Bevoegdheid
In artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet is vastgelegd dat in bijzondere gevallen aan een vreemdeling die zich tijdelijk op
het grondgebied van een der landen van het Koninkrijk mag bevinden en niet in aanmerking
komt voor verstrekking van een reisdocument op grond van artikel 14, een nooddocument kan worden verstrekt.
In artikel 26, derde lid, respectievelijk artikel 40, zesde lid, van de Paspoortwet is beschreven dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties autoriteiten
aanwijst die bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van aanvragen respectievelijk
tot het verstrekken van noodreisdocumenten.
In artikel 6, onderdeel a, van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 (PUB 2001) is vastgelegd dat de Minister van Buitenlandse Zaken aanvragen in ontvangst neemt
voor en overgaat tot verstrekking van laissez passers ten behoeve van de in artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet bedoelde personen.
In artikel 7, eerste lid, onderdelen a en b, van de PUB 2001 is vastgelegd dat de hoofden van alle posten (de diplomatieke en consulaire Koninkrijksvertegenwoordigingen)
bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor en de verstrekking van
laissez passers.
Beleid
In artikel 15, tweede lid van de Paspoortwet is vastgelegd dat de vreemdeling die zich tijdelijk op het grondgebied van een der
landen van het Koninkrijk mag bevinden en niet in aanmerking komt voor een reisdocument
op grond van artikel 14 in bijzondere gevallen een nooddocument kan worden verstrekt.
Artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet biedt de grondslag voor een belangenafweging tussen het reisbelang van de individuele
vreemdeling en het algemene belang van goede interstatelijke betrekkingen. De Minister
van Buitenlandse Zaken beoordeelt, op grond van de hiervoor vermelde artikelen, in
welke gevallen een vreemdeling in aanmerking kan komen voor een laissez passer, een
nooddocument. Deze Minister voert daarbij een restrictief beleid. Het belang van de
vreemdeling om in het bezit te worden gesteld van een laissez passer wordt afgezet
tegen de mogelijke schade die de afgifte van een dergelijk reisdocument kan hebben
voor de interstatelijke betrekkingen tussen Nederland en de staat waarvan de aanvrager
onderdaan is.
Laissez passer aanvragen in Nederland
In artikel 6, onderdeel a, van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 (PUB 2001) is vastgelegd dat de Minister van Buitenlandse Zaken aanvragen in ontvangst neemt
voor en overgaat tot verstrekking van laissez passers ten behoeve van de in artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet bedoelde personen. De Minister van Buitenlandse Zaken zal laissez passer aanvragen
in Nederland eerst inwilligen indien sprake is van een aantoonbare humanitaire noodzaak
om te reizen. Een dergelijke noodzaak kan zich in de hierna beschreven situaties voordoen.
Opgemerkt zij dat dit geen limitatieve opsomming betreft.
Er is sprake van een humanitaire noodzaak in het geval van ernstige ziekte van de
aanvrager, de echtgeno(o)t(e) of van een nabije bloedverwant, te weten: ouders, kinderen,
broers/zussen en grootouders in het buitenland. In het geval het ziekte van de aanvrager
betreft dient deze dit aan te tonen middels het overleggen van een recent gedateerde
Nederlandse doktersverklaring van een terzake kundig en bevoegd arts. Indien het ziekte
van de echtgeno(o)t(e) of van een nabije bloedverwant, zoals bovengesteld, in het
buitenland betreft dient de aanvrager dit aan te tonen middels het overleggen van
een recent gedateerde originele doktersverklaring van een terzake kundig en bevoegd
arts uit het buitenland. Deze doktersverklaring dient - indien in een andere taal
dan het Engels/Frans/Duits gesteld - vergezeld te zijn van een officiële vertaling
in het Nederlands, bij voorkeur van een tolkencentrum. De doktersverklaring moet kunnen
worden geverifieerd. Indien verificatie van de doktersverklaring niet mogelijk is,
kan deze verklaring niet worden gebruikt ter staving van de humanitaire noodzaak tot
reizen.
Er is eveneens sprake van een humanitaire noodzaak indien het doel van de reis het
bijwonen van een begrafenis van de echtgeno(o)t(e) of een nabije bloedverwant, zoals
bovengesteld, in het buitenland betreft, waarbij door de aanvrager een originele gelegaliseerde
overlijdensakte is overgelegd. Ook zal voor het bijwonen van een huwelijk van een
nabije bloedverwant, zoals bovengesteld, in het buitenland een laissez passer worden
verstrekt, op voorwaarde dat er een originele huwelijksaankondiging is overgelegd.
