Bijlage A. als bedoeld in de artikelen 4, tweede lid, 10, vijfde lid, 11, eerste en
tweede lid, 12, eerste lid, 14, derde lid, 15, tweede lid, 16 derde lid, 17, tweede
lid, en 25, eerste lid van de Bordenregeling
[Regeling vervallen per 20-01-2010]
Tabel 1 Hoogte en afstanden bij de plaatsing van borden
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
|
Bordhoogte
|
(mm)
|
|
Loodrechte
|
Loodrechte
|
Codecijfer
|
Tekst
|
Leesvlak
|
Geïnstalleerd
|
afstand van rand
|
afstand van rand
|
|
|
|
(max)
|
rijbaanverharding
|
baanverharding
|
|
|
|
|
tot aan
|
tot aan
|
|
|
|
|
dichtstbijzijnde
|
dichtstbijzijnde
|
|
|
|
|
bordkant
|
bordkant
|
|
|
|
|
|
|
1 of 2
|
200
|
400
|
700
|
57-11 m
|
3-10 m
|
1 of 2
|
300
|
600
|
900
|
5-11 m
|
3-10 m
|
3 of 4
|
300
|
600
|
900
|
11-21 m
|
8-15 m
|
3 of 4
|
400
|
800
|
1100
|
11-21 m
|
8-15 m
|
Tabel 2 Minimum afstand tussen baanhartlijn en (baan)wachtpositiemarkering (X)
Soort baan
|
Codecijfer
|
Codecijfer
|
Codecijfer
|
Codecijfer
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
|
|
|
|
|
Niet-instrumentbaan
|
30 m
|
40 m
|
75 m
|
75 m
|
Niet-
|
40 m
|
40 m
|
75 m
|
75 m
|
precisielandingsbaan
|
|
|
|
|
Precisielandingsbaan
|
60 m Om storingen van radionavigatiehulpmiddelen te voorkomen kan het nodig zijn
de afstand te vergroten.
|
60 m Om storingen van radionavigatiehulpmiddelen te voorkomen kan het nodig zijn
de afstand te vergroten.
|
90 m Indien een wachtpositie zich op een lagere hoogte bevindt in verhouding tot
de baandrempel, mag deze afstand met 5 m worden verminderd voor iedere meter verschil
waarbij het binnenste zijvlak niet mag worden gepenetreerd.Om storingen van radionavigatiehulpmiddelen
te voorkomen kan het nodig zijn de afstand te vergroten.
|
90 m Indien een wachtpositie zich op een lagere hoogte bevindt in verhouding tot
de baandrempel, mag deze afstand met 5 m worden verminderd voor iedere meter verschil
waarbij het binnenste zijvlak niet mag worden gepenetreerd.Om storingen van radionavigatiehulpmiddelen
te voorkomen kan het nodig zijn de afstand te vergroten.
|
CAT I
|
|
|
|
|
Precisielandingsbaan
|
-
|
-
|
90 m Indien een wachtpositie zich op een lagere hoogte bevindt in verhouding tot
de baandrempel, mag deze afstand met 5 m worden verminderd voor iedere meter verschil
waarbij het binnenste zijvlak niet mag worden gepenetreerd.Om storingen van radionavigatiehulpmiddelen
te voorkomen kan het nodig zijn de afstand te vergroten.
|
90m Indien een wachtpositie zich op een lagere hoogte bevindt in verhouding tot de
baandrempel, mag deze afstand met 5 m worden verminderd voor iedere meter verschil
waarbij het binnenste zijvlak niet mag worden gepenetreerd.Om storingen van radionavigatiehulpmiddelen
te voorkomen kan het nodig zijn de afstand te vergroten.
|
CAT II en III
|
|
|
|
|
Startbaan
|
30 m
|
40 m
|
75 m
|
75 m
|
Figuur 1a locatie van borden bij aansluitingen van rijbanen op precisielandingsbanen
Figuur 1b locatie borden bij aansluiting van rijbanen op startbanen, niet-instrumentbanen
en niet-precisielandingsbanen
Figuur 2 Gebodsborden (voorbeelden) Afhankelijk van de toepassing worden de volgende
opschriften/symbolen gebruikt:
Figuur 3 Informatieborden (voorbeelden)
Figuur 4 locatiebord met richtingsbord
Figuur 5 locatiebord gecombineerd met meerdere richtingsborden
Figuur 6 locatie gebodsmarkering
Figuur 7 Geslotenverklaringsmarkering
Bijlage B. als bedoeld in de artikelen 4, derde lid, en 23, zevende lid, onder d,
van de Bordenregeling
[Regeling vervallen per 20-01-2010]
Vereisten met betrekking tot afmetingen van borden en karakters
1. De grootte van de karakters voldoet aan onderstaande waarden.
Baan codecijfer
|
Minimale karakter
|
hoogte (mm)
|
|
|
Gebodsbord
|
Informatiebord
|
|
|
|
baanafrit- en baan
|
overige borden
|
|
|
klaringsbord
|
|
1 of 2
|
300
|
300
|
200
|
3 of 4
|
400
|
400
|
300
|
Opm. Indien een locatiebord wordt gecombineerd met een gebodsbord, wordt de hoogte
van de karakters van het gebodsbord toegepast.
2. Afmetingen van de pijl zijn als volgt:
Hoogte opschrift (mm)
|
Streepdikte (mm)
|
200
|
32
|
300
|
48
|
400
|
64
|
3. Streepdikte van een enkele letter is als volgt:
Hoogte opschrift (mm)
|
Streepdikte (mm)
|
200
|
32
|
300
|
48
|
400
|
64
|
4. De vorm van karakters zoals letters, cijfers, pijlen en symbolen is zoals aangegeven
in figuur 1. De breedte van de karakters en de spatiëring wordt bepaald volgens tabel
1.
5. De hoogte van het leesvlak (face) van het bord is als volgt:
Hoogte tekst (mm)
|
hoogte leesvlak (mm)
|
200
|
400
|
300
|
600
|
400
|
800
|
6. De breedte van het leesvlak wordt vastgesteld volgens figuur 2. Echter in het geval
dat een gebodsbord slechts aan één zijde van een rijbaan is geplaatst, is de breedte
minimaal:
-
a. 1,94 m voor codecijfer 3 en 4;
-
b. 1,46 m voor codecijfer 1 en 2.
7. Randen
-
a. De verticale zwarte scheidingslijn tussen twee richtingborden heeft een breedte van
0,7 maal de streepdikte.
-
b. De gele rand om een locatiebord heeft een breedte van 0,5 maal de streepdikte.
Figuur 1 Vorm van karakters
Baanklaringsbord
Geslotenverklaringsbord
Punt, pijl en streep
Opm. 1. - De streepdikte van de pijl, diameter van de punt en zowel de breedte als
de lengte van de streep zijn afgestemd op de streepdikte van de karakters.
Opm. 2 - De afmetingen van de pijl blijven gelijk voor een bepaalde bordafmeting,
onafhankelijk van de richting van de pijl.
Tabel 1 Breedte van karakters en spatiëring
a) letter - letter code nummer
|
voorgaande letter
|
volgende letter
|
B, D, E, F, H, I,
K, L, M, N,
P, R, U
|
C, G, O, Q,
S, X, Z
|
A, J, T, V,
W, Y
|
code nummer
|
A
|
2
|
2
|
4
|
B
|
1
|
2
|
2
|
C
|
2
|
2
|
3
|
D
|
1
|
2
|
2
|
E
|
2
|
2
|
3
|
F
|
2
|
2
|
3
|
G
|
1
|
2
|
2
|
H
|
1
|
1
|
2
|
I
|
1
|
1
|
2
|
J
|
1
|
1
|
2
|
K
|
2
|
2
|
3
|
L
|
2
|
2
|
4
|
M
|
1
|
1
|
2
|
N
|
1
|
1
|
2
|
O
|
1
|
2
|
2
|
P
|
1
|
2
|
2
|
Q
|
1
|
2
|
2
|
R
|
1
|
2
|
2
|
S
|
1
|
2
|
2
|
T
|
2
|
2
|
4
|
U
|
1
|
1
|
2
|
V
|
2
|
2
|
4
|
W
|
2
|
2
|
4
|
X
|
2
|
2
|
3
|
Y
|
2
|
2
|
4
|
Z
|
2
|
2
|
3
|
b) cijfer - cijfer code nummer
|
voorgaande cijfer
|
volgende letter
|
1, 5
|
2, 3, 6
8, 9, 0
|
4, 7
|
code nummer
|
1
|
1
|
1
|
2
|
2
|
1
|
2
|
2
|
3
|
1
|
2
|
2
|
4
|
2
|
2
|
4
|
5
|
1
|
2
|
2
|
6
|
1
|
2
|
2
|
7
|
2
|
2
|
4
|
8
|
1
|
2
|
2
|
9
|
1
|
2
|
2
|
0
|
1
|
2
|
2
|
c) spatie tussen karakters
|
code nummer
|
letter hoogte (mm)
|
|
|
200
|
300
|
400
|
spatie (mm)
|
1
|
48
|
71
|
96
|
2
|
38
|
57
|
76
|
3
|
25
|
38
|
50
|
4
|
13
|
19
|
26
|
d) letterbreedte
|
Letter
|
letter hoogte (mm)
|
200
|
300
|
400
|
breedte (mm)
|
A
|
170
|
255
|
340
|
B
|
137
|
205
|
274
|
C
|
137
|
205
|
274
|
D
|
137
|
205
|
274
|
E
|
124
|
186
|
248
|
F
|
124
|
186
|
248
|
G
|
137
|
205
|
274
|
H
|
137
|
205
|
274
|
I
|
32
|
48
|
64
|
J
|
127
|
190
|
254
|
K
|
140
|
210
|
280
|
L
|
124
|
186
|
248
|
M
|
157
|
236
|
314
|
N
|
137
|
205
|
274
|
O
|
143
|
214
|
286
|
P
|
137
|
205
|
274
|
Q
|
143
|
214
|
286
|
R
|
137
|
205
|
274
|
S
|
137
|
205
|
274
|
T
|
124
|
186
|
248
|
U
|
137
|
205
|
274
|
V
|
152
|
229
|
304
|
W
|
178
|
267
|
356
|
X
|
137
|
205
|
274
|
Y
|
171
|
257
|
342
|
Z
|
137
|
205
|
274
|
e) cijferbreedte
|
Letter
|
cijfer hoogte (mm)
|
200
|
300
|
400
|
breedte (mm)
|
1
|
50
|
74
|
98
|
2
|
137
|
205
|
274
|
3
|
137
|
205
|
274
|
4
|
149
|
224
|
298
|
5
|
137
|
205
|
274
|
6
|
137
|
205
|
274
|
7
|
137
|
205
|
274
|
8
|
137
|
205
|
274
|
9
|
137
|
205
|
274
|
0
|
143
|
214
|
286
|
Instructies
1. Om de juiste spatiëring tussen letters en cijfers te bepalen: Bepaal met behulp
van tabel a of b het codenummer. Kijk in tabel c bij dit codenummer onder de gewenste
letter- of cijferhoogte.
2. De spatiëring tussen woorden, groepen van karakters welke een afkorting vormen
of een symbool is gelijk aan 0,5 tot 0,75 maal de hoogte van de gebruikte karakters
behalve wanneer een pijl bij een enkel karakter is geplaatst, zoals "A->". In dit
geval kan de spatiëring worden gereduceerd tot een kwart van de hoogte van het karakter
om een goede visuele balans te verkrijgen.
3. Gebruik code 1 wanneer een cijfer volgt op een letter en andersom.
4. Gebruik code 1 wanneer een koppelteken, punt of schuine streep volgt op een karakter
of andersom.
Figuur 2 Breedte leesvlak
Baanaanduidingsbord met aanduiding van twee baaneinden
Baanaanduidingsbord met aanduiding van één baaneinde.
Locatiebord
Overige gebodsborden en informatieborden
Bijlage C. als bedoeld in artikel 7 van de Bordenregeling Vereisten met betrekking
tot luminantie
[Regeling vervallen per 20-01-2010]
1.
[Regeling vervallen per 20-01-2010]
De luminantie van het bord (sign luminance) is als volgt:
-
a. Wanneer operaties plaatsvinden bij RVR-waarden minder dan 800 m is de gemiddelde luminantie
van het bord tenminste:
rood
|
30 cd/m²
|
geel
|
150 cd/m²
|
wit
|
300 cd/m²
|
-
b. wanneer operaties plaatsvinden onder omstandigheden als vermeld in artikel 7.2 en
7.3 van de bordenregeling is de gemiddelde luminantie van het bord tenminste:
rood
|
10 cd/m²
|
geel
|
50 cd/m²
|
wit
|
100 cd/m²
|
2.
[Regeling vervallen per 20-01-2010]
De verhouding in luminantie tussen rode en witte delen van een gebodsbord is minimaal
1:5 en maximaal 1:10.
3.
[Regeling vervallen per 20-01-2010]
De gemiddelde luminantie van het bord wordt berekend door de luminantiewaarden van
diverse meetpunten bij elkaar op te tellen, waarna de uitkomst door het aantal meetpunten
wordt gedeeld. De meetpunten worden gevonden met behulp van het raster zoals afgebeeld
in figuur 1.
4.
[Regeling vervallen per 20-01-2010]
De verhouding tussen de luminantiewaarden van aanliggende meetpunten is maximaal 1,5:1.
Voor die gebieden waar de afstand tussen twee meetpunten 7,5 cm bedraagt is de verhouding
tussen de luminantiewaarden van aanliggende meetpunten is maximaal 1,25:1. De verhouding
tussen maximum en minimum waarden over het hele vlak is maximaal 5:1.
Figuur 1 Meetpunten ter berekening van de gemiddelde luminantie van een bord
-
1. De meetpunten worden als volgt geplaatst:
-
¨. Een referentie meetpunt bevindt zich 7,5 cm uit zowel de linker- als de bovenkant
van het bord.
-
¨. Maak, uitgaande van het referentie meetpunt, een raster van meetpunten op een onderlinge
afstand van 15 cm, zowel horizontaal als verticaal. Meetpunten op een afstand van
minder dan 7,5 cm van de rand van het bord moeten worden uitgesloten.
-
¨. Indien het laatste punt in een rij/kolom van meetpunten zich tussen de 22,5 en 75
cm van de rand van het bord bevindt, wordt op een afstand van 7,5 cm een extra meetpunt
aangebracht.
-
¨. Indien een meetpunt op de grens van een karakter en de achtergrond valt, wordt het
meetpunt zodanig verschoven dat het zich volledig buiten het karakter bevindt.
-
2. Om ervoor te zorgen dat elk karakter tenminste vijf meetpunten bevat, worden extra
meetpunten toegevoegd.
-
3. Indien meerdere typen borden zich op één unit bevinden, wordt op elk type bord een
afzonderlijk raster aangebracht.