Heffing van omzetbelasting ten aanzien van rechtswinkels

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-01-2001 t/m heden

Heffing van omzetbelasting ten aanzien van rechtswinkels

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is een herziene versie van het besluit van 28 april 1977, nr. 07 600252. Het besluit is herzien in verband met de vervanging van de gulden door de euro per 1 januari 2002. Tevens is in punt 4, onderdeel a, het maximaal toegestane bedrag van de vergoeding verhoogd van f 5 naar € 5. Punt 5 heeft zijn belang verloren en is vervallen.

  • 1. Mij is verzocht de bevorderen, dat op grond van artikel 11, letter f, van de Wet op de omzetbelasting 1968 vrijstelling van omzetbelasting wordt verleend voor de diensten van zgn. rechtswinkels (ook wel wetswinkels genoemd).

  • 2. Het betreft hier organisaties (veelal stichtingen) welke zich in hoofdzaak ten doel stellen het – zonder winstoogmerk – geven van juridische adviezen aan on- en minvermogenden, alsmede het begeleiden en verwijzen van hen die juridische hulp hebben ingeroepen. Daartoe houden de rechtswinkels regelmatig spreekuren, waar belanghebbenden in het algemeen zonder voorafgaande afspraken terecht kunnen. De adviezen plegen gratis, of tegen een lage vergoeding te worden verstrekt. In bepaalde gevallen wordt ook bijstand verleend in gerechtelijke procedures. De adviezen liggen grotendeels op de gebieden van het strafrecht, het vreemdelingenrecht, het verkeersrecht, het huurrecht, het arbeidsrecht, het personen- en familierecht, het consumentenrecht, het sociale verzekeringsrecht en het belastingrecht. In een rechtswinkel werken een of meer adviseurs (vaak juridische studenten) meestal samen met een of meer advocaten en/of notarissen, dan wel – indien in de rechtswinkel zelf geen advocaten of notarissen meewerken – bestaat er een samenwerkingsverband of een geregeld contact met de juridische faculteit van een universiteit of hogeschool, de plaatselijke Orde van Advocaten, een lid daarvan of een Bureau voor Rechtshulp ter plaatse.

  • 3. Enerzijds kan worden gesteld, dat de door de rechtswinkels feitelijk verrichte prestaties, op zichzelf beschouwd, niet van sociale of culturele aard zijn in de zin van de bovengenoemde wetsbepaling. Deze prestaties toch onderscheiden zich in beginsel niet van die van advocaten, notarissen en belastingconsulenten. Anderzijds vertonen de activiteiten van deze instellingen, gezien de bevolkingsgroepen waartoe zij zich richten en de gevolgde werkwijze, ontegenzeglijk belangrijke sociale aspecten. Voorts zal, gelet op de geringe vergoedingen, een vrijstelling van omzetbelasting nauwelijks invloed hebben op de concurrentieverhoudingen.

  • 4. Het vorenstaande geeft mij aanleiding tot nader order goed te keuren, dat voldoening van omzetbelasting door rechtswinkels achterwege blijft.

    Aan de goedkeuring verbind ik de voorwaarden:

    • a. dat per dienst de vergoeding niet meer bedraagt dan € 5;

    • b. dat de rechtswinkel afziet van het recht op aftrek casu quo teruggaaf van voorbelasting.

  • 5. (Vervallen)