Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2012 en zichtdatum 01-01-2012.
Geldend van 01-01-2012 t/m 30-06-2012

Wet van 29 november 2001, houdende regels tot vaststelling van een structuur voor de uitvoering van taken met betrekking tot de arbeidsvoorziening en socialeverzekeringswetten (Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de organisatie van de uitvoering van de taken van de overheid met betrekking tot de arbeidsvoorziening en de uitvoering van de werknemersverzekeringen te wijzigen, zulks mede ter bevordering van de inschakeling van werkzoekenden in het arbeidsproces, en daartoe – onder intrekking van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 en de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 – één nieuwe wet vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Definities

Artikel 1. Algemene begrippen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Zelfstandige bestuursorganen voor werk en inkomen

Artikel 2. Instelling Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

  • 1 Er is een Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat belast is met de taken, bedoeld in hoofdstuk 5.

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft rechtspersoonlijkheid en heeft zijn zetel op een door Onze Minister te bepalen plaats.

  • 3 Het personeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt in dienst genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De bepalingen van de tiende titel van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn op deze overeenkomst van toepassing.

Artikel 3. Instelling Sociale verzekeringsbank

  • 1 Er is een Sociale verzekeringsbank, die belast is met de taken, bedoeld in hoofdstuk 6.

  • 2 De Sociale verzekeringsbank heeft rechtspersoonlijkheid en heeft haar zetel op een door Onze Minister te bepalen plaats.

Artikel 4. Toepassing Kaderwet zelfstandige bestuursorganen

Artikel 5. Andere werkzaamheden

  • 1 Een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank om andere werkzaamheden te verrichten dan de uitvoering van de in hoofdstuk 5 of 6 bedoelde taken behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 2 De goedkeuring kan, onverminderd artikel 79, worden onthouden op de grond dat de uitvoering van de andere werkzaamheden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank een goede taakuitoefening door het bestuursorgaan kan belemmeren.

  • 3 Onze Minister kan bij de goedkeuring verplichtingen opleggen in verband met de uitvoering van andere werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Het eerste lid is niet van toepassing op een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank om in het kader van de samenwerking, bedoeld in artikel 9, werkzaamheden uit te voeren voor elkaar of voor de colleges van burgemeester en wethouders, indien het de uitvoering van werkzaamheden op grond van de in artikel 9, eerste lid, bedoelde wetten betreft, respectievelijk elkaar bij te staan bij de uitvoering van taken, mits het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, onderscheidenlijk de Sociale verzekeringsbank, dit binnen een redelijke termijn meldt bij Onze Minister.

  • 5 Onze Minister kan bepalen dat de uitvoering van andere werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid en de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in het vierde lid door het betrokken bestuursorgaan wordt beëindigd.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over dit artikel.

Artikel 6. Raden van bestuur

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank hebben elk een Raad van bestuur die met de dagelijkse leiding is belast.

  • 2 Een Raad van bestuur bestaat uit een door Onze Minister te bepalen aantal leden, onder wie de voorzitter.

  • 3 Onze Minister bepaalt de periode van benoeming van de leden van een Raad van bestuur en kan ook de mogelijkheid van hun herbenoeming regelen.

  • 4 Onze Minister stelt de rechtspositie van de leden van de Raad van bestuur vast.

  • 5 De Raad van bestuur oefent de taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens deze wet of enige andere wet aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank zijn opgedragen.

  • 6 Een Raad van bestuur stelt een bestuursreglement vast.

Artikel 7. Cliëntenparticipatie

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank stellen elk een regeling vast die gericht is op de realisatie en vormgeving van adequate cliëntenparticipatie op centraal niveau bij de uitvoering van hun wettelijke taken. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen regelt, na overleg met de personen en vertegenwoordigers, bedoeld in het tweede lid, in deze regeling tevens de cliëntenparticipatie op decentraal niveau.

  • 2 In de regeling, bedoeld in het eerste lid, wordt op het centrale niveau voorzien in overleg met personen of vertegenwoordigers van personen die als cliënt betrokken zijn bij de uitvoering van de taken van de in het eerste lid genoemde bestuursorganen. Dit overleg vindt periodiek plaats, doch ten minste twee maal per jaar.

  • 3 In de regeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval geregeld de wijze waarop de in het tweede lid bedoelde personen of vertegenwoordigers:

    • a. onderwerpen voor de agenda van het overleg, bedoeld in het tweede lid, kunnen aanmelden;

    • b. voorzien worden van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie;

    • c. betrokken worden bij de totstandkoming van de planning, begroting en verslaglegging, bedoeld in hoofdstuk 8;

    • d. gevraagd en ongevraagd kunnen adviseren over de uitvoering van de wettelijke taken van het betrokken bestuursorgaan;

    • e. in staat gesteld worden op een adequate manier aan het overleg deel te nemen, waarbij ten minste aandacht besteed wordt aan logistieke faciliteiten, onkostenvergoedingen en deskundigheidsbevordering;

    • f. beschermd worden tegen benadeling in verband met hun deelname aan het overleg.

  • 4 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen regelt in de regeling, bedoeld in het eerste lid, in het kader van de cliëntenparticipatie op decentraal niveau in ieder geval de wijze waarop:

    • a. personen en vertegenwoordigers van personen die als cliënt betrokken zijn bij de decentrale uitvoering van de taken van de in het eerste lid genoemde bestuursorganen, hierop invloed kunnen uitoefenen;

    • b. door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op centraal niveau rekening wordt gehouden met de resultaten van cliëntenparticipatie op decentraal niveau.

  • 5 Indien de regeling, bedoeld in het eerste lid, voorziet in overleg op decentraal niveau, zijn het tweede en derde lid ten aanzien van dit overleg van overeenkomstige toepassing.

  • 6 In iedere vestiging wordt bekendheid gegeven aan de wijze waarop door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank uitvoering wordt gegeven aan dit artikel.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere onderwerpen worden aangewezen die in elk geval in de regeling, bedoeld in het eerste lid, worden geregeld en kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 8. Landelijke cliëntenraad

  • 1 Er is een landelijke cliëntenraad.

  • 2 De landelijke cliëntenraad bestaat uit negen vertegenwoordigers van landelijke cliëntenorganisaties, drie afgevaardigden uit elk van de overleggen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, alsmede uit drie afgevaardigden uit de cliëntenparticipatie bij de gemeenten. De afgevaardigden betreffen personen of vertegenwoordigers van personen die als cliënt betrokken zijn bij de uitvoering van de taken van het desbetreffende bestuursorgaan.

  • 3 De landelijke cliëntenraad heeft tot taak periodiek, doch ten minste eenmaal per jaar, te overleggen met:

    • a. het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank, de gemeenten en Onze Minister over de vormgeving en realisatie van cliëntenparticipatie bij de desbetreffende organen;

    • b. de Raad voor werk en inkomen en Onze Minister over voorstellen van de landelijke cliëntenraad inzake beleidsvragen op het gebied van werk en inkomen.

  • 4 De landelijke cliëntenraad heeft een secretariaat en vervult zijn taak met de middelen die hem door Onze Minister ter beschikking worden gesteld.

  • 5 De landelijke cliëntenraad krijgt alle informatie van de in het derde lid genoemde instanties, voor zover hij deze voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de financiering, de werkwijze en de ondersteuning van de landelijke cliëntenraad en de rol van de Raad voor werk en inkomen daarbij.

Hoofdstuk 3. Samenwerking en gezamenlijke dienstverlening

Artikel 9. Samenwerking

  • 2 De bestuursorganen, bedoeld in het eerste lid, werken voorts samen met andere diensten, instellingen en bestuursorganen die werkzaamheden verrichten die verband houden met de uitoefening van de taken, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de vorm van de samenwerking, de afstemming van de samenwerking op de uitvoering van taken opgedragen bij of krachtens andere wetten dan die bedoeld in het eerste lid, en vergoeding van kosten.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur worden indicatoren vastgesteld voor de taakuitoefening, bedoeld in dit artikel.

Artikel 10. Dienstverlening in locaties werk en inkomen

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de colleges van burgemeester en wethouders dragen zorg voor de instandhouding van voldoende bereikbare locaties werk en inkomen, waarin zij met betrekking tot de in artikel 9, eerste lid, bedoelde wetten met het oog op een geïntegreerde dienstverlening gezamenlijk diensten aan uitkeringsgerechtigden, werkzoekenden en werkgevers verlenen en taken uitvoeren gericht op het ondersteunen bij de arbeidsinschakeling en vacaturevervulling, het daarbij aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van uitkeringen of het verlenen van bijstand, rekening houdend met de regionale arbeidsmarkt en het daarbij gezamenlijk vormgeven van de cliëntenparticipatie.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de dienstverlening in, de inrichting van en de cliëntenparticipatie bij de locaties werk en inkomen en kunnen werkzaamheden van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de colleges van burgemeester en wethouders worden aangewezen die op één of meer locaties werk en inkomen worden verricht, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt naar regio’s.

  • 3 Onze Minister kan, indien hij met betrekking tot de uitvoering van dit artikel ernstige tekortkomingen vaststelt, aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het college van burgemeester en wethouders een aanwijzing geven met betrekking tot de uitvoering van de taken op grond van dit artikel. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het college van burgemeester en wethouders worden in de gelegenheid gesteld de uitvoering in overeenstemming te brengen met de aanwijzing binnen een door Onze Minister te stellen termijn. Indien Onze Minister van oordeel is dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het college van burgemeester en wethouders na afloop van deze termijn niet aan de aanwijzing heeft voldaan, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.

Artikel 11. Certificering re-integratiebedrijven

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan bepaald worden dat werkzaamheden gericht op de inschakeling in de arbeid van werknemers en uitkeringsgerechtigden, indien zij op grond van de in artikel 9, eerste lid, bedoelde wetten, niet verricht worden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de colleges van burgemeester en wethouders, slechts worden verricht door re-integratiebedrijven, die in het bezit zijn van een in het tweede lid bedoeld certificaat.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor de afgifte aan een re-integratiebedrijf van een certificaat waaruit blijkt dat hij voldoet aan bij of krachtens deze algemene maatregel van bestuur gestelde kwaliteits- en deskundigheidseisen.

  • 3 Onze Minister dan wel een door Onze Minister op grond van artikel 12 aangewezen instelling beslist op aanvraag over de afgifte van het certificaat, bedoeld in het eerste lid, en is tevens bevoegd een afgegeven certificaat in te trekken.

  • 4 Een certificaat wordt afgegeven voor een beperkte tijdsduur. Aan een certificaat kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld die in ieder geval betrekking hebben op:

    • a. de wijze waarop de aanvraag om een certificaat moet worden gedaan en de gegevens die daarbij van de aanvrager worden verlangd;

    • b. de gronden waarop en de gevallen waarin de afgifte van een certificaat kan worden geweigerd dan wel een afgegeven certificaat kan worden ingetrokken;

    • c. de vergoeding die verschuldigd is in verband met de afgifte van een certificaat en de wijze van betaling daarvan.

Artikel 12. Certificerende instelling

  • 1 Onze Minister kan op verzoek een instelling aanwijzen die de bevoegdheden, bedoeld in artikel 11, derde lid, uitoefent.

  • 2 Aan een aanwijzing krachtens het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3 Een krachtens dit artikel aangewezen instelling verstrekt desgevraagd kosteloos aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor:

    • a. de gronden waarop de in het eerste lid bedoelde aanwijzing kan worden gegeven, ingetrokken dan wel gewijzigd;

    • b. het opstellen van een verslag van werkzaamheden ten behoeve van Onze Minister.

Hoofdstuk 4. De Raad voor werk en inkomen

Artikel 16. Raad voor werk en inkomen

  • 1 Er is een Raad voor werk en inkomen. De Raad voor werk en inkomen heeft rechtspersoonlijkheid en heeft zijn zetel op een door Onze Minister te bepalen plaats.

  • 2 De Raad voor werk en inkomen bestaat uit zestien leden, onder wie een voorzitter, en vijftien plaatsvervangende leden die door Onze Minister worden benoemd en door hem kunnen worden geschorst en ontslagen.

  • 3 De daartoe door Onze Minister aangewezen algemeen erkende centrale organisaties van werknemers, de daartoe door hem aangewezen algemeen erkende en andere representatieve organisaties van werkgevers en de daartoe door hem aangewezen rechtspersoon, die de gemeenten vertegenwoordigt, doen aan Onze Minister een voordracht voor de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van de Raad voor werk en inkomen. De aangewezen werknemersorganisaties doen daarbij een voordracht voor vijf leden en vijf plaatsvervangende leden, de aangewezen werkgeversorganisaties voor vijf leden en vijf plaatsvervangende leden, en de aangewezen rechtspersoon die de gemeenten vertegenwoordigt voor vijf leden en vijf plaatsvervangende leden.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing op de voorzitter van de Raad voor werk en inkomen.

  • 5 De leden van de Raad voor werk en inkomen worden benoemd voor ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan éénmaal voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. De persoon die tussentijds als lid of als plaatsvervangend lid wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden.

  • 6 Alvorens representatieve organisaties als bedoeld in het derde lid aan te wijzen, stelt Onze Minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid over de representativiteit van die organisaties advies uit te brengen.

  • 7 Onze Minister stelt de rechtspositie van de voorzitter van de Raad voor werk en inkomen en de vergoedingen van de leden van de Raad voor werk en inkomen vast.

Artikel 17. Taken van de Raad voor werk en inkomen

  • 1 De Raad voor werk en inkomen heeft tot taak overleg te voeren met Onze Minister over voorstellen van deze Raad betreffende:

    • a. het beleid met betrekking tot werk en inkomen;

    • b. het arbeidsmarktbeleid;

    • c. de bevordering van de kwaliteit en de transparantie van de re-integratiemarkt.

  • 2 De Raad voor werk en inkomen verricht op verzoek van Onze Minister of uit eigen beweging onderzoek en doet voorstellen met betrekking tot de in het eerste lid genoemde onderwerpen. Onze Minister wie het aangaat, kan door tussenkomst van Onze Minister ook een dergelijk verzoek tot de Raad voor werk en inkomen richten.

  • 3 De Raad voor werk en inkomen stelt een regeling op die voorziet in overleg over de in het eerste lid genoemde onderwerpen met personen of vertegenwoordigers van personen die als cliënt betrokken zijn bij uitvoering van die onderwerpen. Dit overleg vindt periodiek plaats, doch ten minste twee maal per jaar.

  • 4 De Raad voor werk en inkomen overlegt met de landelijke cliëntenraad, bedoeld in artikel 8, over de wijze waarop het overleg, bedoeld in het derde lid, plaatsvindt.

  • 5 De Raad voor werk en inkomen stelt een regeling vast die voorziet in overleg met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen over de in het eerste lid genoemde onderwerpen. Dit overleg vindt periodiek plaats, doch ten minste twee maal per jaar.

  • 6 De Raad voor werk en inkomen overlegt met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen over de wijze waarop het overleg, bedoeld in het vijfde lid, plaatsvindt.

Artikel 21. Taken van de Centrale organisatie werk en inkomen

[Vervallen per 01-01-2009]

Artikel 22. Non-discriminatiecode Centrale organisatie werk en inkomen

[Vervallen per 01-01-2009]

Artikel 26. Beoordeling kans op werk, administratieve indeling en advies inschakeling arbeidsproces

[Vervallen per 01-01-2009]

Artikel 27. Werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting

[Vervallen per 01-01-2009]

Artikel 28. Aanvraag van een uitkering en een toeslag en aangifte van werkloosheid

[Vervallen per 01-01-2009]

Artikel 29. Het verstrekken van gegevens in verband met een uitkeringsaanvraag

[Vervallen per 01-01-2009]

Hoofdstuk 5. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

§ 5.1. Taken van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Artikel 30. Taken in verband met uitkeringsverstrekking en algemene taken

  • 3 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt aan Onze Minister op zijn verzoek de inlichtingen die nodig zijn voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van beleidsvoornemens en wettelijke voorschriften, voor zover deze betrekking hebben op onderwerpen als bedoeld in dit hoofdstuk.

  • 4 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verricht in opdracht van Onze Minister of uit eigen beweging onderzoek met betrekking tot de wettelijke taken van dit instituut en verzamelt en analyseert informatie ten behoeve van de bevordering van de werking van en het inzicht in de arbeidsmarkt.

  • 5 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verricht diensten voor gegevensverkeer met het buitenland, waarbij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de hierna genoemde bestuursorganen de omvang van die diensten nader kunnen overeenkomen of voor zover dit voortvloeit uit internationaalrechtelijke voorschriften:

Artikel 30a. Taak re-integratie van personen en arbeidsbemiddeling

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft tot taak de inschakeling in het arbeidsproces te bevorderen van:

    • a. personen die recht hebben op een uitkering of arbeidsondersteuning op grond van wetten als bedoeld in artikel 30, eerste lid;

    • b. werknemers, die kunnen aantonen dat de dienstbetrekking binnen vier maanden zal eindigen en van wie naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen redelijkerwijs valt aan te nemen dat zij recht zullen hebben op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet;

    • c. personen die ingezetene zijn als bedoeld in artikel 1:2 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt en in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervinden of hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs.

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering heeft tot taak het registreren van werkzoekenden en van vacatures van werkgevers en het voordragen van geschikte vacatures aan werkzoekenden en het voordragen van geschikte werkzoekenden voor vacatures. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen maakt in dit kader afspraken met werkgevers op basis waarvan concrete, passende arbeid kan worden aangeboden aan personen, die ten minste 52 weken onafgebroken recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet hebben gehad. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken is artikel 20, achtste lid, van de Werkloosheidswet van overeenkomstige toepassing. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen maakt in dit kader tevens afspraken met werkgevers op basis waarvan concrete, algemeen geaccepteerde arbeid kan worden aangeboden aan personen die recht op arbeidsondersteuning hebben op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

  • 4 Nadat het recht op een uitkering op grond van wetten als bedoeld in artikel 30, eerste lid, uitgezonderd de wettelijke ziekengeldverzekering en het recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, is vastgesteld, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien gelet op de aard van de uitkering het eerste lid van toepassing is, in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde een re-integratievisie vast waarin verplichtingen en rechten van de uitkeringsgerechtigde zijn vermeld.

  • 5 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen evalueert, in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde, periodiek de re-integratievisie en kan deze bijstellen.

  • 6 Indien de re-integratievisie daartoe aanleiding geeft draagt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten behoeve van de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in het vierde lid, zorg voor een plan gericht op behoud en verkrijging van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid en inschakeling in arbeid. Het re-integratieplan wordt in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde opgesteld. Voor zover noodzakelijk in verband met de aard van de voorziening, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de uitkeringsgerechtigde in de gelegenheid zelf een re-integratieplan op te stellen.

  • 7 In het re-integratieplan worden verplichtingen en rechten van de uitkeringsgerechtigde vermeld voor zover die niet in de re-integratievisie zijn vermeld.

  • 8 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen laat de werkzaamheden in het kader van zijn taak, bedoeld in het eerste en zesde lid, in elk geval indien het personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt betreft, verrichten door een re-integratiebedrijf.

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor het derde en achtste lid in ieder geval voor de situaties van samenloop van de taak, bedoeld in het eerste lid met de vergelijkbare taak van werkgevers of in geval van samenloop van uitkeringen, de inhoud van de overeenkomst met het re-integratiebedrijf, het verwerken van gegevens en de soort werkzaamheden.

Artikel 30b. Registratie werkzoekenden en vacatures

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen registreert op diens verzoek als werkzoekende:

    • a. Nederlanders;

    • b. vreemdelingen op wie artikel 1 of artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 oktober 1968 betreffende het vrij verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PbEG 1968, L 257) van toepassing is;

    • c. vreemdelingen die beschikken over een krachtens de Vreemdelingenwet 2000 afgegeven vergunning die is voorzien van een aantekening van Onze Minister voor Immigratie en Asiel waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid;

    • d. vreemdelingen die behoren tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie.

  • 2 Aan geregistreerde werkzoekenden wordt kosteloos een bewijs van registratie verstrekt.

  • 3 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen regelt de termijnen gedurende welke de registratie ten hoogste wordt gehandhaafd en waarmee de registratie telkenmale, op verzoek van de betrokkene, ten hoogste kan worden verlengd.

  • 4 De registratie van een werkzoekende wordt beëindigd:

    • a. op verzoek van de betrokkene;

    • b. indien een termijn als bedoeld in het derde lid is verstreken zonder dat de betrokkene een verzoek tot verlenging van de termijn heeft gedaan.

  • 5 Iedere werkgever heeft het recht bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vacatures te laten registreren. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt regels met betrekking tot deze registratie.

  • 6 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen neemt in de in dit artikel bedoelde registratie het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer van de geregistreerde werkzoekende op.

Artikel 30c. Aanvraag van uitkeringen

  • 2 De belanghebbende verstrekt aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op verzoek alle gevraagde gegevens en bewijsstukken die nodig zijn voor de beslissing op zijn aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente.

  • 3 De belanghebbende deelt op verzoek van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of onverwijld uit eigen beweging in verband met de toepassing van dit artikel alle feiten en omstandigheden mee, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand of het recht op een uitkering, het geldend maken van het recht op bijstand of het recht op een uitkering, of de hoogte of de duur van de bijstand of de uitkering. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.

  • 5 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen draagt de aanvraag met de daarbij verstrekte gegevens en bewijsstukken, alsmede het daarbij behorende burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, sociaal-fiscaalnummer, over aan het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen doet tegelijkertijd van deze overdracht schriftelijk mededeling aan belanghebbende. De verplichting van het derde lid geldt tot het tijdstip van ontvangst van deze mededeling.

  • 6 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen sluit overeenkomsten met het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente over de wijze van uitvoering van dit artikel, waarbij voor bepaalde categorieën van aanvragen een andere taakverdeling kan worden vastgesteld dan die voortvloeit uit het eerste en tweede lid. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit lid.

  • 7 De gegevens en bewijsstukken, bedoeld in het tweede lid, worden door het college van burgemeester en wethouders niet verkregen van de belanghebbende voor zover ze zijn verkregen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, tenzij hierdoor een goede vervulling van de taak van het college van burgemeester en wethouders op grond van dit artikel wordt belet.

Artikel 30d. Taak indicatie Wet sociale werkvoorziening

  • 1 Ten behoeve van de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening door colleges van burgemeester en wethouders heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot taak:

    • a. na het verrichten van een onderzoek te besluiten over de indicatie, bedoeld in artikel 11, eerste lid, en de herindicatie, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van die wet;

    • b. in het geval betrokkene tot de doelgroep van die wet behoort of blijft behoren aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene woonachtig is te adviseren:

      • 1°. welke aanpassing van omstandigheden nodig is bij het verrichten van arbeid door de betrokkene; en

      • 2°. of betrokkene in aanmerking komt voor toepassing van hoofdstuk 3 van die wet;

    • c. in het geval betrokkene niet of niet meer tot de doelgroep van genoemde wet behoort aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene woonachtig is te adviseren over de wijze waarop de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces van betrokkene kunnen worden verbeterd, dan wel aan dat college van burgemeester en wethouders te adviseren over een doorgeleiding naar een voorziening voor ondersteunende en activerende begeleiding. In het advies over de wijze waarop de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces kunnen worden verbeterd, wordt van de opvattingen van de betrokkene, desgewenst in de door deze aangegeven bewoordingen, en, indien het advies hiervan afwijkt, van de redenen daarvoor, melding gedaan;

    • d. in de gevallen, bedoeld in artikel 6, derde lid, van die wet aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene woonachtig is te adviseren omtrent de opzegging van de dienstbetrekking, bedoeld in die wet.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor het besluit, bedoeld in het eerste lid, waaronder de minimale en de maximale geldigheidsduur van het besluit, en over de advisering en de wijze waarop de indicatie en de herindicatie tot stand komt.

Artikel 30e. Uitstroom vanuit loonkostensubsidie naar reguliere arbeid

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wijst een verzoek om een loonkostensubsidie ingevolge de artikelen 78a van de Werkloosheidswet, 67f van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 2:21 en 3:71 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, 65i van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en 37a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen af indien er geen reëel uitzicht is op continuering van de betrokken dienstbetrekking of een dienstbetrekking bij een andere werkgever na beëindiging van de subsidie. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hanteert daarbij een beoordelingskader van relevante indicatoren en volgt het verloop van de dienstbetrekkingen waarvoor een loonkostensubsidie is verleend tot ten minste twee maanden na beëindiging van de subsidie. Indien blijkt dat de toekenning van loonkostensubsidies niet in ten minste 50% van de beslissingen is uitgemond in een dienstbetrekking van tenminste zes maanden, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het beoordelingskader bij op basis van de verworven inzichten, teneinde met de toekenningen in de volgende periode tenminste een dergelijke uitkomst te realiseren.

Artikel 31. Beoordeling kans op werk en informatie over de arbeidsmarkt en sociale verzekeringen

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen draagt zorg voor een actueel oordeel over de kans op werk van iedere op grond van artikel 30b geregistreerde werkzoekende en onderzoekt zonodig op welke wijze die kans kan worden verbeterd.

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen draagt zorg voor gevraagde en ongevraagde verstrekking van deugdelijke informatie en advies over de arbeidsmarkt alsmede over de uitvoering van zijn taak aan werkgevers, werknemers, uitkeringsgerechtigden, verzekerden, werkzoekenden en andere belanghebbenden in verband met de uitvoering van de in artikel 30, eerste lid, genoemde verzekeringen en wetten alsmede de in artikel 30a bedoelde taak.

  • 3 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen geeft voorlichting met betrekking tot de keuze van een beroep alsmede de voor een beroep benodigde opleiding.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld betreffende de registratie van de beoordeling, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 31a. Werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting

  • 1 Voor zover aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bekend is dat in een bedrijf of onderneming, of een gedeelte daarvan, een werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting plaatsvindt, verleent het geen diensten tot het plaatsen van werkzoekenden in dat bedrijf of die onderneming, of dat gedeelte daarvan, waar de werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting heerst.

  • 2 Voor zover aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bekend is dat werkzoekenden rechtstreeks in een werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting betrokken zijn, verleent het aan hen tijdens de duur van het arbeidsconflict geen diensten als bedoeld in artikel 30a, tweede lid.

Artikel 32. Taak onderzoek en informatie op verzoek van werkgever, werknemer of eigenrisicodrager

  • 3 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt op verzoek van een werkgever of een werknemer dan wel een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Ziektewet of personen als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van die wet die laatstelijk tot hem in dienstbetrekking stonden, een onderzoek in naar en geeft een oordeel over:

    • a. de aanwezigheid van passende arbeid, die de zieke werknemer voor de werkgever, respectievelijk de persoon die recht heeft op ziekengeld voor de eigenrisicodrager, in staat is te verrichten; of

    • b. de vraag of de werkgever ten aanzien van zijn zieke werknemer, respectievelijk de eigenrisicodrager ten aanzien van de persoon aan wie hij ziekengeld moet betalen, voldoende en geschikte re-integratie-inspanningen heeft verricht.

  • 4 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt op verzoek van een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de verzekerde, bedoeld in artikel 82, eerste lid, onderdeel b, van die wet, die recht heeft op uitkering een onderzoek in naar en geeft een oordeel over de vraag of de eigenrisicodrager ten aanzien van genoemde verzekerde voldoende en geschikte re-integratie-inspanningen heeft verricht voor zover hieromtrent door de eigenrisicodrager geen besluit is afgegeven.

  • 6 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt op verzoek van een overheidswerkgever als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Werkloosheidswet een onderzoek in naar en geeft een oordeel over de vraag of een overheidswerknemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Werkloosheidswet die gedurende een ononderbroken periode van 104 weken ongeschikt tot werken is geweest, nog ongeschikt tot werken is en over de vraag of het aannemelijk is dat de ongeschiktheid tot werken langer dan zesentwintig weken zal voortduren of over de vraag of redelijkerwijs niet de mogelijkheid bestaat om die overheidswerknemer binnen zesentwintig weken, indien nodig door middel van scholing, te herplaatsen in een aangepaste of andere functie, die voor die overheidswerknemer als passend kan worden beschouwd.

  • 7 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt op verzoek van een werkgever of een werknemer informatie over de sociale verzekeringsaspecten van arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en re-integratie.

Artikel 32a. Onderzoek en kostenvergoeding

  • 1 Indien een werkgever verzoekt een onderzoek als bedoeld in artikel 32, eerste en tweede lid, in te stellen, geeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen slechts een oordeel over het bestaan van de ongeschiktheid tot werken van een bepaalde werknemer, indien deze werknemer bereid is zich hiertoe te laten onderzoeken.

Artikel 32b. Onderzoekssubsidies

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan in het belang van de arbeidsintegratie van personen met een structurele functionele beperking ten laste van de fondsen, bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet financiering sociale verzekeringen, onderscheidenlijk, wanneer deze personen jonggehandicapten betreffen, het Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten, bedoeld in artikel 5:1 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, subsidie verstrekken aan instellingen of organisaties met het oog op onderzoek naar en het bevorderen van maatregelen, die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van het eerste lid.

Artikel 32c. Beslissingsautoriteit Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

[Vervallen per 01-01-2011]

Artikel 32d. Taken opgedragen bij andere wetten, algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling

  • 1 Het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voert taken uit die bij of krachtens enige andere wet dan bedoeld in artikel 30, eerste lid, aan het uitvoeringsinstituut zijn opgedragen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling kunnen taken worden opgedragen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 3 Een voordracht voor een algemene maatregel van bestuur waarin taken aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen worden opgedragen wordt gedaan mede namens Onze Minister.

  • 4 Indien taken aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen worden opgedragen bij regeling van Onze Minister wie het aangaat, wordt deze regeling mede ondertekend door Onze Minister.

§ 5.2. Polisadministratie en gegevensverwerking voor uitvoering taken

Artikel 33. Polisadministratie

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen draagt zorg voor de inrichting en adequate werking van de polisadministratie.

  • 2 De polisadministratie heeft tot doel:

    • a. van de werknemer gegevens over zijn arbeidsverhouding en uitkeringsverhouding – daaronder begrepen duur, loon en premies werknemersverzekeringen – vast te leggen ten behoeve van de werknemersverzekeringen;

    • b. besluiten over recht op uitkering of verstrekking te baseren op gegevens als bedoeld in onderdeel a met het oog waarop de werknemer wordt geïnformeerd over die gegevens en het al dan niet verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen;

    • c. van de persoon die vrijwillig verzekerd is voor de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, Werkloosheidswet en Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering gegevens te verwerken waarbij de onderdelen a en b van overeenkomstige toepassing zijn;

    • d. van de werknemer gegevens over genoten loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, ingehouden loonbelasting, premie volksverzekeringen in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, alsmede andere gegevens van belang voor de heffing van de inkomstenbelasting te verwerken ten behoeve van de uitvoering van de taken van de rijksbelastingdienst;

    • e. van de werknemer overige gegevens van belang voor statistische doeleinden op het gebied van arbeid en lonen te verwerken ten behoeve van het Centraal bureau voor de statistiek.

  • 3 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens voorzover het betreft de verwerking van de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b en c, en de bewerker in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens voorzover het betreft de verwerking van de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onderdelen d en e.

  • 4 De verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens voor de verwerking van de gegevens, bedoeld in het tweede lid, d en e, zijn respectievelijk Onze Minister van Financiën en het Centraal bureau voor de statistiek.

  • 5 De rijksbelastingdienst verstrekt aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, in het kader van zijn taak bedoeld in het eerste lid, alle gegevens en inlichtingen, die verkregen zijn bij de uitvoering van de heffing van loonbelasting en van de artikelen 58, tweede lid, en 59 van de Wet financiering sociale verzekeringen, voorzover die gegevens en inlichtingen noodzakelijk zijn voor het verwerken van gegevens in de polisadministratie.

  • 6 De gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt ter verificatie geraadpleegd voor de gegevens, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van dit artikel worden verwerkt.

  • 7 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt aan de rijksbelastingdienst alle gegevens en inlichtingen, die noodzakelijk zijn ten behoeve van de uitvoering van de taken van de rijksbelastingdienst.

  • 8 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt Onze Minister en bestuursorganen als bedoeld in de artikelen 62, 72 en 73, vijfde lid, gegevens die op grond van het tweede lid verwerkt worden in de polisadministratie, met uitzondering van de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d.

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld, in ieder geval over de inrichting, de gegevensset en de wijze van verkrijging van de gegevens van de polisadministratie. Tevens worden regels gesteld over het elektronische gegevensverkeer, de daarbij te gebruiken elektronische infrastructuur en de eisen die aan de gegevensverstrekking uit de polisadministratie worden gesteld.

Artikel 33a. Gegevensverwerking voor vervulling taken UWV

  • 2 De gegevens, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen worden verwerkt, worden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet verkregen van de in het eerste lid genoemde uitkeringsgerechtigden, voor zover zij verkregen kunnen worden uit de polisadministratie, bedoeld in artikel 33, de verzekerdenadministratie, bedoeld in artikel 35, alsmede de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, tenzij hierdoor een goede vervulling van de taak van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van dit artikel wordt belet of bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere administraties worden aangewezen waarvoor de eerste zin van toepassing is, worden regels gesteld over de gegevens die het betreft en kunnen administraties worden aangewezen waarvoor de eerste zin tijdelijk niet van toepassing is. Indien het authentieke gegevens uit andere basisregistraties betreft, is dit lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is, voorzover het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet verantwoordelijke is in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens, bewerker in de zin van die wet voor de verwerking van gegevens ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 30, vijfde lid.

  • 4 De voordracht voor een krachtens het tweede lid, tweede zin, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 33b. Burgerservicenummer

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verifieert het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer in relatie tot de bijbehorende persoonsidentificerende gegevens, van de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 33, tweede lid, onderdeel a, bij de eerste opname in de polisadministratie en vervolgens indien daartoe aanleiding is, bij de rijksbelastingdienst.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 33c. Informatie over verwerkte gegevens

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt de werknemer tevens in de gelegenheid kennis te nemen van te verwachten hoogte en duur van de uitkering die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt verstrekt, indien de werknemer werkloos, arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt zou worden.

  • 3 Indien de gegevens niet juist of niet volledig zijn, dient de werknemer terstond een correctieverzoek in bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen met aanduiding van de juiste gegevens.

  • 4 Indien de werknemer vaststelt, dat gegevens als bedoeld in het eerste lid niet zijn opgenomen in de polisadministratie en hij dit redelijkerwijs wel kon verwachten, dient hij terstond een correctieverzoek in bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen met aanduiding van de ontbrekende gegevens.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de periodiciteit van de informatie en voor de wijze van informatieverstrekking die voor verschillende soorten werknemers verschillend kan zijn, en in samenhang daarmee voor de inhoud van de informatie.

Artikel 33d. Informatie over het arbeidsverleden

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen informeert de werknemer op de wijze, bedoeld in artikel 33c, over deze arbeidsverledengegevens.

Hoofdstuk 6. De Sociale verzekeringsbank

Artikel 34. Taken van de Sociale verzekeringsbank

  • 1 De Sociale verzekeringsbank heeft tot taak:

    • a. de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet, de Algemene Kinderbijslagwet, alsmede wetten die de uitvoering van deze wetten beheersen, uit te voeren, voorzover die uitvoering niet bij of krachtens enige andere wet aan anderen is opgedragen;

    • b. beheren en administreren van de fondsen, bedoeld in artikel 1, onderdelen f en g van de Wet financiering sociale verzekeringen en het Algemeen Kinderbijslagfonds, genoemd in artikel 29a van de Algemene Kinderbijslagwet;

    • c. zorgdragen voor gevraagde en ongevraagde verstrekking van deugdelijke informatie aan werkgevers, werknemers, uitkeringsgerechtigden, verzekerden en andere belanghebbenden in verband met de uitvoering van de in onderdeel a genoemde wetten;

    • d. het uitvoeren van taken die bij of krachtens enige andere wet dan de in onderdeel a bedoelde wetten, aan de Sociale verzekeringsbank zijn opgedragen;

    • e. het in opdracht van Onze Minister of uit eigen beweging verrichten van onderzoek met betrekking tot de wettelijke taken van deze organisatie;

    • f. het aan Onze Minister op zijn verzoek verstrekken van de inlichtingen die nodig zijn voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van beleidsvoornemens en wettelijke voorschriften, voorzover deze betrekking hebben op onderwerpen als bedoeld in dit artikel;

    • g. het voeren van een adequate administratie ten behoeve van de uitoefening van haar taak.

  • 3 De Sociale verzekeringsbank verwerkt gegevens afkomstig uit het buitenland en verricht taken in verband met deze gegevensverwerking:

  • 4 De Sociale verzekeringsbank verstrekt op verzoek van een verzekerde, een zorgverzekeraar of andere belanghebbende informatie over de verzekeringsstatus van de verzekerde voor zover deze informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet en verstrekt op verzoek van een verzekerde informatie over de verzekeringstijdvakken en daarop gebaseerde aanspraak op ouderdomspensioen.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de financiering van deze taken.

Artikel 34a. Taken opgedragen bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen taken worden opgedragen aan de Sociale verzekeringsbank.

  • 2 Een voordracht voor een algemene maatregel van bestuur waarin taken aan de Sociale verzekeringsbank worden opgedragen, wordt gedaan mede namens Onze Minister.

  • 3 Indien taken aan de Sociale verzekeringsbank worden opgedragen bij regeling van Onze Minister wie het aangaat, wordt deze regeling mede ondertekend door Onze Minister.

Artikel 35. Verzekerdenadministratie Sociale verzekeringsbank

  • 1 De Sociale verzekeringsbank is de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens voor de verwerking van gegevens over verzekerden en uitkeringsgerechtigden in de zin van de volksverzekeringen en over bij de verzekerden behorende personen in de verzekerdenadministratie.

  • 2 De verwerking van gegevens in de verzekerdenadministratie heeft tot doel:

    • a. van verzekerden, pensioengerechtigden, nabestaanden en andere uitkeringsgerechtigden gegevens te verwerken noodzakelijk voor de uitvoering van de wetten, genoemd in artikel 34, eerste lid, onderdeel a;

    • b. van kinderen van verzekerden gegevens te verwerken noodzakelijk voor de uitvoering van de Algemene Kinderbijslagwet;

    • c. van de echtgenoot, kinderen of huisgenoten van de verzekerde en pensioengerechtigde gegevens te verwerken noodzakelijk voor de uitvoering van de Algemene nabestaandenwet en de Algemene Ouderdomswet;

    • d. van andere personen gegevens te verwerken noodzakelijk voor de uitvoering van taken als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel d;

    • e. gegevens vast te leggen over verzekerde en niet verzekerde tijdvakken op grond van verplichte of vrijwillige verzekering voor de volksverzekeringen;

    • f. gegevens te verwerken om te voldoen aan verplichtingen van de Sociale verzekeringsbank op grond van internationaalrechtelijke voorschriften.

  • 4 De Sociale verzekeringsbank verstrekt Onze Minister en bestuursorganen als bedoeld in de artikelen 62, 72 en 73, vijfde lid, gegevens als bedoeld in het tweede lid die verwerkt worden in de verzekerdenadministratie, voorzover deze gegevens niet verwerkt worden in de polisadministratie, bedoeld in artikel 33, en verstrekt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen alle gegevens, die noodzakelijk zijn voor verwerking van gegevens in de polisadministratie.

  • 5 De gegevens, die door de Sociale verzekeringsbank worden verwerkt worden niet verkregen van de in het tweede lid genoemde personen, voorzover zij verkregen kunnen worden uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens of de polisadministratie, bedoeld in artikel 33, tenzij hierdoor een goede vervulling van de taak van de Sociale verzekeringsbank op grond van dit artikel wordt belet of bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere administraties worden aangewezen waarvoor de eerste zin van toepassing is, worden regels gesteld over de gegevens die het betreft en kunnen administraties worden aangewezen waarvoor de eerste zin tijdelijk niet van toepassing is. Indien het authentieke gegevens uit andere basisregistraties betreft, is dit lid van overeenkomstige toepassing.

  • 6 De Sociale verzekeringsbank gebruikt het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer bij de verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in dit artikel. Artikel 33b, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld, in ieder geval over de inrichting en de gegevensset van de verzekerdenadministratie. Tevens worden regels gesteld over het elektronische gegevensverkeer, de daarbij te gebruiken elektronische infrastructuur en de eisen die aan de gegevensverstrekking uit de verzekerdenadministratie worden gesteld.

  • 8 De voordracht voor een krachtens het vijfde lid, tweede zin, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Hoofdstuk 7. Toezicht

Artikel 36. Toezicht door Inspectie Werk en Inkomen

  • 1 Er is een Inspectie Werk en Inkomen die onder Onze Minister ressorteert. Aan het hoofd van de Inspectie staat de inspecteur-generaal.

  • 2 Het toezicht op de uitvoering van de taken die bij of krachtens deze wet of enige andere wet zijn opgedragen aan het Inlichtingenbureau, de Raad voor werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank, wordt onder gezag van Onze Minister uitgeoefend door de Inspectie Werk en Inkomen.

Artikel 37. Taken van de Inspectie Werk en Inkomen

De Inspectie Werk en Inkomen is belast met:

  • a. het toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid, waaronder begrepen doeltreffendheid, van de uitvoering van de bij of krachtens deze wet of enige andere wet aan het Inlichtingenbureau, de Raad voor werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank opgedragen taken;

  • b.

  • c. het toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid, waaronder begrepen doeltreffendheid, van de wijze waarop het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale Verzekeringsbank en de colleges van burgemeester en wethouders bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken samenwerken;

  • d. het verrichten van andere bij of krachtens een wet aan de Inspectie Werk en Inkomen opgedragen taken.

Artikel 38. Jaarplan, jaarverslag en rapportages van Inspectie Werk en Inkomen

  • 1 De Inspectie Werk en Inkomen legt eens per vier jaar vóór 1 juli een meerjarig toezichtsplan en jaarlijks vóór 1 juli een plan van werkzaamheden aan Onze Minister voor. De Inspectie Werk en Inkomen stelt deze plannen, nadat daarover met Onze Minister overleg is gepleegd, vast.

  • 2 Jaarlijks vóór 1 mei stelt de Inspectie Werk en Inkomen een verslag op over de uitkomsten van de toezichtswerkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Onze Minister brengt het jaarverslag, voorzien van zijn oordeel, vóór de derde woensdag in mei ter kennis van de beide Kamers der Staten-Generaal.

  • 3 Onze Minister brengt de bescheiden, bedoeld in het eerste lid, alsmede alle overige, door de Inspectie Werk en Inkomen relevant geachte, rapportages, in de vorm waarin deze hem zijn voorgelegd en voorzien van zijn oordeel, binnen vier weken na ontvangst, ter kennis aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 39. Andere taken

  • 1 De Inspectie Werk en Inkomen is met betrekking tot de haar bij of krachtens de wet opgedragen taken bevoegd tot het verrichten van niet in het jaarplan opgenomen of aanvullende werkzaamheden, nadat daarover met Onze Minister is overlegd.

  • 2 Indien Onze Minister overweegt de Inspectie Werk en Inkomen toestemming voor werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid te onthouden dan wel aan de Inspectie Werk en Inkomen andere dan de in dit hoofdstuk genoemde of in het jaarplan opgenomen taken op te dragen, geeft hij van dit voornemen kennis aan de beide kamers der Staten-Generaal en geeft hij daaraan niet eerder uitvoering dan vier weken na die kennisgeving.

Artikel 40. Voorlichting en communicatie

  • 1 De Inspectie Werk en Inkomen draagt zorg voor de verspreiding van het jaarverslag en de overige rapportages, bedoeld in artikel 38, en verzorgt de voorlichting over de daarin opgenomen bevindingen.

  • 2 De Inspectie Werk en Inkomen geeft niet eerder uitvoering aan het eerste lid dan nadat Onze Minister het desbetreffende jaarverslag of de desbetreffende rapportage openbaar heeft gemaakt.

Artikel 41. Toezichtbaarheidstoets

De Inspectie Werk en Inkomen beoordeelt op verzoek van Onze Minister de mogelijkheden van het houden van toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering van beleidsvoornemens en voorgenomen wettelijke voorschriften door de in artikel 37 genoemde bestuursorganen en rechtspersonen, alsmede beleidsvoornemens en voorgenomen wettelijke voorschriften met betrekking tot andere taken, als bedoeld in artikel 37, onderdeel d.

Artikel 42. Gegevensverstrekking aan de Inspectie Werk en Inkomen

  • 1 Het Inlichtingenbureau, de Raad voor werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank verstrekken op verzoek, kosteloos, aan de Inspectie Werk en Inkomen alle gegevens en inlichtingen die voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk zijn.

  • 2 De in het eerste lid genoemde rechtspersonen verlenen de Inspectie Werk en Inkomen op verzoek toegang tot en inzage in gegevens en bescheiden voor zover dat voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk is.

  • 3 De Inspectie Werk en Inkomen bepaalt de termijn waarbinnen en de wijze waarop aan de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichtingen wordt voldaan.

  • 4 Indien naar het oordeel van de Inspectie Werk en Inkomen gerede twijfel bestaat omtrent de volledigheid of juistheid van de door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekte stukken als bedoeld in artikel 49, voor zover dit betreft de rechtmatige en doelmatige besteding van door dat instituut ter beschikking gestelde financiële middelen ten behoeve van de inschakeling van werkzoekenden, uitkeringsgerechtigden en werknemers in de arbeid, kan zij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen opdragen bij de natuurlijke of rechtspersoon die deze middelen heeft besteed, ter verificatie een nader onderzoek te doen instellen door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die bij de verstrekte informatie niet betrokken is geweest. De Inspectie Werk en Inkomen bepaalt welke aspecten van de verstrekte informatie geverifieerd dienen te worden en de termijn waarbinnen het onderzoek wordt verricht.

Artikel 43. Kennisgeving besluiten

Onze Minister kan regels stellen waarin besluiten van het Inlichtingenbureau, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank worden omschreven die overeenkomstig die regels, binnen de in die regels gestelde termijnen, ter kennis van de Inspectie Werk en Inkomen worden gebracht.

Artikel 44. Inrichting en positie Inspectie Werk en Inkomen

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de taakuitoefening, de inrichting en het beheer van de Inspectie Werk en Inkomen en haar positie binnen de departementale organisatie.

  • 2 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Hoofdstuk 8. Financiële bepalingen, planning en verslaglegging

Artikel 45. Uitvoeringskosten

  • 1 De uitvoeringskosten van de Raad voor werk en inkomen komen ten laste van de daartoe door Onze Minister toegekende rijksbijdrage.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de verdeling van de uitvoeringskosten over de fondsen en de rijksbijdragen.

Artikel 46. Jaarplan met begroting en meerjarenbeleidsplan

  • 1 De Raad voor werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank stellen ieder elk jaar een jaarplan met begroting voor het komende kalenderjaar vast en bieden dit vóór een door hem vast te stellen datum aan Onze Minister aan. Een besluit tot vaststelling van het jaarplan met begroting behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank stellen ieder elk jaar een meerjarenbeleidsplan vast, dat betrekking heeft op de vijf jaren inclusief het jaar waarop het in het eerste lid bedoelde jaarplan betrekking heeft, en bieden dit vóór een door hem vast te stellen datum aan Onze Minister aan.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de inhoud en de indiening van het jaarplan met begroting en van het meerjarenbeleidsplan. Ten aanzien van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hebben deze regels in ieder geval betrekking op de dienstverlening.

  • 4 Onze Minister brengt de in het eerste en tweede lid bedoelde plannen alsmede zijn oordeel over die plannen jaarlijks ter kennis van de beide Kamers der Staten-Generaal.

Artikel 47. Voorafgaande instemming besluiten

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de Raad voor werk en inkomen behoeven, tenzij het desbetreffende besluit in het door Onze Minister goedgekeurde jaarplan met begroting is opgenomen, de voorafgaande instemming van Onze Minister voor een besluit tot:

    • a. het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen;

    • c. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan;

    • d. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • e. het aangaan van overeenkomsten waarbij de betrokken rechtspersoon zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij deze zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • f. het vormen van fondsen en reserveringen;

    • g. het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surséance van betaling van de betrokken rechtspersoon.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste lid, waarin in ieder geval kan worden bepaald, dat ten aanzien van de situaties, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met f, beneden een bepaald bedrag de voorafgaande instemming van Onze Minister niet is vereist.

Artikel 48. Vaststelling budget uitvoeringskosten en budgetdiscipline

  • 1 Onze Minister stelt jaarlijks vóór 1 december het budget voor de uitvoeringskosten van de Raad voor werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank voor het eerstvolgende kalenderjaar vast.

  • 2 Onze Minister kan besluiten het budget voor de uitvoeringskosten van de Raad voor werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank te wijzigen.

  • 3 De Raad voor werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank gaan met betrekking tot de uitvoering van verzekeringen en wetten geen verplichtingen aan en doen geen uitgaven die leiden tot overschrijden van het voor hen vastgestelde budget voor de uitvoeringskosten.

  • 4 Wanneer het budget voor de uitvoeringskosten van de in het eerste lid genoemde rechtspersonen niet is vastgesteld vóór 1 januari van het kalenderjaar waarop de begroting betrekking heeft, zijn deze rechtspersonen bevoegd, teneinde hun activiteiten gaande te houden, te beschikken over ten hoogste een derde gedeelte van het budget dat laatstelijk voor hen voor een geheel jaar is vastgesteld.

  • 5 Onze Minister kan besluiten dat een in het tweede lid genoemde rechtspersoon, in een geval als bedoeld in het vierde lid, kan beschikken over meer dan een derde gedeelte van het budget dat laatstelijk voor deze rechtspersoon voor een geheel jaar is vastgesteld.

Artikel 49. Nadere regels jaarverslag, jaarrekening, tussentijdse rapportages en accountantscontrole

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank bieden jaarlijks een jaarverslag en een jaarrekening vóór 15 maart aan Onze Minister aan.

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank stellen tussentijdse verslagen op en bieden deze op een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip aan Onze Minister aan.

  • 4 Onze Minister brengt de jaarrekeningen en jaarverslagen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank alsmede zijn oordeel daaromtrent jaarlijks vóór de derde woensdag in mei ter kennis van de beide Kamers der Staten-Generaal.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het jaarverslag, de jaarrekening, de accountantscontrole, de accountantsverklaring en het aan die verklaring ten grondslag liggende onderzoek en de tussentijdse verslagen.

Artikel 50. Jaarverslag, jaarrekening, accountantscontrole en tussentijdse verslagen Raad voor werk en inkomen

  • 1 De Raad voor werk en inkomen biedt jaarlijks een jaarverslag en een jaarrekening vóór 15 maart aan Onze Minister aan.

  • 2 De Raad voor werk en inkomen legt in zijn jaarrekening rekening en verantwoording af over het financieel beheer. De jaarrekening wordt ingericht zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3 De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de Raad voor werk en inkomen aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de aanwijzing van de accountant bedingt de Raad voor werk en inkomen dat aan Onze Minister desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.

  • 4 De verklaring, bedoeld in het derde lid, heeft mede betrekking op de rechtmatige verkrijging en besteding van de middelen.

  • 5 De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het derde lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van de Raad voor werk en inkomen voldoen aan eisen van doelmatigheid.

  • 6 Het besluit tot vaststelling van de jaarrekening behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 7 De Raad voor werk en inkomen verstrekt aan Onze Minister vóór een door deze te bepalen tijdstip tussentijds een verslag over de voorafgaande periode.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de jaarrekening, de verklaring, bedoeld in het derde lid, en het aan die verklaring ten grondslag liggende onderzoek, het jaarverslag en het tussentijdse verslag.

  • 9 Onze Minister brengt de jaarrekening en het jaarverslag van de Raad voor werk en inkomen alsmede zijn oordeel daaromtrent jaarlijks vóór de derde woensdag in mei ter kennis van de beide Kamers der Staten-Generaal.

Artikel 51. Financiering uitvoering Wet werk en bijstand door de Sociale verzekeringsbank

  • 1 Onze minister verstrekt jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan de Sociale verzekeringsbank een uitkering voor de kosten van de door haar toegekende algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen, bedoeld in artikel 47a, eerste lid, van de Wet werk en bijstand en voor de daarbij verschuldigde loonbelasting, premies voor de volksverzekeringen en de vergoedingen, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, van inkomensafhankelijke bijdragen.

  • 2 De Sociale verzekeringsbank beheert en administreert de uitkering afzonderlijk.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor de berekening van het bedrag van de uitkering en de daarvoor noodzakelijke gegevens.

Artikel 53. Regels omtrent afdracht van gelden door het Rijk

[Vervallen per 01-01-2006]

Hoofdstuk 9. Informatiebepalingen

Artikel 54. Verstrekking van gegevens aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de Raad voor werk en inkomen, de Inspectie Werk en Inkomen en de minister

  • 1 Een ieder verstrekt op verzoek aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en Onze Minister en de Inspectie Werk en Inkomen, kosteloos, alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van bij of krachtens deze wet of enige andere wet door het desbetreffende bestuursorgaan en de Inspectie Werk en Inkomen uit te voeren taken ten opzichte van:

    • a. de betrokken persoon zelf;

    • b. de persoon in wiens dienst of voor wie hij arbeid verricht, heeft verricht of zou kunnen gaan verrichten;

    • c. de persoon, die in zijn dienst of voor hem arbeid verricht, heeft verricht of zou kunnen gaan verrichten.

  • 2 Een ieder kan uit eigen beweging de in het eerste lid bedoelde gegevens en inlichtingen aan de in het eerste lid bedoelde bestuursorganen en aan de Inspectie Werk en Inkomen verstrekken.

  • 3 Alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taken worden aan de in dat lid genoemde bestuursorganen en aan de Inspectie Werk en Inkomen op verzoek, kosteloos, tevens verstrekt door:

  • 4 De in het eerste en derde lid bedoelde gegevens en inlichtingen worden op verzoek, binnen de daarbij gestelde termijn, verstrekt in schriftelijke vorm of in een andere vorm die redelijkerwijs kan worden verlangd.

  • 5 Degene op wie de in het eerste en derde lid bedoelde verplichting rust geeft op verzoek aan een bestuursorgaan als bedoeld in het eerste lid, alsmede aan de Inspectie Werk en Inkomen inzage in alle bescheiden en andere gegevensdragers, stelt deze op verzoek ter beschikking voor het nemen van afschrift en verleent de ter zake verlangde medewerking, voorzover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taken door het in dat lid bedoelde bestuursorgaan en de Inspectie Werk en Inkomen.

  • 6 Onze Minister verstrekt aan de Raad voor werk en inkomen gegevens en inlichtingen die deze raad nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak.

  • 7 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de verstrekking door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de colleges van burgemeester en wethouders aan de Raad voor werk en inkomen van gegevens en inlichtingen die deze raad nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak.

  • 8 Onze Minister van Veiligheid en Justitie verstrekt ten aanzien van de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, onverwijld en kosteloos de beschikbare informatie en alle overige opgaven en inlichtingen, die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, aan de Sociale verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarbij hij gebruik kan maken van het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer.

  • 9 Re-integratiebedrijven verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen alle opgaven en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de krachtens deze wet aan het Uitvoeringsinstituut opgedragen taken. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor de gegevens die worden verstrekt.

  • 10 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere instanties dan genoemd in het derde lid worden aangewezen voor wie de verplichtingen, bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid, eveneens gelden, voor zover het betreft de verstrekking van nader bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens en inlichtingen, waarbij bepaald kan worden, dat gegevens, die verwerkt worden door Onze Minister of Onze Minister, wie het aangaat, aangewezen toezichthouders, verstrekt worden aan opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 85, tweede lid.

Artikel 55. Vaststelling identiteit

  • 2 Een ieder verstrekt op verzoek onverwijld aan de in het eerste lid genoemde rechtspersonen inzage in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, voorzover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van wettelijke taken door de betrokken rechtspersoon.

  • 3 De werkgever treft in zijn bedrijf zodanige maatregelen dat de daar werkzame personen gedurende de arbeidstijd aan de verplichting bedoeld in het tweede lid kunnen voldoen.

Artikel 55a. Toezicht

  • 1 Met het toezicht op de naleving van de in de artikelen 30, eerste lid, 32d, 34, eerste lid, onderdelen a en d, en 34a, bedoelde wet- en regelgeving en de artikelen 54 en 55, voor zover het geen verplichtingen betreft die betrekking hebben op het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank, zijn belast de door ieder van hen afzonderlijk bij besluit aangewezen, onder hen ressorterende personen.

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 56. Melding door de Centrale organisatie werk en inkomen van het niet nakomen van verplichtingen

[Vervallen per 01-01-2009]

Artikel 57. Melding in verband met aanspraak op wettelijk geldend minimumloon

[Vervallen per 01-01-2009]

Artikel 58. Meldingen door werkgever aan Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 59. Meldingen door verzekerde aan Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 61. Melding bij vermoeden van misdrijf

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verplicht, indien zij bij de uitvoering van deze wet en de Wet financiering sociale verzekeringen het gegronde vermoeden krijgen van een misdrijf dat is gepleegd ten nadele van deze organen of een ander orgaan, voorzover dit is belast met het verrichten van uitkeringen, het doen van verstrekkingen dan wel het heffen van premies en bijdragen, het betrokken orgaan hiervan in kennis te stellen.

Artikel 62. Onderlinge gegevensverstrekking door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de gemeenten

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de colleges van burgemeester en wethouders dragen gezamenlijk zorg voor de instandhouding van elektronische voorzieningen voor de verwerking van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken die bij of krachtens deze wet of enige andere wet aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en bij of krachtens de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen aan colleges van burgemeester en wethouders zijn opgedragen. De elektronische voorzieningen hebben mede betrekking op de verwerking van gegevens waarvan de verkrijging en verstrekking door de in de eerste zin genoemde bestuursorganen op grond van enig wettelijk voorschrift is toegestaan.

  • 3 Bij de gegevensverwerking voor de uitvoering van taken en werkzaamheden in de locaties werk en inkomen, bedoeld in artikel 10, zijn het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de colleges van burgemeester en wethouders gezamenlijk verantwoordelijke in de zin van Wet bescherming persoonsgegevens voor de verwerking van gegevens voor de uitvoering van taken ten aanzien van dezelfde uitkeringsgerechtigde of werkzoekende.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het tweede en derde lid in ieder geval met betrekking tot de inrichting, het beheer en de beveiliging van de elektronische voorzieningen.

Artikel 63. Nadere regels Inlichtingenbureau

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de taken, de financiering en het beheer van het Inlichtingenbureau bij de toepassing van de in artikel 62 genoemde wetten.

Artikel 72. Gegevensverstrekking door de Raad voor werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank aan de Minister

De Raad voor werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank verstrekken op verzoek, kosteloos, aan Onze Minister en, in overeenstemming met Onze Minister, aan de Minister die belast is met aangelegenheden betreffende beleid bij de uitvoering waarvan het betrokken bestuursorgaan een taak heeft, alle gegevens en inlichtingen die voor de uitoefening van de taak van Onze Minister en van Onze betrokken Minister noodzakelijk zijn. Zij verlenen Onze Minister op verzoek toegang tot en inzage in gegevens en bescheiden voor zover dat voor de uitoefening van zijn taken en van Onze Minister wie het aangaat noodzakelijk is. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de termijn waarbinnen en de wijze waarop aan de in dit artikel bedoelde verplichtingen wordt voldaan.

Artikel 73. Gegevensverstrekking door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank en de minister

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank zijn bevoegd op verzoek uit de onder hun verantwoordelijkheid gevoerde administratie aan:

    • a. pensioenuitvoerders als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet en beroepspensioenfondsen als bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, die pensioenregelingen respectievelijk beroepspensioenregelingen uitvoeren, alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die pensioenregelingen respectievelijk beroepspensioenregelingen;

    • b. stichtingen die regelingen inzake vervroegd uittreden op grond van een algemeen verbindend voorschrift uitvoeren, alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die regelingen;

    • c. risicofondsen of bij collectieve arbeidsovereenkomst aangewezen instellingen of collectieve voorzieningen voor werknemers, alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de statuten en reglementen van die fondsen of van die bij collectieve arbeidsovereenkomst aangewezen instellingen of voorzieningen, voorzover die uitvoering betrekking heeft op taken die naar hun aard gelijk zijn aan de taken, die bij of krachtens deze wet aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank zijn opgedragen.

    Tot de gegevens, die bij de gegevensverstrekking, bedoeld in onderdeel a, worden verstrekt kan het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer behoren.

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd op verzoek alle gegevens en inlichtingen, waaronder het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer, uit de onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administraties te verstrekken aan:

    • a. werkgevers in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, voorzover die noodzakelijk zijn voor de informatieverstrekking bij de aanvraag van overeenkomsten tot verzekering van het risico van het betalen van loon in geval van ziekte van de werknemer dan wel van het risico van het betalen van premie voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen en van de betalingen als gevolg van het eigenrisicodragen, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van die wet;

    • b. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mogen uitoefenen, voorzover die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van overeenkomsten met werkgevers in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen tot verzekering van het risico van het betalen van loon in geval van ziekte van de werknemer dan wel van het risico van het betalen van premie voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen en van de betalingen als gevolg van het eigenrisicodragen, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van die wet, indien die werkgevers daartoe machtiging hebben verleend,

    met dien verstande, dat die werkgevers bij de verwerking van persoonsgegevens van hun werknemers slechts met het oog op het aangaan van en de uitvoering van deze overeenkomsten die persoonsgegevens verstrekken aan de verzekeraars.

  • 3 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank verstrekken op verzoek uit de onder hun verantwoordelijkheid gevoerde administratie aan de persoon, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van die wet en de arbodienst, bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet, alle gegevens en inlichtingen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die taken door die persoon of die arbodienst, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd met het oog op de uitvoering van die taken uit eigen beweging gegevens te verstrekken, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die taken.

  • 4 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank kunnen gegevens inzake de uitvoering van hun wettelijke taken ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek verzamelen en aan derden verstrekken. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de gegevens en de derden aan wie gegevens mogen worden verstrekt.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de verstrekking van gegevens door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank of Onze Minister en de Inspectie Werk en Inkomen aan andere bestuursorganen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van aan die andere bestuursorganen opgedragen taken, waarbij regels worden gesteld voor het door opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 85, tweede lid, verwerken van gegevens bij de uitvoering van hun taak, die verder verwerkt worden door toezichthouders, en de daarvoor in rekening te brengen kosten.

  • 6 Onze Minister kan aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en burgemeester en wethouders van de gemeenten alle gegevens verstrekken die zij voor een goede uitvoering van hun wettelijke taken nodig hebben.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke gegevens op grond van het eerste, tweede en derde lid lid mogen worden verstrekt en welke kosten daarvoor in rekening mogen worden gebracht.

  • 8 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt aan een re-integratiebedrijf alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 30a, achtste lid, alsmede het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer van de persoon wiens inschakeling in de arbeid door het re-integratiebedrijf wordt bevorderd.

  • 9 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd uit de onder haar verantwoordelijkheid gevoerde administratie aangelegd voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 30a, tweede lid, 30b en 30d, aan een re-integratiebedrijf gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor het verrichten van werkzaamheden door dat re-integratiebedrijf in zijn opdracht of in opdracht van de colleges van burgemeester en wethouders of een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 42 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

  • 10 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de gegevens die op grond van het achtste en negende lid worden verstrekt en de structuur en schrijfwijze van die gegevens.

  • 11 Het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer kan bij de verwerking van gegevens gebruikt worden door:

    • a. een re-integratiebedrijf voorzover dit noodzakelijk is voor het verrichten van werkzaamheden in opdracht van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering als bedoeld in artikel 30a, achtste lid, of van een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 42 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

    • b. een verzekeraar als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, voorzover dit noodzakelijk is voor de verzekeringsovereenkomsten, genoemd in het tweede lid.

Artikel 73a. Gegevensverwerking bij uitvoering andere werkzaamheden

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank kunnen gegevens die deze hebben verkregen bij de uitvoering van een bij of krachtens deze of een andere wet aan hen opgedragen taak, verwerken voor de uitvoering van een andere wettelijke taak of voor de uitvoering van andere werkzaamheden als bedoeld in artikel 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke gegevens kunnen worden gebruikt voor de uitvoering van andere werkzaamheden.

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank verstrekt deze gegevens op verzoek aan een in de algemene maatregel van bestuur genoemde derde, indien de gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van werkzaamheden door die derden en deze werkzaamheden naar hun aard gelijk zijn aan de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen tevens regels worden gesteld voor de vergoeding van kosten van de gegevensverstrekking, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 74. Geheimhoudingsplicht

  • 1 Het is een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van deze wet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan voor de uitvoering van deze wet noodzakelijk is dan wel op grond van deze wet is voorgeschreven of toegestaan.

  • 2 Het in het eerste lid vervatte verbod is niet van toepassing indien:

    • a. enig wettelijk voorschrift tot de bekendmaking verplicht;

    • b. degene op wie de gegevens betrekking hebben schriftelijk heeft verklaard tegen de verstrekking van deze gegevens geen bezwaar te hebben;

    • c. de gegevens niet herleidbaar zijn tot individuele natuurlijke personen.

  • 3 Degene die op grond van de artikelen 62, 72 of 73 gegevens verstrekt dient na te gaan of degene aan wie de gegevens worden verstrekt redelijkerwijs bevoegd is te achten om die gegevens te verkrijgen.

Artikel 75. Openbaarheid van gegevens

De door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in het kader van zijn in artikel 30a, tweede lid, genoemde taak, en op grond van artikel 30b geregistreerde gegevens zijn openbaar voor zover die van belang zijn voor de uitoefening van de in artikel 30a, tweede lid, genoemde taak, met dien verstande dat openbaarmaking van tot een individuele werkzoekende of een individuele werkgever, zijnde een natuurlijk persoon, herleidbare gegevens plaatsvindt met inachtneming van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Artikel 76. Beveiliging van gegevens

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank dragen op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften zorg voor de nodige technische en organisatorische voorzieningen ter beveiliging van hun gegevens tegen verlies of aantasting en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging en verstrekking van die gegevens.

Artikel 77. Nadere regels

Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de verstrekking van inlichtingen en het verlenen van inzage in gegevens en bescheiden door het Inlichtingenbureau, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Raad voor werk en inkomen en de Sociale verzekeringsbank aan Onze Minister en aan de Inspectie Werk en Inkomen op grond van deze wet en kunnen regels worden gesteld omtrent de inrichting van de administratie van de genoemde rechtspersonen.

Hoofdstuk 10. Overige bepalingen

Artikel 79. Goedkeuringsvereiste

Indien een besluit goedkeuring behoeft op grond van deze wet of enige andere wet die wordt uitgevoerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank kan de goedkeuring worden onthouden op de grond dat het besluit in strijd met het recht of met het algemeen belang is.

