Gerectificeerde beleidsregels verstrekking laissez passers op grond van de Paspoortwet

Geraadpleegd op 20-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 20-01-2014 en zichtdatum 03-10-2024.
Geldend van 06-02-2005 t/m heden

Gerectificeerde beleidsregels verstrekking laissez passers op grond van de Paspoortwet

Artikel 2

Het besluit van 1 augustus 2001/DPC/VV/392, houdende beleidsregels van de Minister van Buitenlandse Zaken voor de verstrekking van laissez passers op grond van de Paspoortwet, wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Buitenlandse Zaken,
namens deze,
De

Directeur-Generaal Regiobeleid en Consulaire zaken

,

P.P. van Wulfften Palthe

Laissez passer beleid

Bevoegdheid

In artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet is vastgelegd dat in bijzondere gevallen aan een vreemdeling die zich tijdelijk op het grondgebied van een der landen van het Koninkrijk mag bevinden en niet in aanmerking komt voor verstrekking van een reisdocument op grond van artikel 14, een nooddocument kan worden verstrekt.

In artikel 26, derde lid, respectievelijk artikel 40, zesde lid, van de Paspoortwet is beschreven dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties autoriteiten aanwijst die bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van aanvragen respectievelijk tot het verstrekken van noodreisdocumenten.

In artikel 6, onderdeel a, van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 (PUB 2001) is vastgelegd dat de Minister van Buitenlandse Zaken aanvragen in ontvangst neemt voor en overgaat tot verstrekking van laissez passers ten behoeve van de in artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet bedoelde personen.

In artikel 7, eerste lid, onderdelen a en b, van de PUB 2001 is vastgelegd dat de hoofden van alle posten (de diplomatieke en consulaire Koninkrijksvertegenwoordigingen) bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor en de verstrekking van laissez passers.

Beleid

In artikel 15, tweede lid van de Paspoortwet is vastgelegd dat de vreemdeling die zich tijdelijk op het grondgebied van een der landen van het Koninkrijk mag bevinden en niet in aanmerking komt voor een reisdocument op grond van artikel 14 in bijzondere gevallen een nooddocument kan worden verstrekt.

Artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet biedt de grondslag voor een belangenafweging tussen het reisbelang van de individuele vreemdeling en het algemene belang van goede interstatelijke betrekkingen. De Minister van Buitenlandse Zaken beoordeelt, op grond van de hiervoor vermelde artikelen, in welke gevallen een vreemdeling in aanmerking kan komen voor een laissez passer, een nooddocument. Deze Minister voert daarbij een restrictief beleid. Het belang van de vreemdeling om in het bezit te worden gesteld van een laissez passer wordt afgezet tegen de mogelijke schade die de afgifte van een dergelijk reisdocument kan hebben voor de interstatelijke betrekkingen tussen Nederland en de staat waarvan de aanvrager onderdaan is.

Laissez passer aanvragen in Nederland

In artikel 6, onderdeel a, van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 (PUB 2001) is vastgelegd dat de Minister van Buitenlandse Zaken aanvragen in ontvangst neemt voor en overgaat tot verstrekking van laissez passers ten behoeve van de in artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet bedoelde personen. De Minister van Buitenlandse Zaken zal laissez passer aanvragen in Nederland eerst inwilligen indien sprake is van een aantoonbare humanitaire noodzaak om te reizen. Een dergelijke noodzaak kan zich in de hierna beschreven situaties voordoen. Opgemerkt zij dat dit geen limitatieve opsomming betreft.

Er is sprake van een humanitaire noodzaak in het geval van ernstige ziekte van de aanvrager, de echtgeno(o)t(e) of van een nabije bloedverwant, te weten: ouders, kinderen, broers/zussen en grootouders in het buitenland. In het geval het ziekte van de aanvrager betreft dient deze dit aan te tonen middels het overleggen van een recent gedateerde Nederlandse doktersverklaring van een terzake kundig en bevoegd arts. Indien het ziekte van de echtgeno(o)t(e) of van een nabije bloedverwant, zoals bovengesteld, in het buitenland betreft dient de aanvrager dit aan te tonen middels het overleggen van een recent gedateerde originele doktersverklaring van een terzake kundig en bevoegd arts uit het buitenland. Deze doktersverklaring dient - indien in een andere taal dan het Engels/Frans/Duits gesteld - vergezeld te zijn van een officiële vertaling in het Nederlands, bij voorkeur van een tolkencentrum. De doktersverklaring moet kunnen worden geverifieerd. Indien verificatie van de doktersverklaring niet mogelijk is, kan deze verklaring niet worden gebruikt ter staving van de humanitaire noodzaak tot reizen.

Er is eveneens sprake van een humanitaire noodzaak indien het doel van de reis het bijwonen van een begrafenis van de echtgeno(o)t(e) of een nabije bloedverwant, zoals bovengesteld, in het buitenland betreft, waarbij door de aanvrager een originele gelegaliseerde overlijdensakte is overgelegd. Ook zal voor het bijwonen van een huwelijk van een nabije bloedverwant, zoals bovengesteld, in het buitenland een laissez passer worden verstrekt, op voorwaarde dat er een originele huwelijksaankondiging is overgelegd.

In alle bovengenoemde aanvragen verzoekt de Minister van Buitenlandse Zaken wanneer het een asielzoeker betreft, in verband met het aannemelijk maken van de familierelatie, om toezending van het rapport van eerste gehoor en indien nodig het rapport van nader gehoor.

De Minister van Buitenlandse Zaken verstrekt eveneens een laissez passer, indien de aanvrager kan aantonen dat hij in staat wordt gesteld naar een derde land te emigreren. De humanitaire noodzaak is erin gelegen dat betrokkene in het derde land bestaansmogelijkheid is geboden, hetgeen in Nederland niet of minder het geval is. In dit geval wordt een laissez passer enkele reis aangeboden.

Minderjarigen die onder voogdij gesteld zijn kunnen eveneens in aanmerking komen voor een laissez passer, indien zij met het pleeggezin voor vakantie naar het buitenland gaan. Er dienen dan afschriften van de originele documenten inzake de voogdij en een originele brief van de voogdij-instelling te worden overgelegd, waaruit blijkt dat het voor de minderjarige van belang is met de overige gezinsleden mee te gaan op vakantie. Voorts zal de aanvrager in aanmerking kunnen komen voor een laissez passer als hij een originele officiële brief van een school kan overleggen, waaruit blijkt dat het voor hem in het kader van zijn opleiding c.q. studie van belang is deel te nemen aan een excursie of werkweek in het buitenland.

Aan minderjarigen die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning voor Nederland zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken adviseren voor schoolreizen binnen de EU bij de plaatselijke vreemdelingendienst te informeren naar een paspoortvervangend document 'Reizigerslijst voor Schoolreizen binnen de EU' (zie de Vreemdelingencirculaire, deel A2 hoofdstuk 6.9.1.2.).

Ook kan de Minister van Buitenlandse Zaken een laissez passer verstrekken indien de aanvrager een officiële brief van een sportinstelling kan overleggen, waarin wordt gesteld dat het van belang is dat betrokkene deel uit maakt van het team dat Nederland in den vreemde zal vertegenwoordigen.

In al deze gevallen dient de aanvrager de humanitaire noodzaak tot reizen aan te tonen. Indien de door de aanvrager overgelegde verklaring daartoe aanleiding geeft, vindt verificatie van het document plaats en zal het document op authenticiteit worden onderzocht in het land van afgifte. Het oordeel van de Minister van Buitenlandse Zaken wordt neergelegd in een beschikking die rechtstreeks aan de aanvrager wordt gezonden en waartegen een beroepsgang openstaat op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

Aanvraagprocedure in Nederland

Uit artikel 6, onderdeel a, van de PUB 2001 blijkt dat aanvragen in Nederland voor laissez passers als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet dienen te worden aangevraagd bij de Minister van Buitenlandse Zaken. Zij kunnen dus niet worden aangevraagd bij de burgemeester. Deze dient immers ingevolge artikel 12, vierde lid, Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 (PUN 2001) een persoon die een aanvraag indient op grond van artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet te verwijzen naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken, indien betrokkene zich naar een land wenst te begeven waar hij met een laissez passer toegang en verblijf kan verkrijgen. De aanvrager kan vervolgens bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken een aanvraag voor een laissez passer indienen o.g.v. artikel 6, onderdeel a, van de PUB 2001. Alle aanvragen moeten schriftelijk worden ingediend bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Er dient sprake te zijn van een aantoonbare humanitaire noodzaak tot reizen alvorens tot inwilliging van de aanvragen kan worden overgegaan.

Welke gegevens dienen te worden overgelegd voor het aanvragen van een laissez passer in Nederland?

  • 1. personalia

  • 2. verblijfstitel

  • 3. verblijfsdoel

  • 4. humanitaire noodzaak tot reizen

  • 5. eventueel rapport van eerste c.q. nader gehoor.

Indien de aanvrager niet meer of nog niet in het bezit is gesteld van een geldige verblijfsvergunning, zal een laissez passer kunnen worden verstrekt met een clausule dat aan het laissez passer geen rechten tot toegang en/of verblijf in Nederland kunnen worden ontleend. De aanvrager wordt geadviseerd een terugkeervisum voor Nederland aan te vragen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Daarnaast biedt een laissez passer geen garantie op reizen. Niet alle landen erkennen immers het laissez passer als geldig reisdocument. Daarnaast zal de aanvrager in de regel een visum nodig hebben voor het land van bestemming en/of doorreis.

Indien de aanvraag heeft geleid tot een positief besluit zal de aanvrager het laissez passer op afspraak bij het Ministerie dienen af te halen.

Wat dient bij de afspraak te worden overgelegd?

  • 1. 2 recente identieke pasfoto's (zwart/wit of kleur)

  • 2. recent uittreksel uit het bevolkingsregister waaruit de nationaliteit van de aanvrager blijkt (indien de vreemdeling nog niet staat ingeschreven wordt volstaan met een uittreksel van de COA (Centraal orgaan Opvang Asielzoekers) waaruit in ieder geval de nationaliteit van de aanvrager blijkt)

  • 3. voldoende geld om aan de kosten te kunnen voldoen, zoals neergelegd in het Besluit Paspoortgelden

  • 4. aanvraagformulier laissez passer

  • 5. verblijfsdocument

Laissez passer aanvragen in het buitenland

In artikel 7, eerste lid, onderdelen a en b, van de PUB 2001 is vastgelegd dat de hoofden van alle posten (de diplomatieke en consulaire Koninkrijksvertegenwoordigingen) bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor en de verstrekking van laissez passers. Slechts indien de aanvrager heeft aangetoond bij aankomst in Nederland rechtmatig te kunnen verblijven kan de aanvrager in aanmerking komen voor een laissez passer.

Aanvraagprocedure in het buitenland

In artikel 7, eerste lid, onderdelen a en b, van de PUB 2001 is vastgelegd dat laissez passers als bedoeld in artikel 15, lid 2 van de Paspoortwet in het buitenland aangevraagd dienen te worden bij het hoofd van de post. Verstrekking door het hoofd van de post mag slechts na machtiging van de Minister van Buitenlandse Zaken plaatsvinden (artikel 19, derde lid, van de PUB 2001). In geval van twijfel aan de gegevens die de vreemdeling heeft verstrekt over zijn rechtmatig verblijf in Nederland zal de Minister van Buitenlandse Zaken de verblijfsrechtelijke positie van de aanvrager bij de Vreemdelingendienst verifiëren. Uiteindelijk beslist de Minister van Buitenlandse Zaken altijd zelf.

Geldigheid

Overeenkomstig artikel 20, zesde lid, van de PUB 2001 is een laissez passer geldig:

  • a. voor het land van bestemming en de landen waarvan de houder op zijn doorreis de grens passeert, met uitzondering van het land waarvan de houder de nationaliteit bezit;

  • b. de duur van de reis, waarbij rekening wordt gehouden met de door het land van bestemming en de landen van doorreis vereiste minimale geldigheid van het reisdocument na binnenkomst, dan wel na vertrek van de houder, met een maximum van een jaar.

Laissez passers en minderjarige kinderen (onder de 18 jaar)

Uit artikel 17 van de Paspoortwet volgt dat bijschrijving van minderjarige kinderen in het laissez passer van de gezaghebbende niet is toegestaan.

De hoofdregel met betrekking tot de toestemming bij aanvragen door of ten behoeve van minderjarigen is dat bij gezamenlijke gezagsuitoefening, beide personen die het gezag uitoefenen een verklaring van toestemming moeten overleggen. Indien de onmogelijkheid tot uitoefening van het gezag wordt veroorzaakt, doordat de desbetreffende persoon onbevoegd is tot uitoefening van het gezag, al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen dan wel het bestaan of de verblijfplaats van deze persoon onbekend is, kan het gezag door de andere persoon alleen worden uitgeoefend. Hier is de regeling in de artikelen 253q en 253r (respectievelijk de artikelen 253v en 297, vierde lid van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Het moge duidelijk zijn dat de autoriteit die de aanvraag in ontvangst neemt, zich er terdege van moet vergewissen dat een dergelijke omstandigheid zich daadwerkelijk voordoet, alvorens aan te nemen dat het gezag door de andere persoon alleen wordt uitgeoefend. Is hij daarvan overtuigd, dan kan met de verklaring van toestemming van de overgebleven persoon die het gezag uitoefent, worden volstaan.

Indien evenwel met inachtneming van de bovengenoemde bepalingen in het Burgerlijk Wetboek moet worden geconcludeerd dat de andere persoon nog steeds het gezag uitoefent, maar het door feitelijke omstandigheden (b.v. oorlog of natuurrampen) niettemin onmogelijk blijkt om diens verklaring van toestemming te verkrijgen, kan deze worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter.

Een vervangende verklaring van toestemming door de bevoegde rechter is daarentegen niet nodig voor de minderjarige die onder voogdij is gesteld. In dat geval dient een verklaring van de voogdij-instelling te worden overgelegd.