Bijlage 1. bij het Besluit landelijk beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid
2002–2006
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
De landelijke doelstellingen van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding
voor de schooljaren 2002–2003 tot en met 2005–2006 zijn:
A. Voor- en vroegschoolse educatie:
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Lokaal wordt vastgelegd in het onderwijsachterstandenplan in welke mate de startcondities,
onder meer op het gebied van de Nederlandse taal, worden verbeterd van kinderen die
deel uit maken van de doelgroep bij binnenkomst in de basisschool, door:
-
a. de realisatie van deelname van de doelgroepkinderen in de leeftijd van 2 tot en met
5 jaar aan gestructureerde programma's voor voor- en vroegschoolse educatie. Dit wordt
bereikt door tijdige signalering van achterstanden en door verwijzing van met name
consultatiebureaus naar voorschoolse voorzieningen en door het aanbieden van voldoende
en goede programma's voor voor- en vroegschoolse educatie;
-
b. de totstandbrenging van samenwerkingsverbanden tussen scholen voor basisonderwijs,
peuterspeelzalen en kinderopvangvoorzieningen en consultatiebureaus. Samenwerking
met consultatiebureaus gebeurt met het oog op tijdige signalering en voorkoming van
achterstand in de ontwikkeling van kinderen;
-
c. deskundigheidsbevordering van medewerkers van kinderopvangvoorzieningen, peuterspeelzalen
en in de onderbouw van het basisonderwijs. Dit gebeurt met het oog op een adequate
aanpak van onderwijsachterstanden.
De doelstelling is dat aan het eind van de periode waarvoor het Besluit landelijk
beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2002–2006 geldt, ten minste
50 procent van de doelgroepkinderen deelneemt aan effectieve voor- en vroegschoolse
programma's.
Het aantal deelnemers per gemeente waar gemeentelijk onderwijsachterstanden beleid
wordt gevoerd (GOA-gemeente) op 1 augustus 2002, wordt als nulmeting gebruikt (evaluatiemoment
VVE-regelingen).
Als indicator voor de opbrengst van deelname aan VVE-programma's geldt dat de afstand
in leerprestatie tussen de doelgroepen van het GOA en het landelijk gemiddelde kleiner
wordt. Landelijk zal dit worden gemeten met behulp van de PRIMA-cohort gegevens.
Tot de doelgroepkinderen worden gerekend leerlingen voor wie op grond van artikel 15b van het Formatiebesluit WPO een gewicht wordt vastgesteld en kinderen in de voorschoolse periode die naar het
oordeel van een college van burgemeester en wethouders van een GOA-gemeente aan de
criteria uit deze bepaling voldoen.
B. Ondersteuning schoolloopbaan:
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Lokaal wordt in het onderwijsachterstandenplan vastgelegd hoe de doelgroepleerlingen
zowel binnen als buiten de school worden ondersteund bij het doorlopen van hun schoolloopbaan.
Hierbij is het doel om te zorgen dat de deelname van doelgroepleerlingen aan de verschillende
vormen van voortgezet onderwijs, secundair beroepsonderwijs en hoger onderwijs meer
overeenkomt met de deelname aan het onderwijs van niet-doelgroepleerlingen met overeenkomstige
capaciteiten.
De doelgroepleerlingen zijn alle allochtone en autochtone risicokinderen.
Aan het eind van de GOA-periode 2002–2006 is lokaal het percentage van de doelgroepleerlingen
dat voortijdig uitstroomt lager, en is het verschil in percentage van doelgroepleerlingen
en niet-doelgroepleerlingen die met een diploma het onderwijs verlaten, kleiner.
De doelstelling is dat lokaal het percentage allochtone leerlingen dat deelneemt aan
het havo en het vwo in deze GOA-periode toeneemt met 4 procent.
Het aantal deelnemers per GOA-gemeente op 1 augustus 2002 wordt daarbij als nulmeting
gebruikt.
C. Bestrijding van voortijdig schoolverlaten:
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Lokaal wordt in het onderwijsachterstandenplan vastgelegd in welke mate voortijdig
schoolverlaten, zonder dat een startkwalificatie is behaald, wordt teruggedrongen.
Daartoe zijn, onder lokale coördinatie, afspraken nodig over de inzet en samenwerking
tussen onderwijsinstellingen voor het voortgezet onderwijs en regionale opleidingencentra,
samen met instellingen als jeugdzorg, politie en maatschappelijk werk.
De doelstelling is dat lokaal aan het eind van de GOA-periode 2002–2006 het aantal
voortijdig schoolverlaters in een GOA-gemeente is teruggebracht met minimaal 30 procent
ten opzichte van 1 augustus 2002.
D. Beheersing van de Nederlandse taal:
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Ter ondersteuning van het taalbeleid van de scholen, wordt lokaal beleid ontwikkeld
ter bestrijding van achterstanden op het gebied van de Nederlandse taal bij allochtone
en autochtone leerlingen. Het beleid, dat wordt ontwikkeld in samenwerking met andere
relevante instellingen, is gericht op:
-
a. de beheersing van de Nederlandse taal door doelgroepkinderen en hun ouders;
-
b. het wegnemen van belemmeringen die zich bij de uitvoering van dat beleid voordoen;
-
c. de ondersteuning van een integraal taalbeleid en de implementatie daarvan op school
en in de klas;
-
d. het stimuleren en mede organiseren van buitenschools aanbod dat is gerelateerd aan
het onderwijs in de school, in samenwerking met scholen en andere instellingen.
De doelstellingen voor succesvol lokaal taalbeleid zijn:
-
a. dat de taalachterstand bij het verlaten van het basisonderwijs is verminderd.
De ambitie is om de taalachterstand van «gewichtenleerlingen» ten opzichte van de
«ongewogen» leerlingen terug te brengen met 25 procent in vier jaar. Als nulmeting
geldt de eindtoetsscore basisonderwijs op 1 augustus 2002 van de leerlingen per school
in een GOA-gemeente. Als referentie geldt de landelijk geconstateerde gemiddelde achterstand
van 2 jaar bij Turkse en Marokkaanse leerlingen, en van gemiddeld 1 jaar bij autochtone
doelgroepleerlingen;
-
b. dat er een toename is van de deelname aan gerichte taalverbeteringsactiviteiten door
ouders en nieuwkomers die het Nederlands onvoldoende beheersen en die kinderen hebben
die in aanmerking komen voor voor- en vroegschoolse educatie;
-
c. dat op elke VO-school met doelgroepleerlingen een integraal taalbeleid wordt toegepast,
waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de combinatie van onderwijs in het
vak Nederlands en het gebruik van en aandacht voor Nederlandse taal in de overige
vakken. Dit taalbeleid is gericht op zowel de nieuwkomers, de leerlingen in de basisvorming
als op de leerlingen in het vmbo en de tweede fase.
De toename van de beheersing van de Nederlandse taal dient op éénduidige wijze te
worden gevolgd en vastgesteld. Het voornemen is te komen tot de invoering van leerstandaarden
in het basisonderwijs. Vanaf het moment van vaststelling van leerstandaarden Nederlandse
taal zijn deze richtinggevend voor GOA. Eenmaal ingevoerd vormen de leerstandaarden
de verplichte referentiemaat waarmee de taaldoelstelling GOA dient te worden verantwoord.
E. Aanpak onderwijskansenbeleid
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
In het lokale onderwijsachterstandenplan wordt vastgelegd hoe de middelen die voor
achterstandenbestrijding zijn bestemd, door het college van burgemeester en wethouders
ingezet worden op grond van een lokale analyse van de ernst van de problematiek.
De colleges van burgemeester en wethouders van de GOA-gemeenten spreken met schoolbesturen
af dat zij voor de onderwijskansenscholen een schoolgebonden ontwikkelingsplan opstellen,
waarin specifieke, meetbare en aan een tijdslimiet gebonden afspraken zijn opgenomen
over het resultaat.
Bijlage 2. bij het Besluit landelijk beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid
2002–2006.
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
De landelijke evaluatie van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding voor
de schooljaren 2002–2003 tot en met 2005–2006 is in elk geval gericht op beantwoording
van de volgende vragen:
1. Doelmatigheid
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
-
a. In hoeverre worden de doelstellingen uit het landelijk beleidskader kwantitatief en
kwalitatief uitgewerkt door de gemeenteraden van de GOA-gemeenten?
-
b. In hoeverre zijn de doelstellingen gerealiseerd die zijn opgenomen in de gemeentelijke
plannen als uitwerking van de landelijke doelstellingen?
-
c. Voor welke activiteiten en hoe worden de financiële middelen ingezet die gemeenten
ontvangen van het Rijk voor de bestrijding van onderwijsachterstanden?
-
d. Voor welke activiteiten en hoe worden overige financiële middelen van gemeenten ingezet
voor de bestrijding van (onderwijs)achterstanden?
-
e. Hoe is op lokaal niveau vorm gegeven aan de analyse van de lokale situatie, het –
op overeenstemming gericht – overleg, de doelstellingen en de evaluatie, en hoe wordt
zo nodig dit beleid bijgesteld?
-
f. Welke succesfactoren en welke faalfactoren dragen bij aan de bestrijding van onderwijsachterstanden?
-
g. Wat zijn de ontwikkelingen in schoolloopbanen en schoolprestaties van (doelgroep)leerlingen.
Dit gerelateerd aan het door de gemeenteraad gevoerde beleid van voor- en vroegschoolse
educatie én taalbeleid?
-
h. Wat zijn de effecten op middellange termijn van deelname van leerlingen aan voor-
en vroegschoolse educatie?
De evaluatie van het GOA-beleid 2002–2006 vindt zowel plaats tijdens de GOA-periode
2002–2006 door rapportages van de inspectie en extern aan te besteden mid-term reviews,
als na afloop van deze GOA-periode.
2. Rechtmatigheid
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Jaarlijks gaat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de hand
van de opgevraagde verantwoording van een gemeente en de bijbehorende accountantsverklaring
na of de bestedingen van de specifieke uitkering GOA door een gemeente rechtmatig
zijn. De accountantsdienst zal zich door reviews een oordeel vormen over de controles
die de gemeenteaccountants hebben uitgevoerd op de besteding van de specifieke uitkering
GOA en op de verantwoording die daarover wordt afgelegd in de gemeenterekening of
in een afzonderlijke verantwoording.
Indien uit de ontvangen verantwoordingen niet blijkt dat de middelen rechtmatig zijn
ingezet, kan terugvordering plaatsvinden.