Artikel 82. Regelgevende bevoegdheden

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, indien de spoed dat vereist, regels worden gesteld die noodzakelijk zijn in verband met de goede uitvoering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank van hun wettelijke taken.

  • 2 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 3 Na de plaatsing in het Staatsblad van een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt een voorstel van wet tot regeling van het betrokken onderwerp zo spoedig mogelijk bij de Staten-Generaal ingediend. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van beide Kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.

Artikel 82a. Innovatie

  • 2 Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt geregeld op welke wijze van welke artikelen wordt afgeweken en kunnen alleen regels worden gesteld:

    • a. ter verbetering van de samenwerking tussen de uitvoeringsorganisaties van de in het eerste lid genoemde wetten;

    • b. met betrekking tot de inzet van re-integratie-instrumenten en de financiering daarvan;

    • c. over de verantwoording van de uitgaven ten laste van de fondsen, de uitkeringen, bedoeld in artikel 69 van de Wet werk en bijstand, en rijksbijdragen;

    • d. het verstrekken van inlichtingen over de resultaten van de experimenten.

  • 3 Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid vervalt vijf jaar na de inwerkingtreding, tenzij:

    • a. in de algemene maatregel van bestuur is bepaald dat deze eerder vervalt;

    • b. binnen deze vijf jaar een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een wettelijke regeling.

  • 4 Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de beide Kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.

  • 5 Onze Minister kan op gezamenlijk verzoek van een college van burgemeester en wethouders, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en in voorkomend geval de Sociale verzekeringsbank, gemeenten aanwijzen waar door het college van burgemeester en wethouders, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank wordt deelgenomen aan een experiment. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van deze bevoegdheid.

  • 6 Onze Minister meldt aan de Staten-Generaal hoe het experiment in de praktijk is verlopen, alsmede zijn standpunt inzake de voortzetting ervan anders dan als experiment.

  • 7 De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Hoofdstuk 10A. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 83. Afwijkende beslistermijn in bezwaarschriftprocedure

Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt, beslist het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen binnen zeventien weken of, indien het advies vraagt aan een deskundige die niet onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is, binnen een en twintig weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.

Artikel 83a. Afzien van horen in bezwaarschriftprocedure

In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.

Artikel 83c

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan een bestuurlijke boete van ten hoogste € 1500 opleggen aan de persoon, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdelen b en c, die op grond van artikel 54, eerste lid, gehouden is tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Centrale organisatie werk en inkomen, indien hij deze niet dan wel niet binnen de op grond van artikel 54, vierde lid, gestelde termijn verstrekt.

  • 2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5000 opleggen aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, indien het aan opzet of grove schuld van hem is te wijten dat geen, dan wel onjuiste of onvolledige inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 83d. Voorschriften rond voorgenomen boeteoplegging

[Vervallen per 01-07-2009]

Hoofdstuk 10B. Overgangsbepalingen

Artikel 83i. Overgangsrecht arbeidsverledeninformatie

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen informeert de werknemer, bedoeld in de Werkloosheidswet, van wie door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gegevens zijn verwerkt op grond van deze wet, over het tijdvak vanaf 1 januari 1998 op de wijze, bedoeld in artikel 33c, over ieder kalenderjaar in dat tijdvak of hij over 52 of meer dagen loon heeft ontvangen als bedoeld in artikel 42 van de Werkloosheidswet en artikel 15 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, dan wel artikel 42a van de Werkloosheidswet in een kalenderjaar van toepassing is.

Artikel 83j. Overgangsrecht artikel 20

Artikel 83k. Overgangsrecht re-integratietaak Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 83l. Overgangsrecht re-integratie-aanpak Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Artikel 30a is niet van toepassing met betrekking tot de uitkeringsgerechtigde wiens recht op uitkering op grond van de in dat artikel genoemde wetten voor de dag van inwerkingtreding van dat artikel is ontstaan.

Artikel 83la . Overgangsrecht vervallen loonkostensubsidie

Artikel 30e vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Hoofdstuk 10C. Overgangsbepalingen inzake de overgang van de Centrale organisatie werk en inkomen naar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Artikel 83m. Algemene begrippen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder Centrale organisatie werk en inkomen: de Centrale organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van deze wet, zoals deze luidde op 31 december 2008.

Artikel 83n. Overgang vermogensbestanddelen van de Centrale organisatie werk en inkomen naar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

  • 1 Alle vermogensbestanddelen van de Centrale organisatie werk en inkomen gaan over op het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zonder dat daarvoor een akte of betekening nodig is.

  • 2 Met betrekking tot de ingevolge het eerste lid overgaande vermogensbestanddelen die in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden door de bewaarders van die registers. De daartoe benodigde opgaven worden door de zorg van Onze Minister aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.

  • 3 Ter zake van de in het eerste lid bedoelde overgang van vermogensbestanddelen blijft heffing van overdrachtsbelasting achterwege.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in afwijking van het eerste lid vermogensbestanddelen van de Centrale organisatie werk en inkomen die worden toegerekend aan de uitvoering van in die maatregel genoemde taken of het verrichten van bepaalde diensten overgaan op bij die maatregel aan te wijzen rechtspersonen dan wel op de Staat. Het bepaalde in dit artikel is ten aanzien van die overgang van overeenkomstige toepassing.

Artikel 83o. Overgang publiekrechtelijke rechten en verplichtingen van de Centrale organisatie werk en inkomen naar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

  • 1 De publiekrechtelijke rechten en verplichtingen van de Centrale organisatie werk en inkomen gaan over op het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voor zover in deze wet niet anders is bepaald.

  • 2 Een besluit dat door de Centrale organisatie werk en inkomen is genomen, geldt als een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 3 Een tot de Centrale organisatie werk en inkomen gericht verzoek om een besluit te nemen, wordt beschouwd als te zijn gericht tot het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 83p. Partijvervanging van de Centrale organisatie werk en inkomen en beroepstermijn

  • 1 In civielrechtelijke en bestuursrechtelijke gedingen waarin de Centrale organisatie werk en inkomen partij is, treedt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in haar plaats, zonder dat daarvoor een betekening nodig is en met overneming van procureurstelling onderscheidenlijk aanwijzing van een gemachtigde.

  • 2 Beroep waarvoor de termijn is aangevangen vóór de inwerkingtreding van deze wet staat voor het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen open gedurende het resterende gedeelte van de beroepstermijn.

  • 3 Indien de toepassing van dit hoofdstuk tot gevolg heeft dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in een geding zowel eiser als gedaagde is, wordt dat geding van rechtswege beëindigd.

  • 4 Indien de toepassing van dit hoofdstuk tot gevolg heeft dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in een bezwaarschriftprocedure zowel de indiener van het bezwaarschrift als het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen is, wordt die bezwaarschriftprocedure van rechtswege beëindigd.

Artikel 83q. Overgang van bezwaarschriftprocedures van de Centrale organisatie werk en inkomen naar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

  • 1 Bij de Centrale organisatie werk en inkomen aanhangige bezwaarschriften gaan, in de stand waarin zij zich bevinden, over naar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 2 Bezwaar waarvoor de termijn is aangevangen vóór de inwerkingtreding van deze wet staat voor het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen open gedurende het resterende gedeelte van de bezwaartermijn.

Artikel 83r. Overgang personeel van de Centrale organisatie werk en inkomen

De rechten en verplichtingen van de Centrale organisatie werk en inkomen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomsten met zijn werknemers gaan over op het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 83s. Overgang goedkeuringen, verplichtingen en opdrachten in verband met andere taken

  • 1 Goedkeuring verleend aan de Centrale organisatie werk en inkomen op grond van artikel 13, eerste lid, zoals dit artikel luidde op 31 december 2008, wordt aangemerkt als goedkeuring of, indien artikel 5, vierde lid, van toepassing is, als melding, van een daartoe strekkend besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 5.

  • 2 Verplichtingen opgelegd aan de Centrale organisatie werk en inkomen op grond van artikel 13, tweede lid, zoals dit artikel luidde op 31 december 2008, worden aangemerkt als verplichtingen opgelegd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 5.

Hoofdstuk 11. Straf- en slotbepalingen

Artikel 85. Opsporing

  • 1 Met de opsporing van feiten die zijn strafbaar gesteld bij of krachtens deze wet dan wel bij of krachtens wetten waarvan de uitvoering bij of krachtens deze wet is opgedragen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank alsmede, voorzover het feit voor de toepassing van deze wet, onderscheidenlijk de andere hiervoor genoemde wetten, van belang is, van de feiten omschreven in de artikelen 225 tot en met 227b, 447b, 447c en 447d van het Wetboek van Strafrecht zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de personen, aangewezen bij besluit van Onze Minister van Veiligheid en Justitie. Deze personen zijn tevens belast met de opsporing van feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voorzover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.

  • 2 Met de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij deze of enige andere wet zijn tevens belast bij besluit van Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen opsporingsambtenaren werkzaam bij de bijzondere opsporingsdienst, ressorterend onder Onze Minister.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde personen hebben toegang tot alle plaatsen, indien de betreding van die plaatsen redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

  • 4 Wordt aan de in het eerste en tweede lid bedoelde personen de toegang geweigerd of belemmerd of wordt niet geantwoord op hun aanmelding tot toelating, dan verschaffen zij zich toegang, desnoods met inroeping van de sterke arm.

  • 5 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 86. Evaluatie

  • 1 Onze Minister zendt gedurende drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet jaarlijks, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

  • 2 Onze Minister zendt twee jaar na de inwerkingtreding van de Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen en vervolgens telkens als onderdeel van het verslag, bedoeld in het eerste lid, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de onderdelen van deze wet en andere wetten, die bij die wet zijn gewijzigd.

Artikel 87. Inwerkingtreding

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel 88. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 29 november 2001

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de achttiende december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals