Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur UWV

Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-12-2005 en zichtdatum 26-11-2024.
Geldend van 11-06-2004 t/m 23-03-2006

Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur UWV

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst,

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. UWV:

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

b. Lid:

een lid van de Raad van bestuur van het UWV, niet zijnde de voorzitter.

Artikel 2. Bezoldiging

  • 1 De bezoldiging van een lid bedraagt € 129.327 bruto per jaar.

  • 2 Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, is inclusief een vakantie- en een eindejaarsuitkering overeenkomstig de bepalingen van de voor het UWV geldende CAO.

  • 3 De bezoldiging, bedoeld in het eerste lid, wordt, met uitzondering van vakantie- en eindejaarsuitkering, uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen.

    De vakantie- en eindejaarsuitkering worden eens per jaar uitbetaald, in de maanden mei respectievelijk december van ieder jaar.

  • 4 Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt aangepast aan de ontwikkeling van de lonen in de voor het UWV geldende CAO.

  • 5 Indien een lid naar het oordeel van de voorzitter in een kalenderjaar door hem vastgestelde bijzondere doelstellingen heeft bereikt, kan hij op voordracht van de voorzitter uiterlijk in de maand april van het jaar, volgend op dat kalenderjaar, een toelage ontvangen van maximaal 10% van de bezoldiging, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3. Kostenvergoedingen

  • 1 Een lid heeft recht op een vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig de regeling van het UWV voor het vergoeden van reis- en verblijfkosten.

  • 3 Een lid ontvangt een tegemoetkoming in de ziektekosten overeenkomstig de bepalingen van de voor het UWV geldende CAO.

Artikel 4. Verlof

Een lid heeft aanspraak op de verloffaciliteiten die gelden voor de personen in dienst van het UWV.

Artikel 5. Arbeidsongeschiktheid

In geval van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte of gebreken, zwangerschap of bevalling zijn de bepalingen ten aanzien van doorbetaling van de bezoldiging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, alsmede de suppletieregeling gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de sector rijk, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Ontslag en niet-herbenoeming

  • 1 In geval van niet-herbenoeming dan wel tussentijds ontslag, anders dan op eigen verzoek en anders dan ten gevolge van eigen schuld of toedoen, heeft een lid in aanvulling op de reguliere aanspraak op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet aanspraak op een bovenwettelijke uitkering.

Artikel 7. Functievervulling

  • 1 Een lid onthoudt zich van het openbaren van gedachten of gevoelens, indien daardoor de goede vervulling van zijn functie of het goede functioneren van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zouden zijn verzekerd.

  • 2 Het is een lid verboden nevenbetrekkingen te vervullen die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

  • 3 Het is een lid in zijn ambt verboden vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen.

Artikel 8. Uitvoering van deze regeling

  • 1 De kosten die voortvloeien uit deze regeling komen ten laste van het UWV.

  • 2 Het UWV is belast met de uitvoering van deze regeling.

  • 3 Voor zover niet anders is vermeld zijn de bepalingen van de voor het UWV geldende CAO van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur UWV.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 20 december 2001

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst