Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001

Geraadpleegd op 26-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015 en zichtdatum 01-01-2015.
Geldend van 15-03-2014 t/m 07-05-2015

Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • erkende taalbeoordelingsinstantie: door de minister met betrekking tot het aanbieden en afnemen van de test ten behoeve van de taalvaardigheidsaantekening erkende opleidingsinstelling;

    • geregistreerde opleidingsinstelling: een door de minster geregistreerde opleidingsinstelling voor het geven van training voor het verkrijgen van bepaalde bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen;

    • minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;

    • MLA (Micro Light Aeroplane): vliegtuig als bedoeld in het Besluit luchtvaartuigen 2008.

  • 2 In deze regeling wordt met de volgende toevoegingen bedoeld:

    • A: de categorie vliegtuigen (Aircraft);

    • H: de categorie helikopters (Helicopters).

  • 3 Verwijzingen naar JAR-FCL in deze regeling hebben betrekking op de Nederlandstalige versie van JAR-FCL 1, 2 of 4, zoals deze ter inzage liggen bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Hoofdstuk 2. Procedureregels

§ 2.1. Algemeen

Artikel 2

De aanvraag tot registratie of erkenning dan wel hernieuwde afgifte van een registratie of erkenning wordt gedaan op een daartoe door de minister verstrekt aanvraagformulier.

§ 2.2. Afgifte

Artikel 3

  • 1 De minister registreert op aanvraag een opleidingsinstelling voor de opleiding RPL(MLA) of de module RT indien de aanvrager voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 10.

  • 2 Onze Minister erkent een opleidingsinstelling met betrekking tot het aanbieden en afnemen van de test ten behoeve van de taalvaardigheidsaantekening indien de aanvrager voldoet aan de eis, bedoeld in artikel 11a.

Artikel 4

De aanvraag tot registratie gaat vergezeld van:

  • a. voor de registratie van een opleidingsinstelling voor RPL(MLA):

    • 1°. naam of model van het trainingshandboek dat wordt gebruikt;

    • 2°. verklaring waarin de aanvrager aangeeft dat de aangeleverde informatie juist is en dat de training zal worden uitgevoerd in overeenstemming met deze regeling;

  • b. indien de registratie van een opleidingsinstelling enkel betrekking heeft op de module RT:

    • 1°. overzicht en curriculum vitae van het bij de opleiding betrokken onderwijzend personeel;

    • 2°. beschrijving van de accommodatie en theorie-instructievoorzieningen;

    • 3°. bewijs van beschikbaarheid van simulatieapparatuur en instructeurs;

    • 4°. exemplaar van de syllabus die wordt gebruikt;

    • 5°. verklaring waarin de aanvrager aangeeft dat de aangeleverde informatie juist is en dat de training zal worden uitgevoerd in overeenstemming met deze regeling.

Artikel 5

  • 1 De geldigheidsduur van een eerste registratie is ten hoogste een jaar.

  • 2 De geldigheidsduur van een eerste erkenning met betrekking tot het aanbieden en afnemen van de test ten behoeve van de taalvaardigheidsaantekening is ten minste 6 maanden.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt een registratie voor onbepaalde tijd verleend, indien de registratie enkel betrekking heeft op de module RT.

§ 2.3. Opnieuw afgeven

Artikel 6

  • 1 De minister registreert op aanvraag een opleidingsinstelling opnieuw voor de termijn, genoemd in de bijlagen bij JAR-FCL 1.055, JAR-FCL 2.055 en JAR-FCL4.055, indien de aanvrager voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 10.

  • 2 De minister verlengt op aanvraag de erkenning van een erkende taalbeoordelingsinstantie indien de aanvrager voldoet aan de eis, bedoeld in artikel 11a.

Artikel 7

De aanvraag tot opnieuw registreren van een opleidingsinstelling gaat vergezeld van die gegevens en bescheiden, genoemd in artikel 4, ten aanzien waarvan wijzigingen hebben plaatsgevonden.

§ 2.4. Wijziging

Artikel 8

Een geregistreerde opleidingsinstelling of erkende taalbeoordelingsinstantie stelt de minister terstond op de hoogte van wijzigingen met betrekking tot bij de aanvraag tot registratie, kwalificatie of erkenning aan de minister geleverde informatie.

Artikel 9

  • 1 Wijzigingen in door geregistreerde opleidingsinstellingen aangeboden opleidingen kunnen op aanvraag tussentijds onder de al bestaande registratie worden gebracht indien de minister met deze wijzigingen instemt.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op erkende taalbeoordelingsinstanties.

  • 3 Met betrekking tot het eerste lid zijn de artikelen 3 en 4 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3. Inhoudelijke eisen voor registratie, kwalificatie en erkenning

Artikel 10

  • 1 Voor registratie van een opleidingsinstelling dient de aanvrager aan de volgende eisen te voldoen:

    • a. wat betreft de opleidingsinstelling: de eisen, bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling;

    • b. wat betreft de aangeboden opleidingen:

      1°. voor SE-SPA CR de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.261;

      2°. voor RPL de eisen, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling;

      3°. voor RFI de eisen, bedoeld in bijlage 3 bij deze regeling;

      4°. voor de module RT de eisen, bedoeld in bijlage 4 bij deze regeling.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op de registratie van een opleidingsinstelling met betrekking tot de module RT.

Artikel 11a

Voor de erkenning van een opleidingsinstelling met betrekking tot het aanbieden en afnemen van de test ten behoeve van de taalvaardigheidsaantekening, dient de aanvrager te beschikken over een test waarmee de taalvaardigheid, bedoeld in FCL.055 van verordening (EU) nr. 1178/2011, kan worden aangetoond.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 12

Bewijzen van registratie of kwalificatie, afgegeven op basis van artikel 3 van de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden, worden aangemerkt als registraties of kwalificaties op basis van de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.

Artikel 13

De bijlagen bij deze regeling liggen ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 14

De Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden wordt ingetrokken.

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2001 en werkt terug tot en met 1 oktober 2001.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Bijlage 2. bedoeld in de artikelen 10 onderdeel b onder 3, en 11 onderdeel b onder 2, van de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001

1. De opleiding voor RPL(A)

De opleiding voor RPL(A)SE piston(land) wordt aangeboden door:

  • a. een geregistreerde opleidingsinstelling met instructeurs die in het bezit zijn van een geldige RFI in hun RPL(A)SE piston(land), of

  • b. een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling voor PPL(A)SE piston(land) met instructeurs die in het bezit zijn van een geldige FI in hun PPL(A)SE piston(land), CPL(A)SE piston(land) of ATPL(A)SE piston(land).

De opleiding voor RPL(A)TMG wordt aangeboden door:

  • a. een geregistreerde opleidingsinstelling met instructeurs die in het bezit zijn van een geldige RFI in hun RPL(A)TMG, of

  • b. een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling voor PPL(A)TMG met instructeurs met een geldig FI in hun PPL(A)TMG, CPL(A)TMG of ATPL(A)TMG.

De opleiding voor RPL(A)MLA wordt aangeboden door:

een geregistreerde opleiding met instructeurs die in het bezit zijn van een geldige RFI in hun RPL(A)MLA.

2. De opleiding voor RPL(H)

De opleiding voor RPL(H) voor type bevoegdverklaringen voor eenmotorige helikopters of voor gyroplanes wordt aangeboden door:

  • a. een geregistreerde opleidingsinstelling met instructeurs die in het bezit zijn van een geldige RFI(H) in hun RPL(H) of FI in hun PPL(H), CPL(H) of ATPL(H) en de typebevoegdverklaring waarvoor ze instructie geven, of

  • b. een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling voor PPL(H) met instructeurs die in het bezit zijn van een geldige FI in hun PPL(H), CPL(H) of ATPL(H) en de typebevoegdverklaring waarvoor ze instructie geven.

3. De praktijkopleiding voor RPL(A)

De praktijkopleiding voor elke klasse binnen het RPL(A) omvat ten minste 30 uur, waarvan ten minste:

op een vliegtuig uit een willekeurige klasse uit RPL(A):

  • a. 1 solo overlandvlucht waarbij op twee andere luchtvaartterreinen wordt geland en gestart dan waarop men vertrekt, of

  • b. een driehoeksvlucht over een afstand van ten minste 100 km en daarnaast een start en een landing op ten minste drie verschillende terreinen.

Het opleidingsplan voor de praktijkopleiding voor RPL(A) omvat ten minste:

  • a. de vluchtvoorbereiding inclusief de berekening van de massa en het zwaartepunt, de voor-de-vlucht-inspectie van het vliegtuig en de staat van onderhoud;

  • b. het gebruik van het luchtvaartterrein en het luchtverkeerscircuit, het vermijden van botsingen (voorzorgen en uitwijkprocedures);

  • c. het besturen van het vliegtuig met behulp van het zicht naar buiten;

  • d. het vliegen met een kritische lage luchtsnelheid, herkenning van en het herstellen uit een beginnende en volledige overtrek;

  • e. het vliegen met een kritische hoge luchtsnelheid, herkenning van en het herstellen uit een spiraalduikvlucht of herkenning en het vermijden van een spiraalduikvlucht;

  • f. starts en landingen normaal en bij dwarswind;

  • g. starts waarbij een maximumprestatie van het vliegtuig is vereist (kort veld en over hindernissen), landingen op een korte baan;

  • h. het maken van overlandvluchten met herkenningspunten op de grond, gegist bestek en, wanneer dat beschikbaar is, radionavigatiehulpmiddelen;

  • i. noodprocedures, inclusief gesimuleerde situaties waarbij de uitrusting van het vliegtuig niet of niet meer goed werkt;

  • j. het voorbereiden van vluchten van, naar en via verschillende luchtvaartterreinen, procedures met luchtverkeersdienstverlening; en radiotelefonieprocedures en terminologie.

4. De opleidingsvliegtuigen voor RPL(A)

  • a. De opleidingsinstelling zorgt voor een adequate vloot van opleidingsvliegtuigen die geschikt zijn voor de bedoelde opleiding en die zijn uitgerust en onderhouden volgens de geldende regels.

  • b. Elk vliegtuig is voorzien van een dubbel besturingssysteem dat onafhankelijk kan worden gebruikt door de instructeur en de leerling. Een overzwenkbare besturing is niet acceptabel.

  • c. De vloot bevat ook ten minste één vliegtuig dat geschikt is om te leren hoe men een overtrek kan vermijden.

5. De theorieopleiding voor RPL(A)

De opleidingsinstelling zorgt voor theorieonderwijs voor het theorie-examen PPL(A)/RPL(A), inclusief het theorie-gedeelte voor communicatie.

6. De praktijkopleiding voor RPL(H)

De praktijkopleiding voor elk type eenmotorige helikopter of gyroplane of voor de klasse MLH binnen het RPL(H) omvat ten minste 30 uur, waarvan ten minste:

  • a. 20 uur dubbelbesturingsonderricht op het gewenste type eenmotorige helikopter of gyroplane of de klasse MLH (dit kan minder zijn bij leerling-vliegers die in aanmerking komen voor compensatie als bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001),

  • b. 5 uur solo op het gewenste type eenmotorige helikopter of gyroplane of de klasse MLH, en

op het gewenste type eenmotorige helikopter of gyroplane of de klasse MLH:

  • a. 1 solo overlandvlucht waarbij op twee andere luchthavens wordt geland en gestart dan waarop men vertrekt, of

  • b. een driehoeksvlucht over een afstand van ten minste 100 km en daarnaast een start en een landing op ten minste drie verschillende terreinen,

bij een gyroplane kunnen (voor zowel het type als voor de klasse MLH) de DBO uren, gevlogen op een ongemotoriseerde gyroplane tot een maximum van 5 uren in mindering worden gebracht.

Het opleidingsplan voor de praktijkopleiding voor RPL(H) voor eenmotorige helikopters omvat ten minste:

  • a. de vluchtvoorbereiding inclusief de berekening van de massa en het zwaartepunt, de voor-de-vlucht-inspectie van de helikopter en de staat van onderhoud;

  • b. het gebruik van het luchtvaartterrein en het luchtverkeerscircuit, het vermijden van botsingen (voorzorgen en uitwijkprocedures);

  • c. het besturen van de helikopter met behulp van het zicht naar buiten;

  • d. starts, landingen, stilhangen, uitkijkbochten en normale overgangsvluchten van en naar stilhangen;

  • e. noodprocedures, elementaire autorotaties, gesimuleerde motorstoring, herstel van grondresonantie indien relevant voor het type;

  • f. zijwaartse en achterwaartse vlucht, bochten op de plek;

  • g. autorotaties op een landingspunt, gesimuleerde landingen met motor uit, oefenen van noodlandingen. Gesimuleerde storingen van uitrusting en noodtoestandprocedures met betrekking tot storing van motoren, besturing, elektrische en hydraulische circuits;

    steile bochten;

  • h. overgangsvluchten, snelle stops, manoeuvres uit de wind, landingen en starts op hellend terrein;

  • i. vluchten met beperkt vermogen en beperkte ruimte inclusief het kiezen van en het opereren naar en van onvoorbereide plaatsen;

  • j. overlandvlucht met visuele referentie, gegist bestek en waar beschikbaar, radionavigatiehulpmiddelen;

  • k. het voorbereiden van vluchten van, naar en via verschillende luchtvaartterreinen, procedures met luchtverkeersdienstverlening.

Het opleidingsplan voor de praktijkopleiding voor RPL(H) voor gyroplanes omvat ten minste:

  • a. de vluchtvoorbereiding inclusief de berekening van de massa en het zwaartepunt, de voor-de-vlucht-inspectie van de gyroplane en de staat van onderhoud;

  • b. wielblokprocedure, motor- en rotorstartprocedure evt. met de hand, taxiën met of zonder rotorrotatie, taxiën met rugwind, tegenwind en dwarswind;

  • c. het gebruik van het luchtvaartterrein en het luchtverkeerscircuit, het vermijden van botsingen (voorzorgen en uitwijkprocedures);

  • d. het besturen van de gyroplane met behulp van het zicht naar buiten;

  • e. rotormanagement bij de gyroplane met draaiende motor, waaronder herstelprocedure bij flapping;

  • f. start zonder wind, met tegenwind, dwarswind en short-field start gevolgd door motorstoring in grondeffect tijdens de start;

  • g. gecoördineerde horizontale bochten, klimmende en dalende bochten en steile bochten, het klimmen met vol vermogen, maximum snelheid en het vliegen met minimaal vermogen;

    vliegen met lage snelheid aan de backside van de powercurve;

  • h. normale landing met een flare, landing met een steile nadering, landing met doorstart, noodlanding (motor uit), doellanding, landing met vermogen en landing met minimaal vermogen (idle);

  • i. het stoppen van de rotor, het stoppen van de motor en het veilig parkeren van de gyroplane;

    uitsluitend bij gebruikmaking van niet-gemotoriseerde gyroplanes:

  • j. het herstellen van pilot induced occilation (glider);

  • k. het herstellen van een pendel beweging (glider).

7. De opleidingshelikopters of gyroplanes voor RPL(H)

De opleidingsinstelling zorgt voor een adequate vloot van opleidingshelikopters of gyroplanes die geschikt zijn voor de bedoelde opleiding en die zijn uitgerust en onderhouden volgens de geldende regels.

Elke helikopter inclusief gyroplane is voorzien van een dubbel besturingssysteem dat onafhankelijk kan worden gebruikt door de instructeur en de leerling. Een overzwenkbare besturing is niet acceptabel.

8. De theorieopleiding voor RPL(H)

De opleidingsinstelling zorgt voor theorieonderwijs voor het theorie-examen PPL(H), inclusief het theorie-gedeelte voor communicatie.