Besluit SUWI

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2004.
Geldend van 01-01-2004 t/m 13-07-2004

Besluit van 20 december 2001 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, en in verband daarmee van enige andere socialezekerheidswetten (Besluit SUWI)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 19 oktober 2001, Nr SUWI/SEC/2001/71128;

Gelet op de artikelen 13, vijfde lid, 25, eerste lid, onderdeel d, 28, derde lid, en 73, vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de artikelen 125, derde lid, en 145, eerste lid, van de Algemene bijstandswet, de artikelen 48, derde lid, en 64, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 48, derde lid, en 64, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de artikelen 8, zevende lid, 10, vijfde lid, 14, tweede lid, 15, tweede lid, en 33a, vierde lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, artikel 72, vijfde lid, van de Werkloosheidswet en artikel 8, vijfde lid, van de Wet inschakeling werkzoekenden;

De Raad van State gehoord (advies van 12 december 2001, nr. W12.01.0543/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 13 december 2001, nr. SUWI/SEC/2001/366;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. CWI

Artikel 2.1. Registratie vreemdelingen als werkzoekende

  • 2 Het recht op registratie eindigt voor een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, zodra:

    • a. onherroepelijk op de aanvraag, het bezwaar of het beroep is beslist, of

    • b. de uitzetting van de vreemdeling is gelast, tenzij die uitzetting ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een rechterlijke beslissing achterwege dient te blijven.

Artikel 2.2. Overdracht aanvraag door de CWI aan het UWV

De overdracht van een aanvraag aan het UWV van een uitkering op grond van de WW of van de aangifte van werkloosheid op grond van artikel 26, eerste lid, onderdeel a, van voornoemde wet, vindt plaats binnen acht werkdagen na deze aangifte.

Artikel 2.3. Termijnen bijstandsaanvraag

  • 1 De overdracht van een aanvraag van algemene bijstand op grond van de WWB dan wel van een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ vindt plaats binnen acht werkdagen nadat de aanvraag door de CWI in ontvangst is genomen.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen, in overeenstemming met de CWI, de in het eerste lid bedoelde termijn van acht werkdagen verlengen. Indien burgemeester en wethouders de bedoelde termijn verlengen, dragen zij zorg voor adequate bekendmaking daarvan.

Hoofdstuk 3. Verrichten andere taken CWI, UWV en SVB

Artikel 3.1. Voorwaarden verrichten andere taken

  • 1 Onze Minister kan een besluit van de CWI, het UWV of de SVB om andere dan de in de Wet SUWI bedoelde taken uit te voeren uitsluitend goedkeuren, indien:

    • a. de goede uitvoering van de in die wet bedoelde taken daardoor niet in gevaar komt;

    • b. de andere taken in opdracht en voor rekening en risico van de opdrachtgever worden uitgevoerd;

    • c. de taakuitoefening van de Inspectie Werk en Inkomen met betrekking tot het toezicht op de uitvoering van de wetten door de CWI, het UWV en de SVB, bedoeld in artikel 37, onderdeel a, van de Wet SUWI voldoende gewaarborgd is;

    • d. voorzover de Wet toezicht verzekeringsbedrijf van toepassing is, deze in acht wordt genomen;

    • e. de uitvoering van die andere taken gescheiden van de uitvoering van de wettelijke taken plaatsvindt, voorzover de andere taak niet noodzaakt tot een gezamenlijke uitvoering.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de berekening van de prijzen die voor het verrichten van andere taken in rekening worden gebracht.

Hoofdstuk 4. Reïntegratie

§ 4.1. Contracteisen voor publieke opdrachtgevers

Artikel 4.1. Inhoud van contracten publieke uitvoerders/reïntegratiebedrijven

  • 1 Het UWV en burgemeester en wethouders laten de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 72, derde lid, van de WW, 10, derde lid van de Wet REA en 7, vierde lid, van de WWB, 34, derde lid, van de IOAW en 34, derde lid, van de IOAZ door een reïntegratiebedrijf of arbodienst verrichten op grond van een schriftelijke overeenkomst waarin in elk geval is geregeld dat het reïntegratiebedrijf of de arbodienst verplicht is:

    • a. alle gegevens en inlichtingen omtrent deze werkzaamheden op verzoek aan het UWV of het burgemeester en wethouders te verstrekken, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de in de aanhef genoemde wetten;

    • b. de persoonlijke levenssfeer van de personen van wie de inschakeling in de arbeid wordt bevorderd, te beschermen overeenkomstig een reglement dat aan die personen, het UWV of het burgemeester en wethouders wordt overgelegd;

    • c. in geval van een geschil tussen de te reïntegreren persoon en het reïntegratiebedrijf of de arbodienst een klachten- en geschillenregeling toe te passen die door het reïntegratiebedrijf of de arbodienst aan de te reïntegreren persoon en de partij met wie de in de aanhef bedoelde overeenkomst is gesloten, is overgelegd;

    • d. toegang tot en inzage in alle gegevens te verlenen die een accountant naar zijn oordeel nodig heeft voor het instellen van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 42, vierde lid, van de Wet SUWI;

    • e. op verzoek aan het UWV of het burgemeester en wethouders een schriftelijk oordeel van een accountant of een gelijkwaardige deskundige over de verwerking van informatie en de genomen maatregelen ter beveiliging van informatie door het reïntegratiebedrijf of de arbodienst over te leggen;

    • f. de gegevens die het reïntegratiebedrijf of de arbodienst in verband met deze werkzaamheden verkrijgt uitsluitend te verwerken voorzover dat noodzakelijk is voor het verrichten van die werkzaamheden dan wel voor de naleving van verplichtingen als bedoeld in de onderdelen a tot en met e;

    • g. indien dit reïntegratiebedrijf of deze arbodienst deze werkzaamheden laat verrichten door een ander reïntegratiebedrijf of een andere arbodienst, in een schriftelijke overeenkomst met dat andere reïntegratiebedrijf of deze andere arbodienst te regelen dat voor dat bedrijf de verplichtingen jegens het UWV of het burgemeester en wethouders, bedoeld in de onderdelen a tot en met f en h, gelden;

    • h. het UWV, onderscheidenlijk burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente op verzoek en uit eigen beweging kennis te geven van het gegronde vermoeden dat een persoon, van wie de inschakeling in de arbeid wordt bevorderd, onvoldoende medewerking verleent aan deze werkzaamheden, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de in de aanhef genoemde wetten door het UWV en burgemeester en wethouders.

  • 2 Alvorens overeenkomsten met reïntegratiebedrijven of arbodiensten te sluiten volgen het UWV en het burgemeester en wethouders een transparante en toetsbare aanbestedingsprocedure in het kader waarvan meer offertes worden gevraagd op basis van vooraf vastgestelde criteria.

  • 3 Bij de selectie en gunning van overeenkomsten als bedoeld in het tweede lid, vindt de beoordeling van offertes uitsluitend plaats op basis van vergelijkbare kosten.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het eerste lid.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen werkzaamheden in het kader van bepaalde voorzieningen, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de WWB, 34, derde lid, van de IOAW of 34, derde lid, van de IOAZ worden aangewezen waarop het eerste of tweede lid niet van toepassing is en kan worden geregeld dat een deel van de werkzaamheden, bedoeld in genoemde artikelen of werkzaamheden in het kader van bepaalde voorzieningen, bedoeld in genoemde artikelen, niet door derden hoeft te worden verricht.

§ 4.2. Subsidieverstrekking aan werkgevers

Artikel 4.2. Nadere begripsbepalingen

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder subsidie-ontvanger: de werkgever op wiens aanvraag subsidie is verleend of vastgesteld op grond van artikel 15 van de Wet REA.

Artikel 4.3. Voorwaarden basissubsidies

  • 1 Het UWV verstrekt op aanvraag aan een werkgever subsidie voor noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 15 van de Wet REA, indien:

    • a. de werkgever een advies van zijn arbodienst overlegt waaruit blijkt dat de desbetreffende werknemer naar het oordeel van die arbodienst arbeidsgehandicapt is en dat voor die werknemer geen passende arbeid als bedoeld in artikel 658a, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aanwezig is in het bedrijf van die werkgever;

    • b. de werkgever een trajectplan aan het UWV heeft overgelegd waarin in elk geval zijn opgenomen:

      • 1°. het opleidingsniveau en het sociaal-fiscaalnummer van de arbeidsgehandicapte werknemer;

      • 2°. een beschrijving van de werkzaamheden die de werkgever op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wet REA zal laten verrichten;

      • 3°. de verwachte begin- en einddatum van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 15, van de Wet REA; en

      • 4°. een begroting van de kosten van de onder ten tweede bedoelde werkzaamheden;

    • c. de werkgever op verzoek de in onderdeel d bedoelde gegevens en inlichtingen, alsmede uit eigen beweging alle gegevens en inlichtingen omtrent niet of niet in voldoende mate meewerken van de werknemer of voortijdige beëindiging van gesubsidieerde trajecten, aan het UWV verstrekt; en

    • d. de werkgever ter uitvoering van al deze werkzaamheden een of meer schriftelijke overeenkomsten met een of meer reïntegratiebedrijven of arbodiensten, sluit waarin in elk geval is geregeld dat het reïntegratiebedrijf of de arbodienst verplicht is:

      • 1°. op verzoek aan het UWV alle gegevens en inlichtingen die van belang zijn voor de vaststelling van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering van artikel 15 van de Wet REA te verstrekken;

      • 2°. toegang tot en inzage in alle gegevens te verlenen die een accountant naar zijn oordeel nodig heeft voor het instellen van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 42, vierde lid, van de Wet SUWI;

      • 3°. de persoonlijke levenssfeer van de personen van wie de inschakeling in de arbeid wordt bevorderd, te beschermen overeenkomstig een reglement dat aan die personen en de werkgever wordt overgelegd;

      • 4°. in geval van een geschil tussen de te reïntegreren persoon en het reïntegratiebedrijf of de arbodienst een klachten- en geschillenregeling toe te passen die door het reïntegratiebedrijf of de arbodienst aan de te reïntegreren persoon en de werkgever is overgelegd;

      • 5°. op verzoek aan de werkgever een schriftelijk oordeel van een accountant of een gelijkwaardige deskundige over de verwerking van informatie en de genomen maatregelen ter beveiliging van informatie door het reïntegratiebedrijf of de arbodienst over te leggen;

      • 6°. de gegevens die het reïntegratiebedrijf of de arbodienst in verband met deze werkzaamheden verkrijgt uitsluitend te verwerken voorzover dat noodzakelijk is voor het verrichten van die activiteiten of werkzaamheden dan wel voor de naleving van verplichtingen als bedoeld in de subonderdelen 1° tot en met 5°;

      • 7°. indien dit reïntegratiebedrijf of deze arbodienst deze werkzaamheden laat verrichten door een ander reïntegratiebedrijf of een andere arbodienst, in een schriftelijke overeenkomst met dat andere reïntegratiebedrijf of die andere arbodienst te regelen dat voor dat bedrijf de verplichtingen, bedoeld in de subonderdelen 1° tot en met 7°, gelden.

  • 2 Kosten van werkzaamheden die niet zijn beschreven in het in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde trajectplan komen niet voor subsidiëring in aanmerking.

  • 3 Onder reïntegratiebedrijf of arbodienst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt niet verstaan het reïntegratiebedrijf of de arbodienst waarin werknemers van de werkgever, bedoeld in het eerste lid, werkzaam zijn.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het eerste lid.

Artikel 4.4. Voorwaarden plaatsingssubsidie

Het UWV verstrekt, in aanvulling op de in artikel 4.3 bedoelde subsidie, subsidie aan de werkgever indien:

  • a. de betrokken arbeidsgehandicapte, binnen drie maanden nadat de taak van de werkgever, bedoeld in artikel 8 van de Wet REA, is geëindigd, een dienstbetrekking met een andere werkgever is aangegaan voor een aaneengesloten periode van ten minste 26 weken, of arbeid is gaan verrichten als zelfstandige als bedoeld in de Wet REA en met die arbeid in een periode van één jaar ten minste gedurende 26 weken inkomsten heeft verworven waardoor hij geen recht meer heeft op een uitkering anders dan een arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met het verwerven van die inkomsten of verrichten van die arbeid; en

  • b. de werkgever gegevens aan het UWV heeft overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de in onderdeel a bedoelde dienstbetrekking is aangegaan.

Artikel 4.5. Verstrekken van beleidsinformatie

De subsidie-ontvanger verstrekt op verzoek aan het UWV binnen een periode van vier weken, nadat daartoe een verzoek is gedaan, alle informatie die Onze Minister nodig heeft in verband met de uitvoering van artikel 86 van de Wet SUWI.

Artikel 4.6. Hoogte van subsidie en tijdstip van betaling

  • 1 De subsidie op grond van artikel 4.3 bedraagt 50 procent van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van 50 procent van de begrote kosten.

  • 2 De subsidie op grond van artikel 4.4 is gelijk aan het bedrag, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald nadat de werkgever aan het UWV heeft aangetoond dat de kosten zijn gemaakt.

  • 4 De subsidie, bedoeld in het tweede lid, wordt betaald nadat de betrokken arbeidsgehandicapte gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 26 weken in een dienstbetrekking met een andere werkgever heeft gestaan dan wel na afloop van het jaar, dat de arbeidsgehandicapte als zelfstandige als bedoeld in artikel 4.4 arbeid heeft verricht.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan bepaald worden dat de subsidie, bedoeld in het eerste en tweede lid, bij of krachtens die regeling te bepalen bedragen niet overschrijdt.

§ 4.3. Persoonsgebonden reïntegratiebudgetten

§ 4.3.1. Algemene bepalingen omtrent het persoonsgebonden reïntegratiebudget voor arbeidsgehandicapte werknemers

Artikel 4.7. Nadere begripsbepalingen

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 4.8. Bestedingsdoel

  • 1 Het UWV kan op een aanvraag als bedoeld in artikel 33a van de Wet REA een subsidie verstrekken ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden die zijn gericht op behoud, herstel of bevordering van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid, waaronder begrepen het behouden en verkrijgen van een dienstbetrekking, of een persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst sluiten ter uitvoering van die werkzaamheden.

  • 2 Onder werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend verstaan:

    • a. begeleiding en advisering;

    • b. opleiding;

    • c. arbeidsbemiddeling en andere werkzaamheden die, in aansluiting op de onder a en b bedoelde werkzaamheden, zijn gericht op behoud, herstel of bevordering van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid.

  • 3 Kosten van werkzaamheden die niet zijn beschreven in het in artikel 4.10, onderdeel b, bedoelde trajectplan komen niet voor subsidiëring in aanmerking en ter uitvoering van die werkzaamheden wordt geen persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst gesloten, tenzij het UWV voor het verrichten van die werkzaamheden schriftelijk goedkeuring heeft verleend.

Artikel 4.9. Keuze voor subsidie of contract

Bij de aanvraag, bedoeld in artikel 33a, eerste lid, van de Wet REA, vermeldt de aanvrager of zijn aanvraag betrekking heeft op verstrekking van subsidie dan wel het sluiten van een persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst door het UWV.

Artikel 4.10. Voorwaarden voor het verstrekken van een persoonsgebonden reïntegratiebudget

Het UWV kan uitsluitend een subsidie verstrekken of een persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst sluiten indien:

  • a. de aanvraag wordt ingediend binnen zes weken nadat het oordeel van het UWV omtrent de aanwezigheid van passende arbeid in het bedrijf van zijn werkgever of in een ander bedrijf, als bedoeld in artikel 33a, tweede lid, van de Wet REA, aan de arbeidsgehandicapte werknemer bekend is gemaakt;

  • b. de aanvraag vergezeld gaat van een door of namens de werknemer opgesteld trajectplan waarin in elk geval zijn opgenomen:

    • 1°. het opleidingsniveau en het sociaal-fiscaalnummer van de arbeidsgehandicapte werknemer;

    • 2°. een beschrijving van de werkzaamheden die de aanvrager op grond van artikel 33a, eerste lid, van de Wet REA zal laten verrichten;

    • 3°. de verwachte begin- en einddatum van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 33a, van de Wet REA;

    • 4°. de beroepsactiviteiten die de aanvrager naar verwachting na afloop van die periode kan vervullen;

    • 5°. een begroting van de kosten van de in artikel 4.8 bedoelde werkzaamheden.

Artikel 4.11. Verhaal van kosten op de werkgever

  • 1 De werkgever vergoedt aan het UWV 50 procent van de kosten die door het reïntegratiebedrijf of de arbodienst aan het UWV in rekening worden gebracht voor het verrichten van werkzaamheden ter uitvoering van de persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst, tenzij de arbeidsgehandicapte werknemer binnen drie maanden nadat de werkzaamheden ter uitvoering van de persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst zijn geëindigd een dienstbetrekking met een andere werkgever is aangegaan en deze arbeidsgehandicapte werknemer voor een aaneengesloten periode van ten minste 26 weken daadwerkelijk in dienstbetrekking met deze andere werkgever heeft gestaan of met die arbeid in een periode vanéén jaar ten minste gedurende 26 weken inkomsten heeft verworven waardoor hij geen recht meer heeft op een uitkering anders dan een arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met het verwerven van die inkomsten of verrichten van die arbeid.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien de werknemer voor het verrichten van de werkzaamheden een subsidie als bedoeld in deze paragraaf heeft ontvangen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het eerste lid.

§ 4.3.2. Persoonsgebonden reïntegratiebudget in de vorm van een subsidie

Artikel 4.12. Verlening van subsidie

  • 1 Op de aanvraag om een subsidie wordt een beschikking omtrent subsidieverlening gegeven.

  • 2 In de subsidievoorwaarden bij een beschikking als bedoeld in het eerste lid wordt in elk geval opgenomen dat in een overeenkomst die de subsidie-ontvanger met een reïntegratiebedrijf sluit wordt geregeld:

    • a. de duur van de overeenkomst alsmede de hoogte van de kosten die door het reïntegratiebedrijf in rekening zullen worden gebracht;

    • b. dat de overeenkomst door beide partijen wegens gewichtige redenen tussentijds door opzegging kan worden beëindigd;

    • c. dat het reïntegratiebedrijf voldoet aan verplichtingen als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, onderdeel d, onder 2° tot en met 7°;

    • d. dat het reïntegratiebedrijf aan het UWV op verzoek of na toestemming van de subsidie-ontvanger uit eigen beweging gegevens verstrekt over de besteding van de subsidie.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent het tweede lid.

Artikel 4.13. Hoogte van de subsidie en tijdvak van gesubsidieerde werkzaamheden

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste een bij ministeriële regeling vastgesteld bedrag.

  • 2 De subsidie wordt verleend voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.8 gedurende een tijdvak van ten hoogste een jaar.

  • 3 Indien de aanvrager van een subsidie of de subsidie-ontvanger aantoont dat de noodzakelijke kosten van de werkzaamheden die zijn gericht op behoud, herstel of bevordering van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid hoger zijn dan het in het eerste lid bedoelde bedrag of die werkzaamheden langer zullen duren dan een tijdvak van een jaar, kan subsidie worden verleend voor een hoger bedrag of een langere periode.

  • 4 De in het derde lid bedoelde bevoegdheid bestaat uitsluitend indien het in het eerste lid bedoelde bedrag of de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden gedurende een tijdvak van een jaar redelijkerwijs niet zullen kunnen leiden tot behoud, herstel of bevordering van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid.

Artikel 4.14. Voorschotten

  • 1 Het UWV kan aan de subsidie-ontvanger voorschotten op de vast te stellen subsidie verlenen aan de hand van aan het UWV overgelegde declaraties voor de werkzaamheden, die voortvloeien uit het trajectplan.

  • 2 Indien het UWV besluit tot het verlenen van voorschotten, betaalt het UWV de voorschotten binnen één week na het nemen van dat besluit aan de subsidie-ontvanger of aan het reïntegratiebedrijf, waarmee de subsidie-ontvanger een overeenkomst heeft gesloten.

