Overwegingen
[Regeling vervallen per 20-03-2008 met terugwerkende kracht tot en met 07-03-2008]
Betekenis van heffingsrente
De berekening van heffingsrente, zowel het in rekening brengen als het vergoeden,
is bedoeld ter compensatie van niet genoten rente door belastingplichtige dan wel
de Schatkist. Het in rekening brengen is uitdrukkelijk niet bedoeld als een sanctie.
Wanneer heffingsrente in rekening wordt gebracht heeft belastingplichtige gedurende
de periode waarover de heffingsrente wordt berekend de mogelijkheid gehad om over
dat geld rente te ontvangen bij een bank. Gedurende die periode behoorde het belastingbedrag
eigenlijk toe aan de Schatkist en heeft de Schatkist daarom gedurende die periode
geen rente over dat bedrag kunnen ontvangen. Ter compensatie wordt heffingsrente in
rekening gebracht aan belastingplichtige. Tijdens de behandeling van wetsvoorstel
25 051 ‘Aanpassing loon- en inkomstenbelasting c.a. 1997’ heb ik mij in voornoemde
zin uitgelaten (TK 1996–1997, 25 051, nr. 5 Nota n.a.v. het verslag blz. 8).
Reikwijdte uitlatingen tijdens de parlementaire behandeling
Tijdens de parlementaire behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel heb ik mij verschillende
malen uitgelaten over de berekening van heffingsrente en de behandeling van aangiften
binnen 3 maanden.
Ik heb onder meer gezegd: ‘dat moet worden voorkomen dat heffingsrente wordt berekend
als gevolg van de enkele omstandigheid dat de inspecteur niet binnen een redelijke
termijn na het indienen van de aangifte een belastingaanslag vaststelt. De opzet is
daarom dat de belastingdienst vanaf 1997 binnen drie maanden nadat een aangifte is
ingediend een definitieve of voorlopige aanslag zal vaststellen.’ (TK 1996–1997, 25 051,
nr. 3 MvT blz. 11). Ook merk ik op dat ‘Doelstelling in het Bedrijfsplan 1997 van
de belastingdienst is dat alle aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting
binnen drie maanden na binnenkomst resulteren in een (negatieve) voorlopige of definitieve
aanslag.’ En verder: ‘Overigens kan de belastingplichtige voorkomen dat hij onnodig
met heffingsrente wordt geconfronteerd door tijdig te verzoeken om de vaststelling
van een (nadere) voorlopige aanslag. De belastingdienst zal steeds zo snel mogelijk,
maar in elk geval binnen drie maanden na binnenkomst van duidelijk en volledig verzoek,
een (nadere) voorlopige aanslag vaststellen. Indien de belastingdienst ondanks een
dergelijk verzoek om de vaststelling van een (nadere) voorlopige aanslag niet binnen
drie maanden een (nadere) voorlopige aanslag vaststelt, zal de heffingsrente berekend
over de periode van de aan de belastingdienst te wijten vertraging op verzoek van
de belastingplichtige worden verminderd.’ (TK 1996–1997, 25 051, nr. 3 Nota n.a.v.
het verslag blz. 6).
Standpunt
Mijn hiervoor aangehaalde uitlatingen wettigen, in onderlinge samenhang gelezen, de
conclusie dat ook wanneer een aangifte niet binnen drie maanden is gevolgd door voorlopige
of definitieve aanslag heffingsrente in rekening kan worden gebracht.
Uit mijn woorden blijkt wel dat de afhandeling van aangiften zo veel mogelijk binnen
drie maanden zal plaatsvinden en dat moet worden voorkomen dat onnodig heffingsrente
wordt berekend doordat niet binnen een redelijke termijn een voorlopige of definitieve
aanslag wordt opgelegd.
Wel heb ik toegezegd dat wanneer een duidelijk en volledig verzoek om een voorlopige
aanslag is gedaan, het in rekening brengen van heffingsrente op verzoek van belastingplichtige
beperkt kan worden.