Besluit van 2 november 2001, houdende het Warenwetbesluit Cacao en chocolade
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 juli
2001, GZB/VVB 2197687, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, en van Economische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 2000/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 juni 2000 inzake
cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie (PbEG L 197), alsmede op artikel 8, onder a, b en c, en artikel 13, van de Warenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 11 september 2001, No. W13.01.0425/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van
29 oktober 2001 met nummer GZB/VVB 2224137, uitgebracht in overeenstemming met Onze
Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, en van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: