Besluit van 10 december 2001, houdende nadere regels met betrekking tot de uitoefening
van rechtspositionele bevoegdheden ten aanzien van gerechtsambtenaren en ambtenaren
van het bureau van de Raad voor de rechtspraak door het gerechtsbestuur en de Raad
voor de rechtspraak (Besluit uitoefening rechtspositionele bevoegdheden gerechtsambtenaren
en ambtenaren bureau Raad voor de rechtspraak)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 19 november 2001, Directie Wetgeving,
nr. 5134468/01/6;
Gelet op de artikelen 25, derde lid, en 89, vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;
De Raad van State gehoord (advies van 28 november 2001, nr. W03.01.0617/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 6 december 2001, nr. 5137771/01/6;
Hebben goedgevonden en verstaan: