Dit besluit is een herziene versie van het besluit van 30 augustus 1996, nr. DGO/96
8501. Het besluit is herzien in verband met de vervanging van de gulden door de euro
per 1 januari 2002 en bevat geen inhoudelijke wijzigingen.
De vraag is voorgelegd wat de fiscale consequenties zijn van een situatie waarbij,
naast de storting van het nominale aandelenkapitaal, een agiostorting plaatsvindt
in vreemde valuta. Hierbij is in de statuten de bepaling opgenomen dat terugbetaling
van die agioreserve slechts in de desbetreffende vreemde valuta kan plaatsvinden.
Op basis van de wet en jurisprudentie is het naar mijn oordeel niet mogelijk dat agiostortingen
in vreemde valuta plaatsvinden zonder dat de valutaresultaten in de belastingheffing
worden betrokken. Een agiostorting in vreemde valuta moet, evenals het gestorte nominale
aandelenkapitaal, voor de historische inbrengwaarde op de balans worden opgenomen.
Een verplichting om een in euro’s hoger bedrag als agio uit te keren dan is ingebracht
vloeit niet uit de onderneming van de vennootschap voort. Dit hogere bedrag dient
als onttrekking in de zin van artikel 10, letter a, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969, respectievelijk artikel 3 van de Wet op de dividendbelasting 1965, aangemerkt
te worden.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.
Het besluit van 30 augustus 1996, nr. DGO96/8501 vervalt per 1 januari 2002.