Artikel XII. Overgangsbepalingen
A. In afwijking van de artikelen 54d, tweede lid, en artikel 54e, derde lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement en artikel 30da, tweede lid, en artikel 30db, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, dient een aanvraag voor een tijdelijke verlenging of verkorting van de arbeidsduur
van het rooster voor het resterende deel van het kalenderjaar 2001 vóór 15 mei 2001
te zijn ingediend bij de commandant of het bevoegd gezag.
B. In afwijking van artikel I, onderdeel J, geldt ten aanzien van het eerste en tweede lid van artikel 71a van het Algemeen militair ambtenarenreglement voor de periode van 1 juni 2001 tot 1 juli 2001 het volgende:
-
1. Indien de militair op de datum waarop hij de werkelijke dienst verlaat nog aanspraak
heeft op vakantieverlof, wordt hem voor iedere acht uren vakantieverlof die hem niet
zijn verleend een vergoeding toegekend ten bedrage van 1/30 deel van de bezoldiging
per maand als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van het Inkomstenbesluit militairen, waarop de militair direct voorafgaand aan zijn verlaten van de werkelijke dienst
aanspraak had. Een gedeelte van acht uren wordt naar boven afgerond. De vergoeding
wordt berekend over ten hoogste twee maal de aanspraak op vakantieverlof over een
vol kalenderjaar, zoals die direct voorafgaand aan het verlaten van de werkelijke
dienst van de militair voor hem gold.
-
2. Indien op de dag, waarop de militair de werkelijke dienst verlaat, blijkt dat de militair
teveel vakantieverlof heeft genoten, is hij voor iedere acht uren teveel genoten vakantieverlof,
tenzij dit niet aan zijn schuld of toedoen te wijten is, een bedrag verschuldigd ten
bedrage van 1/30 deel van de bezoldiging per maand als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van het Inkomstenbesluit militairen, waarop de militair direct voorafgaand aan zijn verlaten van de werkelijke dienst
aanspraak had. Een gedeelte van acht uren wordt naar beneden afgerond.
C. In afwijking van artikel I, onderdeel R, geldt ten aanzien van het eerste en tweede lid van artikel 80b van het Algemeen militair ambtenarenreglement voor de periode van 1 juni 2001 tot 1 juli 2001 het volgende:
-
1. Indien de militair op de datum waarop hij de werkelijke dienst verlaat nog aanspraak
heeft op vakantieverlof, wordt hem voor iedere acht uren vakantieverlof die hem niet
zijn verleend een vergoeding toegekend ten bedrage van 1/30 deel van de bezoldiging
per maand als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van het Inkomstenbesluit militairen, waarop de militair direct voorafgaand aan zijn verlaten van de werkelijke dienst
aanspraak had. Een gedeelte van acht uren wordt naar boven afgerond. De vergoeding
wordt berekend over ten hoogste twee maal de aanspraak op vakantieverlof over een
vol kalenderjaar, zoals die direct voorafgaand aan het verlaten van de werkelijke
dienst van de militair voor hem gold.
-
2. Indien op de dag, waarop de militair de werkelijke dienst verlaat, blijkt dat de militair
teveel vakantieverlof heeft genoten, is hij voor iedere acht uren teveel genoten vakantieverlof,
tenzij dit niet aan zijn schuld of toedoen te wijten is, een bedrag verschuldigd ten
bedrage van 1/30 deel van de bezoldiging per maand als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van het Inkomstenbesluit militairen, waarop de militair direct voorafgaand aan zijn verlaten van de werkelijke dienst
aanspraak had. Een gedeelte van acht uren wordt naar beneden afgerond.
D. In afwijking van artikel III, onderdeel B, wordt het maandbedrag in artikel 5 van het Besluit personenchauffeurs defensie voor de periode 1 augustus 2000 tot 1 januari 2001 bepaald op: f 259,–.
E. In afwijking van artikel IV, onderdeel B, geldt ten aanzien van de salarisschaal, opgenomen in artikel 7a van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie voor de periode van 1 augustus 2000 tot 1 januari 2001 de volgende salarisschaal:
|
Schaal 1
|
Schaal 2
|
0
|
f 2 671,–
|
f 2 729,–
|
J21
|
f 2 404,–
|
f 2 456,–
|
J20
|
f 2 137,–
|
f 2 183,–
|
J19
|
f 1 870,–
|
f 1 910,–
|
J18
|
f 1 603,–
|
f 1 637,–
|
F. In afwijking van artikel IV, onderdeel G wordt in artikel 22, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie voor de periode van 1 augustus 2000 tot 1 januari 2001 het minimumbedrag van de vakantieuitkering
bepaald op: f 274,18.
G. In afwijking van artikel IV, onderdeel I, gelden ten aanzien van de salarisschalen, opgenomen in bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie voor de periode van 1 augustus 2000 tot 1 januari 2001 de salarisschalen opgenomen
als bijlage 6 bij dit besluit.
H. In afwijking van artikel IV, onderdeel B, geldt ten aanzien van de salarisschaal, opgenomen in artikel 7a van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie voor de periode van 1 januari 2001 tot 1 juni 2001 de volgende salarisschaal:
|
Schaal 1
|
Schaal 2
|
0
|
f 2 721,–
|
f 2 781,–
|
J21
|
f 2 449,–
|
f 2 503,–
|
J20
|
f 2 177,–
|
f 2 225,–
|
J19
|
f 1 905,–
|
f 1 947,–
|
J18
|
f 1 633,–
|
f 1 669,–
|
I. In afwijking van artikel V, onderdeel E, vervalt in artikel 66 het vierde lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, voor
de periode van 1 januari 2001 tot de datum van inwerkingtreding van artikel V, onderdeel E.
J. In afwijking van artikel VI, onderdeel D, geldt ten aanzien van de salarisschaal, opgenomen in artikel 5a van het Inkomstenbesluit militairen voor de periode van 1 augustus 2000 tot 1 januari 2001 de volgende salarisschaal:
diensttijd
|
matr3/sld
|
matr2/sld1
|
J18
|
f 1 710,–
|
f 1 745,–
|
J19
|
f 1 995,–
|
f 2 036,–
|
J20
|
f 2 280,–
|
f 2 327,–
|
J21
|
f 2 565,–
|
f 2 618,–
|
02
|
f 2 850,–
|
f 2 909,–
|
03
|
f 2 884,–
|
f 2 951,–
|
K. In afwijking van artikel VI, onderdeel K, wordt in artikel 14, tweede lid, van het Inkomstenbesluit militairen voor de periode van 1 augustus 2000 tot 1 januari 2001 het minimumbedrag van de vakantieuitkering
bepaald op: f 274,18.
L. In afwijking van artikel VI, onderdeel P, gelden ten aanzien van de salarisschalen, opgenomen in bijlagen A en B van het Inkomstenbesluit militairen voor de periode van 1 augustus 2000 tot 1 januari 2001 de salarisschalen opgenomen
als bijlagen 7 en 8 bij dit besluit.
M. In afwijking van artikel VI, onderdelen Q en R, gelden ten aanzien van de tabellen 1 tot en met 3 opgenomen in bijlage C van het Inkomstenbesluit militairen voor de periode van 1 augustus 2000 tot 1 januari 2001 de tabellen opgenomen als
bijlagen 9 tot en met 11 bij dit besluit.
N. In afwijking van artikel IV, onderdeel I, gelden ten aanzien van de salarisschalen, opgenomen in bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie voor de periode van 1 januari 2001 tot 1 juni 2001 de salarisschalen opgenomen als
bijlage 12 bij dit besluit.
O. In afwijking van artikel VI, onderdeel D, geldt ten aanzien van de salarisschaal, opgenomen in artikel 5a van het Inkomstenbesluit militairen voor de periode van 1 januari 2001 tot 1 juni 2001 de volgende salarisschaal:
diensttijd
|
matr3/sld
|
matr2/sld1
|
J18
|
f 1 742,–
|
f 1 778,–
|
J19
|
f 2 033,–
|
f 2 075,–
|
J20
|
f 2 323,–
|
f 2 371,–
|
J21
|
f 2 614,–
|
f 2 668,–
|
02
|
f 2 904,–
|
f 2 964,–
|
03
|
f 2 939,–
|
f 3 008,–
|
P. In afwijking van artikel VI, onderdeel K, wordt in artikel 14, tweede lid, van het Inkomstenbesluit militairen voor de periode van 1 januari 2001 tot 1 juni 2001 het minimumbedrag van de vakantieuitkering
bepaald op: f 279,39.
Q. In afwijking van artikel VI, onderdeel P, gelden ten aanzien van de salarisschalen, opgenomen in bijlagen A en B van het Inkomstenbesluit militairen voor de periode van 1 januari 2001 tot 1 juni 2001 de salarisschalen opgenomen als
bijlagen 13 en 14 bij dit besluit.
R. In afwijking van artikel VI, onderdelen Q en R, gelden ten aanzien van de tabellen 1 tot en met 3 opgenomen in bijlage C van het Inkomstenbesluit militairen voor de periode van 1 januari 2001 tot 1 juni 2001 de tabellen opgenomen als bijlagen 15 tot en met 17 bij dit besluit.
S. In afwijking van artikel VII, onderdeel B, geldt ten aanzien van artikel 2, eerste lid, van de Premieregeling en aanvullende
voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht voor de periode van 1 januari 2001
tot 1 juni 2001 het volgende:
-
1. Aan de militair, die voor onbepaalde tijd wordt aangesteld bij het beroepspersoneel,
kan naar bij ministeriële regeling te stellen regels een premie worden toegekend,
die gelijk is aan ten hoogste 20% van de bezoldiging van een kapitein van de Koninklijke
landmacht met voor verhoging tellende diensttijd van 18 jaren, berekend naar het aantal
maanden van de voor de militair geldende verplichting.
T. In afwijking van artikel VII, onderdeel C, geldt ten aanzien van artikel 3, tweede lid, van de Premieregeling en aanvullende
voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht voor de periode van 1 januari 2001
tot 1 juni 2001 het volgende:
-
2. De premie is ten hoogste een bedrag dat gelijk is aan het onder a tot en met d genoemde
percentage van de bezoldiging met voor verhoging tellende diensttijd van 18 jaren
behorende bij de rang die één rang hoger is dan de rang die verbonden is aan de functie
waarvoor hij bij aanstelling is bestemd, berekend naar het aantal maanden van de voor
de militair geldende verplichting, te weten:
-
a. bij een verplichting van vier jaar of langer: 25%;
-
b. bij een verplichting van drie tot vier jaar: 23%;
-
c. bij een verplichting van twee tot drie jaar: 21%;
-
d. bij een verplichting van minder dan twee jaar: 20%.