In alle bovengenoemde aanvragen verzoekt de Minister van Buitenlandse Zaken wanneer
het een asielzoeker betreft, in verband met het aannemelijk maken van de familierelatie,
om toezending van het rapport van eerste gehoor en indien nodig het rapport van nader
gehoor.
De Minister van Buitenlandse Zaken verstrekt eveneens een laissez passer, indien de
aanvrager kan aantonen dat hij in staat wordt gesteld naar een derde land te emigreren.
De humanitaire noodzaak is erin gelegen dat betrokkene in het derde land bestaansmogelijkheid
is geboden, hetgeen in Nederland niet of minder het geval is. In dit geval wordt een
laissez passer enkele reis aangeboden.
Minderjarigen die onder voogdij gesteld zijn kunnen eveneens in aanmerking komen voor
een laissez passer, indien zij met het pleeggezin voor vakantie naar het buitenland
gaan. Er dienen dan afschriften van de originele documenten inzake de voogdij en een
originele brief van de voogdij-instelling te worden overgelegd, waaruit blijkt dat
het voor de minderjarige van belang is met de overige gezinsleden mee te gaan op vakantie.
Voorts zal de aanvrager in aanmerking kunnen komen voor een laissez passer als hij
een originele officiële brief van een school kan overleggen, waaruit blijkt dat het
voor hem in het kader van zijn opleiding c.q. studie van belang is deel te nemen aan
een excursie of werkweek in het buitenland.
Aan minderjarigen die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning voor Nederland
zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken adviseren voor schoolreizen binnen de EU
bij de plaatselijke vreemdelingendienst te informeren naar een paspoortvervangend
document 'Reizigerslijst voor Schoolreizen binnen de EU' (zie de Vreemdelingencirculaire,
deel A2 hoofdstuk 6.9.1.2.).
Ook kan de Minister van Buitenlandse Zaken een laissez passer verstrekken indien de
aanvrager een officiële brief van een sportinstelling kan overleggen, waarin wordt
gesteld dat het van belang is dat betrokkene deel uit maakt van het team dat Nederland
in den vreemde zal vertegenwoordigen.
In al deze gevallen dient de aanvrager de humanitaire noodzaak tot reizen aan te tonen.
Indien de door de aanvrager overgelegde verklaring daartoe aanleiding geeft, vindt
verificatie van het document plaats en zal het document op authenticiteit worden onderzocht
in het land van afgifte. Het oordeel van de Minister van Buitenlandse Zaken wordt
neergelegd in een beschikking die rechtstreeks aan de aanvrager wordt gezonden en
waartegen een beroepsgang openstaat op grond van de Algemene wet bestuursrecht.
Aanvraagprocedure in Nederland
Uit artikel 6, onderdeel a, van de PUB 2001 blijkt dat aanvragen in Nederland voor laissez passers als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet dienen te worden aangevraagd bij de Minister van Buitenlandse Zaken. Zij kunnen dus
niet worden aangevraagd bij de burgemeester. Deze dient immers ingevolge artikel 12, vierde lid, Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 (PUN 2001) een persoon die een aanvraag indient op grond van artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet te verwijzen naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken, indien betrokkene zich naar
een land wenst te begeven waar hij met een laissez passer toegang en verblijf kan
verkrijgen. De aanvrager kan vervolgens bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken
een aanvraag voor een laissez passer indienen o.g.v. artikel 6, onderdeel a, van de PUB 2001. Alle aanvragen moeten schriftelijk worden ingediend bij het Ministerie van Buitenlandse
Zaken. Er dient sprake te zijn van een aantoonbare humanitaire noodzaak tot reizen
alvorens tot inwilliging van de aanvragen kan worden overgegaan.
Welke gegevens dienen te worden overgelegd voor het aanvragen van een laissez passer
in Nederland?
Indien de aanvrager niet meer of nog niet in het bezit is gesteld van een geldige
verblijfsvergunning, zal een laissez passer kunnen worden verstrekt met een clausule
dat aan het laissez passer geen rechten tot toegang en/of verblijf in Nederland kunnen
worden ontleend. De aanvrager wordt geadviseerd een terugkeervisum voor Nederland
aan te vragen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
Daarnaast biedt een laissez passer geen garantie op reizen. Niet alle landen erkennen
immers het laissez passer als geldig reisdocument. Daarnaast zal de aanvrager in de
regel een visum nodig hebben voor het land van bestemming en/of doorreis.
Indien de aanvraag heeft geleid tot een positief besluit zal de aanvrager het laissez
passer op afspraak bij het Ministerie dienen af te halen.
Wat dient bij de afspraak te worden overgelegd?
-
1. 2 recente identieke pasfoto's (zwart/wit of kleur)
-
2. recent uittreksel uit het bevolkingsregister waaruit de nationaliteit van de aanvrager
blijkt (indien de vreemdeling nog niet staat ingeschreven wordt volstaan met een uittreksel
van de COA (Centraal orgaan Opvang Asielzoekers) waaruit in ieder geval de nationaliteit
van de aanvrager blijkt)
-
3. voldoende geld om aan de kosten te kunnen voldoen, zoals neergelegd in het Besluit
Paspoortgelden
-
4. aanvraagformulier laissez passer
-
5. verblijfsdocument
Laissez passer aanvragen in het buitenland
In artikel 7, eerste lid, onderdelen a en b, van de PUB 2001 is vastgelegd dat de hoofden van alle posten (de diplomatieke en consulaire Koninkrijksvertegenwoordigingen)
bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor en de verstrekking van
laissez passers. Slechts indien de aanvrager heeft aangetoond bij aankomst in Nederland
rechtmatig te kunnen verblijven kan de aanvrager in aanmerking komen voor een laissez
passer.
Aanvraagprocedure in het buitenland
In artikel 7, eerste lid, onderdelen a en b, van de PUB 2001 is vastgelegd dat laissez passers als bedoeld in artikel 15, lid 2 van de Paspoortwet in het buitenland aangevraagd dienen te worden bij het hoofd van de post. Verstrekking
door het hoofd van de post mag slechts na machtiging van de Minister van Buitenlandse
Zaken plaatsvinden (artikel 19, derde lid, van de PUB 2001). In geval van twijfel aan de gegevens die de vreemdeling heeft verstrekt over zijn
rechtmatig verblijf in Nederland zal de Minister van Buitenlandse Zaken de verblijfsrechtelijke
positie van de aanvrager bij de Vreemdelingendienst verifiëren. Uiteindelijk beslist
de Minister van Buitenlandse Zaken altijd zelf.
Geldigheid
Overeenkomstig artikel 20, zesde lid, van de PUB 2001 is een laissez passer geldig:
-
a. voor het land van bestemming en de landen waarvan de houder op zijn doorreis de grens
passeert, met uitzondering van het land waarvan de houder de nationaliteit bezit;
-
b. de duur van de reis, waarbij rekening wordt gehouden met de door het land van bestemming
en de landen van doorreis vereiste minimale geldigheid van het reisdocument na binnenkomst,
dan wel na vertrek van de houder, met een maximum van een jaar.
Laissez passers en minderjarige kinderen (onder de 18 jaar)
Uit artikel 17 van de Paspoortwet volgt dat bijschrijving van minderjarige kinderen in het laissez passer van de gezaghebbende
niet is toegestaan.
De hoofdregel met betrekking tot de toestemming bij aanvragen door of ten behoeve
van minderjarigen is dat bij gezamenlijke gezagsuitoefening, beide personen die het
gezag uitoefenen een verklaring van toestemming moeten overleggen. Indien de onmogelijkheid
tot uitoefening van het gezag wordt veroorzaakt, doordat de desbetreffende persoon
onbevoegd is tot uitoefening van het gezag, al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid
verkeert het gezag uit te oefenen dan wel het bestaan of de verblijfplaats van deze
persoon onbekend is, kan het gezag door de andere persoon alleen worden uitgeoefend.
Hier is de regeling in de artikelen 253q en 253r (respectievelijk de artikelen 253v en 297, vierde lid van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Het moge duidelijk zijn dat de autoriteit die de aanvraag in ontvangst
neemt, zich er terdege van moet vergewissen dat een dergelijke omstandigheid zich
daadwerkelijk voordoet, alvorens aan te nemen dat het gezag door de andere persoon
alleen wordt uitgeoefend. Is hij daarvan overtuigd, dan kan met de verklaring van
toestemming van de overgebleven persoon die het gezag uitoefent, worden volstaan.
Indien evenwel met inachtneming van de bovengenoemde bepalingen in het Burgerlijk
Wetboek moet worden geconcludeerd dat de andere persoon nog steeds het gezag uitoefent,
maar het door feitelijke omstandigheden (b.v. oorlog of natuurrampen) niettemin onmogelijk
blijkt om diens verklaring van toestemming te verkrijgen, kan deze worden vervangen
door een verklaring van de bevoegde rechter.
Een vervangende verklaring van toestemming door de bevoegde rechter is daarentegen
niet nodig voor de minderjarige die onder voogdij is gesteld. In dat geval dient een
verklaring van de voogdij-instelling te worden overgelegd.