op plaatsen waar geen looppaden noodzakelijk zijn, mag de afstand tot de wanden tot 20 cm worden teruggebracht. De afstand tussen verrolbare archiefstellingen in gesloten toestand is tenminste 5 cm. De afstand tussen de inhoud van de bovenste plank en het plafond is ten minste 30 cm.
2 De afstand tot de deurkozijnen en andere doorvoeringen door brandwerende wanden is ten minste 50 cm.
3 De elektromotoren voor de voortbeweging van verrolbare stellingen kunnen, indien zij in de archiefbewaarplaats zijn opgesteld, geen brand of explosie veroorzaken.
4 Er zijn voldoende kasten aanwezig om charters, kaarten, tekeningen en andere materialen van groot formaat of kwetsbare samenstelling vlak op te bergen. De kasten voor hangende berging van grote formaten zijn zo ingericht, dat de archiefbescheiden niet door hun eigen gewicht kunnen scheuren of anderszins schade ondervinden. Er zijn kasten en stellingen aanwezig om grote banden liggend te bewaren.
5 Voor de berging van elektromagnetische materialen zijn volledig plaatstalen kasten, voorzien van deuren en een achterwand, toegepast.
1 De archiefbewaarplaats is uitsluitend bestemd voor de bewaring van archiefbescheiden. De bewaring in de archiefbewaarplaats van andere documenten dan archiefbescheiden is toegestaan.
2 In een archiefbewaarplaats zijn geen materialen of apparaten geplaatst, die het klimaat nadelig kunnen beïnvloeden, verontreiniging verspreiden, brandgevaar veroorzaken, dan wel insecten of micro-organismen kunnen aantrekken. De klimaatapparatuur wordt buiten de archiefbewaarplaats geplaatst.
In de archiefbewaarplaats en in elk compartiment is telefoon aanwezig.
De temperatuur onderscheidenlijk de relatieve luchtvochtigheid bedraagt voor:
a. papier, perkament, was, leer, textiel en hout 17°C -2/+1°C, onderscheidenlijk 52% ±3%
b. zwart-wit fotomateriaal op papier, ook wanneer polyethyleen is toegepast: een vast in te stellen waarde tussen -20 tot 17°C ±1°C, onderscheidenlijk 33% tot 38% ±3%
c. zwart-wit fotomateriaal op glas en polyester film, positief en negatief: een vast in te stellen waarde tussen -20 tot 17°C ±1°C, onderscheidenlijk 33% tot 38% ±3%
d. zwart-wit fotomateriaal op bi- of tri-acetaatfilm: een vast in te stellen waarde tussen -20 tot 5°C ± 1°C, onderscheidenlijk 33% tot 38% ±3%
e. zwart-wit fotomateriaal op nitraatfilm: een vast in te stellen waarde tussen -20 tot 5°C ± 1°C, onderscheidenlijk 33% tot 38% ± 3%
f. fotomateriaal in kleur, positief en negatief: een vast in te stellen waarde tussen -20 tot -2°C ±1°C, onderscheidenlijk 33% ±3%
g. elektromagnetische dragers 18°C ±1°C, onderscheidenlijk 40% ±2%
h. optische schijven: een vast in te stellen waarde tussen 2 tot 18°C -2/+1°C, onderscheidenlijk 40 tot 55% ±3%
De klimaatbeheersinginstallatie is zodanig ingericht dat deze voor de archiefbewaarplaats afzonderlijk en per compartiment afzonderlijk kan worden in- en nageregeld.
Wanneer een archiefbewaarplaats of een compartiment een temperatuur heeft lager dan 15°C, wordt voor het gebruik van de archiefbescheiden voorzien in een mogelijkheid tot acclimatisering, waarbij de temperatuur niet meer dan 1°C per uur oploopt bij een gelijkblijvende relatieve luchtvochtigheid.
In afwijking van artikel 32, onder a, is een constante, seizoensonafhankelijke relatieve luchtvochtigheid toegestaan van iedere vast in te stellen waarde tussen 43% en 52% ±3% voor papier en boekbanden, waarin geen leer, perkament of hout is toegepast.
In afwijking van artikel 32, onder a, b en h, is een temperatuur van 18°C ±2°C en een variatie in de relatieve luchtvochtigheid van ±5% ten opzichte van de aangegeven waarde toegestaan, indien de chemische kwaliteit van de lucht een maximale corrosieve waarde heeft van 40 Ångström per 30 dagen.
Toetredende lucht is gezuiverd van SO2, NOx, NH3 en O3 op plaatsen met een hoge intensiteit van het wegverkeer en in die gebieden waar gedurende een van de laatste drie jaren een gemiddelde concentratie is gemeten van meer dan 15 µg/m3 SO2 onderscheidenlijk 25 ppb (gerekend als 1:10-9) aan NOx. Het is toegestaan de toetreding van verse lucht tijdens de spitsuren af te sluiten, mits een ventilatievoud van 2 per etmaal wordt bereikt. De toevoeropeningen worden op de meest gunstige wijze geplaatst, maar tenminste 5 m boven het maaiveld.
In afwijking van artikel 32, onder g, is iedere afwijking toegestaan, indien de elektromagnetische gegevens worden gekopieerd op een nieuwe drager in een frequentie, gerelateerd aan de afwijking van de onder g voorgeschreven temperatuur en relatieve luchtvochtigheid en een kopie van de gegevens elders wordt bewaard onder overeenkomstige voorwaarden.
1 Het ventilatievoud bedraagt 0,1 tot 0,2 maal per uur. Een hoger ventilatievoud is toegestaan indien de chemische kwaliteit van de lucht voldoet aan de eis gesteld in artikel 36. Het inwendige circulatievoud bedraagt minimaal 2 maal de lege ruimte per uur bij een luchtsnelheid tussen 0,01 m en 2,5 m/seconde in de gehele ruimte. Indien verrolbare archiefstellingen worden gebruikt, bedraagt het circulatievoud ten minste 2,5 maal de lege ruimte per uur.
2 In afwijking van het gestelde in het eerste lid bedraagt het ventilatievoud 0,25 tot 0,5 per uur voor compartimenten bestemd voor de bewaring van fotografische materialen op bi- of tri-acetaat- of nitraatfilm.
De tot de archiefbewaarplaats toetredende, verse en gerecirculeerde lucht wordt gefilterd tot verwijdering van 60-80% van stofdeeltjes met een diameter van 0,5 µ of meer, gemeten ten opzichte van de buitenlucht. De maximale hoeveelheid stof is 75 µg/m3.
De installatie is zodanig ingericht dat de eventuele compartimenten van de archiefbewaarplaats elkaar niet kunnen besmetten met schimmels en andere micro-organismen.
In de archiefbewaarplaats zijn een thermometer en een elektronische hygrometer dan wel een thermohygrograaf aanwezig.
Indien archiefbescheiden niet in dozen worden bewaard, is het maximale niveau van continue belichting 50 lux bij een aandeel UV-licht van 75 µW/lumen.
1 De minister kan met betrekking tot de rijksarchiefbewaarplaatsen die vóór 1 januari 2001 zijn gebouwd en gedeputeerde staten kunnen met betrekking tot andere archiefbewaarplaatsen die vóór 1 januari 2001 zijn gebouwd, ontheffing verlenen van de eisen, die in artikel 7, onder a tot en met e, aan beton worden gesteld.
2 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.
1 De minister kan met betrekking tot archiefruimten bestemd voor de bewaring van de in de artikelen 23, eerste en tweede lid, en artikel 41, eerste lid, van de Archiefwet 1995 bedoelde archiefbescheiden en met betrekking tot de rijksarchiefbewaarplaatsen in een bijzonder geval ontheffing verlenen van één of meer voorschriften van deze regeling.
2 Gedeputeerde staten kunnen met betrekking tot andere archiefruimten of archiefbewaarplaatsen dan bedoeld in het eerste lid, in een bijzonder geval ontheffing verlenen van één of meer voorschriften van deze regeling.
3 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste of het tweede lid, worden voorschriften verbonden, die de mogelijke nadelige gevolgen van de ontheffing zoveel mogelijk ondervangen.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bouw en inrichting archiefruimten en archiefbewaarplaatsen.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Staatssecretaris
F. van der Ploeg
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling bouw en inrichting archiefruimten en archiefbewaarplaatsen", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.