Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot

Geraadpleegd op 19-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 28-08-2014 en zichtdatum 18-12-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Raadsverordening: Externe link: Verordening nr. 718/1999 van de Raad van de Europese Unie van 29 maart 1999 betreffende het beleid ten aanzien van de capaciteit van de communautaire binnenvaartvloot met het oog op de bevordering van het vervoer over de binnenwateren (PbEG L 90);

  • b. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • c. lidstaten: de betrokken lidstaten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Raadsverordening;

  • d. fonds voor de binnenvaart: artikel 05.34 van de begroting van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 2

  • 1 Er is een fonds voor de binnenvaart. Onze Minister beheert het fonds.

  • 2 Het fonds voor de binnenvaart omvat de ontvangsten en de uitgaven met betrekking tot de beheersing van de capaciteit van de binnenvaartvloot met het oog op de bevordering van het vervoer over de binnenwateren en met betrekking tot de maatregelen, bedoeld in artikel 8 van de Raadsverordening.

  • 3 De ontvangsten zijn:

    • a. bijdragen als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Raadsverordening;

    • b. bijdragen van lidstaten en van Zwitserland als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Raadsverordening.

  • 4 De uitgaven zijn uitgaven als bedoeld in artikel 3, vierde, vijfde en zesde lid, van de Raadsverordening.

Artikel 3

De organisaties, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Raadsverordening zijn de organisaties op het terrein van de binnenvaart, vertegenwoordigd in het Overlegorgaan verkeer en waterstaat, bedoeld in artikel 4 van de Wet advies en overleg verkeer en waterstaat.

Artikel 4

Onze Minister legt speciale bijdragen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, tweede gedachtenstreepje, van de Raadsverordening op en doet de uitgaven in het kader van artikel 3, vierde, vijfde en zesde lid, van de Raadsverordening.

Artikel 5

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de uitvoering van de artikelen 4 en 6 van de Raadsverordening.

Artikel 6

Het is de eigenaar verboden zijn binnenschip in de vaart te brengen in afwijking van artikel 4, eerste lid, van de Raadsverordening.

Artikel 7

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet en de Raadsverordening bepaalde zijn belast:

Artikel 8

Een speciale bijdrage als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Raadsverordening wordt voldaan op het moment, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Raadsverordening, zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld. Onze Minister is bevoegd tot uitvaardiging van een dwangbevel tot betaling van de speciale bijdrage.

Artikel 9

Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Artikel 12

  • 1 [Red: Wijzigt de Wet op de economische delicten.]

  • 2 [Red: Wijzigt de Wet vervoer binnenvaart.]

Artikel 13

Met betrekking tot de behandeling van bezwaar of beroep tegen een krachtens de Wet structurele sanering binnenvaart genomen beschikking die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is bekendgemaakt, blijft de Wet structurele sanering binnenvaart van toepassing.

Artikel 14

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 29 april 1999, met uitzondering van de artikelen 6, 8, 9, 10 en 12, eerste lid, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

  • 2 Deze wet vervalt op het tijdstip waarop de Raadsverordening vervalt.

Artikel 15

Deze wet wordt aangehaald als: Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot.