Besluit landelijk beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2002–2006

[Regeling vervallen per 01-08-2006.]
Geraadpleegd op 30-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 20-08-2004 en zichtdatum 01-11-2024.
Geldend van 01-08-2003 t/m 07-03-2006

Besluit van 18 september 2001, houdende vaststelling van het landelijk beleidskader inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (Besluit landelijk beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2002–2006)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, drs. K. Y. I. J. Adelmund, van 29 juni 2001, nr. WJZ/2001/11 378 (2574), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 165 van de Wet op het primair onderwijs, 152 van de Wet op de expertisecentra en 118a en 267 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 12 juli 2001, nr. WO5.01.0297/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, drs. K. Y. I. J. Adelmund, van 12 september 2001, nr. WJZ/2001/36325(2574) directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Landelijk beleidskader 2002–2006

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

[Red: Wijzigt het Besluit landelijk beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid.]

Artikel 4. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit landelijk beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2002–2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 18 september 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

Uitgegeven negende oktober 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage 1. bij het Besluit landelijk beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2002–2006

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De landelijke doelstellingen van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding voor de schooljaren 2002–2003 tot en met 2005–2006 zijn:

A. Voor- en vroegschoolse educatie:

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Lokaal wordt vastgelegd in het onderwijsachterstandenplan in welke mate de startcondities, onder meer op het gebied van de Nederlandse taal, worden verbeterd van kinderen die deel uit maken van de doelgroep bij binnenkomst in de basisschool, door:

  • a. de realisatie van deelname van de doelgroepkinderen in de leeftijd van 2 tot en met 5 jaar aan gestructureerde programma's voor voor- en vroegschoolse educatie. Dit wordt bereikt door tijdige signalering van achterstanden en door verwijzing van met name consultatiebureaus naar voorschoolse voorzieningen en door het aanbieden van voldoende en goede programma's voor voor- en vroegschoolse educatie;

  • b. de totstandbrenging van samenwerkingsverbanden tussen scholen voor basisonderwijs, peuterspeelzalen en kinderopvangvoorzieningen en consultatiebureaus. Samenwerking met consultatiebureaus gebeurt met het oog op tijdige signalering en voorkoming van achterstand in de ontwikkeling van kinderen;

  • c. deskundigheidsbevordering van medewerkers van kinderopvangvoorzieningen, peuterspeelzalen en in de onderbouw van het basisonderwijs. Dit gebeurt met het oog op een adequate aanpak van onderwijsachterstanden.

De doelstelling is dat aan het eind van de periode waarvoor het Besluit landelijk beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2002–2006 geldt, ten minste 50 procent van de doelgroepkinderen deelneemt aan effectieve voor- en vroegschoolse programma's.

Het aantal deelnemers per gemeente waar gemeentelijk onderwijsachterstanden beleid wordt gevoerd (GOA-gemeente) op 1 augustus 2002, wordt als nulmeting gebruikt (evaluatiemoment VVE-regelingen).

Als indicator voor de opbrengst van deelname aan VVE-programma's geldt dat de afstand in leerprestatie tussen de doelgroepen van het GOA en het landelijk gemiddelde kleiner wordt. Landelijk zal dit worden gemeten met behulp van de PRIMA-cohort gegevens.

Tot de doelgroepkinderen worden gerekend leerlingen voor wie op grond van artikel 15b van het Formatiebesluit WPO een gewicht wordt vastgesteld en kinderen in de voorschoolse periode die naar het oordeel van een GOA-gemeente aan de criteria uit deze bepaling voldoen.

B. Ondersteuning schoolloopbaan:

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Lokaal wordt in het onderwijsachterstandenplan vastgelegd hoe de doelgroepleerlingen zowel binnen als buiten de school worden ondersteund bij het doorlopen van hun schoolloopbaan. Hierbij is het doel om te zorgen dat de deelname van doelgroepleerlingen aan de verschillende vormen van voortgezet onderwijs, secundair beroepsonderwijs en hoger onderwijs meer overeenkomt met de deelname aan het onderwijs van niet-doelgroepleerlingen met overeenkomstige capaciteiten.

De doelgroepleerlingen zijn alle allochtone en autochtone risicokinderen.

Aan het eind van de GOA-periode 2002–2006 is lokaal het percentage van de doelgroepleerlingen dat voortijdig uitstroomt lager, en is het verschil in percentage van doelgroepleerlingen en niet-doelgroepleerlingen die met een diploma het onderwijs verlaten, kleiner.

De doelstelling is dat lokaal het percentage allochtone leerlingen dat deelneemt aan het havo en het vwo in deze GOA-periode toeneemt met 4 procent.

Het aantal deelnemers per GOA-gemeente op 1 augustus 2002 wordt daarbij als nulmeting gebruikt.

C. Bestrijding van voortijdig schoolverlaten:

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Lokaal wordt in het onderwijsachterstandenplan vastgelegd in welke mate voortijdig schoolverlaten, zonder dat een startkwalificatie is behaald, wordt teruggedrongen. Daartoe zijn, onder lokale coördinatie, afspraken nodig over de inzet en samenwerking tussen onderwijsinstellingen voor het voortgezet onderwijs en regionale opleidingencentra, samen met instellingen als jeugdzorg, politie en maatschappelijk werk.

De doelstelling is dat lokaal aan het eind van de GOA-periode 2002–2006 het aantal voortijdig schoolverlaters in een GOA-gemeente is teruggebracht met minimaal 30 procent ten opzichte van 1 augustus 2002.

D. Beheersing van de Nederlandse taal:

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Ter ondersteuning van het taalbeleid van de scholen, wordt lokaal beleid ontwikkeld ter bestrijding van achterstanden op het gebied van de Nederlandse taal bij allochtone en autochtone leerlingen. Het beleid, dat wordt ontwikkeld in samenwerking met andere relevante instellingen, is gericht op:

  • a. de beheersing van de Nederlandse taal door doelgroepkinderen en hun ouders;

  • b. het wegnemen van belemmeringen die zich bij de uitvoering van dat beleid voordoen;

  • c. de ondersteuning van een integraal taalbeleid en de implementatie daarvan op school en in de klas;

  • d. het stimuleren en mede organiseren van buitenschools aanbod dat is gerelateerd aan het onderwijs in de school, in samenwerking met scholen en andere instellingen.

De doelstellingen voor succesvol lokaal taalbeleid zijn:

  • a. dat de taalachterstand bij het verlaten van het basisonderwijs is verminderd.

    De ambitie is om de taalachterstand van «gewichtenleerlingen» ten opzichte van de «ongewogen» leerlingen terug te brengen met 25 procent in vier jaar. Als nulmeting geldt de eindtoetsscore basisonderwijs op 1 augustus 2002 van de leerlingen per school in een GOA-gemeente. Als referentie geldt de landelijk geconstateerde gemiddelde achterstand van 2 jaar bij Turkse en Marokkaanse leerlingen, en van gemiddeld 1 jaar bij autochtone doelgroepleerlingen;

  • b. dat er een toename is van de deelname aan gerichte taalverbeteringsactiviteiten door ouders en nieuwkomers die het Nederlands onvoldoende beheersen en die kinderen hebben die in aanmerking komen voor voor- en vroegschoolse educatie;

  • c. dat op elke VO-school met doelgroepleerlingen een integraal taalbeleid wordt toegepast, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de combinatie van onderwijs in het vak Nederlands en het gebruik van en aandacht voor Nederlandse taal in de overige vakken. Dit taalbeleid is gericht op zowel de nieuwkomers, de leerlingen in de basisvorming als op de leerlingen in het vmbo en de tweede fase.

De toename van de beheersing van de Nederlandse taal dient op éénduidige wijze te worden gevolgd en vastgesteld. Het voornemen is te komen tot de invoering van leerstandaarden in het basisonderwijs. Vanaf het moment van vaststelling van leerstandaarden Nederlandse taal zijn deze richtinggevend voor GOA. Eenmaal ingevoerd vormen de leerstandaarden de verplichte referentiemaat waarmee de taaldoelstelling GOA dient te worden verantwoord.

E. Aanpak onderwijskansenbeleid

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

In het lokale onderwijsachterstandenplan wordt vastgelegd hoe de middelen die voor achterstandenbestrijding zijn bestemd, door de gemeente ingezet worden op grond van een lokale analyse van de ernst van de problematiek.

De GOA-gemeenten spreken met schoolbesturen af dat zij voor de onderwijskansenscholen een schoolgebonden ontwikkelingsplan opstellen, waarin specifieke, meetbare en aan een tijdslimiet gebonden afspraken zijn opgenomen over het resultaat.

Bijlage 2. bij het Besluit landelijk beleidskader gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2002–2006.

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De landelijke evaluatie van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding voor de schooljaren 2002–2003 tot en met 2005–2006 is in elk geval gericht op beantwoording van de volgende vragen:

1. Doelmatigheid

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

  • a. In hoeverre worden de doelstellingen uit het landelijk beleidskader kwantitatief en kwalitatief uitgewerkt door de GOA-gemeenten?

  • b. In hoeverre zijn de doelstellingen gerealiseerd die zijn opgenomen in de gemeentelijke plannen als uitwerking van de landelijke doelstellingen?

  • c. Voor welke activiteiten en hoe worden de financiële middelen ingezet die gemeenten ontvangen van het Rijk voor de bestrijding van onderwijsachterstanden?

  • d. Voor welke activiteiten en hoe worden overige financiële middelen van gemeenten ingezet voor de bestrijding van (onderwijs)achterstanden?

  • e. Hoe is op lokaal niveau vorm gegeven aan de analyse van de lokale situatie, het – op overeenstemming gericht – overleg, de doelstellingen en de evaluatie, en hoe wordt zo nodig dit beleid bijgesteld?

  • f. Welke succesfactoren en welke faalfactoren dragen bij aan de bestrijding van onderwijsachterstanden?

  • g. Wat zijn de ontwikkelingen in schoolloopbanen en schoolprestaties van (doelgroep)leerlingen. Dit gerelateerd aan het door de gemeente gevoerde beleid van voor- en vroegschoolse educatie én taalbeleid?

  • h. Wat zijn de effecten op middellange termijn van deelname van leerlingen aan voor- en vroegschoolse educatie?

De evaluatie van het GOA-beleid 2002–2006 vindt zowel plaats tijdens de GOA-periode 2002–2006 door rapportages van de inspectie en extern aan te besteden mid-term reviews, als na afloop van deze GOA-periode.

2. Rechtmatigheid

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Jaarlijks gaat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de hand van de opgevraagde verantwoording van een gemeente en de bijbehorende accountantsverklaring na of de bestedingen van de specifieke uitkering GOA door een gemeente rechtmatig zijn. De accountantsdienst zal zich door reviews een oordeel vormen over de controles die de gemeenteaccountants hebben uitgevoerd op de besteding van de specifieke uitkering GOA en op de verantwoording die daarover wordt afgelegd in de gemeenterekening of in een afzonderlijke verantwoording.

Indien uit de ontvangen verantwoordingen niet blijkt dat de middelen rechtmatig zijn ingezet, kan terugvordering plaatsvinden.