Artikel 4.15. Inlichtingenverstrekking

  • 1 De subsidie-ontvanger dient iedere drie maanden bij het UWV een rapportage in waarin een beschrijving is opgenomen van de ten behoeve van de subsidie-ontvanger verrichte werkzaamheden, bedoeld in artikel 4.8. In de rapportage worden in ieder geval de resultaten van de uitvoering van het trajectplan en de prognose voor de resterende periode van het traject beschreven en wordt een overzicht gegeven van de tot op dat moment gemaakte kosten.

  • 2 De subsidie-ontvanger verstrekt onverwijld en uit eigen beweging alle gegevens en inlichtingen omtrent voortijdige beëindiging van gesubsidieerde trajecten aan het UWV.

  • 3 De subsidie-ontvanger verstrekt op verzoek aan het UWV alle gegevens en inlichtingen die van belang zijn voor de vaststelling van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering van artikel 33a van de Wet REA, alsmede binnen vier weken alle hem betreffende informatie die noodzakelijk is voor de evaluatie van deze regeling.

Artikel 4.16. Subsidievaststelling

De subsidie-ontvanger dient binnen zes weken na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

§ 4.3.3. Persoonsgebonden reïntegratiebudget in de vorm van een overeenkomst

Artikel 4.17. Sluiten van een persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst

  • 1 In geval van een toekennende beschikking op een aanvraag om een persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst, sluit het UWV binnen zes weken na het nemen van die beschikking een overeenkomst met een reïntegratiebedrijf dat, of een arbodienst die de in artikel 4.8 bedoelde werkzaamheden uitvoert.

  • 2 Het UWV sluit een overeenkomst met een reïntegratiebedrijf of arbodienst als bedoeld in het eerste lid overeenkomstig de voorkeur voor een reïntegratiebedrijf of arbodienst van de aanvrager of begunstigde.

Artikel 4.18. Weigering van sluiting van een persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst

Het sluiten van een persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst kan in ieder geval worden geweigerd in de gevallen, bedoeld in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4.19. Prijs en duur van de persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst

  • 1 Het door het UWV aan het reïntegratiebedrijf of de arbodienst verschuldigde bedrag voor de uitvoering van de persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst bedraagt ten hoogste een bij ministeriële regeling vastgesteld bedrag.

  • 2 De persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst wordt gesloten voor een tijdvak van ten hoogste een jaar.

  • 3 Indien de aanvrager van een persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst of begunstigde aantoont dat de noodzakelijke kosten van de in artikel 4.8 bedoelde werkzaamheden hoger zijn dan het in het eerste lid bedoelde bedrag of die werkzaamheden langer zullen duren dan een tijdvak van een jaar, kan een overeenkomst worden gesloten voor een hoger bedrag of een langere periode.

  • 4 De in het derde lid bedoelde bevoegdheid bestaat uitsluitend indien het in het eerste lid bedoelde bedrag of de in het derde lid bedoelde werkzaamheden gedurende een tijdvak van een jaar redelijkerwijs niet zullen kunnen leiden tot behoud, herstel of bevordering van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid.

Artikel 4.20. Inhoud van de persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst

  • 1 In de persoonsgebonden reïntegratie-overeenkomst wordt in elk geval geregeld:

    • a. de duur van de overeenkomst alsmede de hoogte van de kosten die door het reïntegratiebedrijf of de arbodienst in rekening zullen worden gebracht;

    • b. dat het reïntegratiebedrijf of de arbodienst iedere drie maanden bij het UWV een rapportage indient waarin een beschrijving is opgenomen van de werkzaamheden die zijn verricht ten behoeve van het behoud, herstel of bevordering van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid van de arbeidsgehandicapte werknemer. In de rapportage worden tevens de resultaten van de uitvoering van het trajectplan, bedoeld in artikel 4.10, onderdeel b, en de prognose voor de resterende periode van het traject beschreven en wordt een overzicht gegeven van de tot op dat moment gemaakte kosten;

    • c. dat de overeenkomst door beide partijen wegens gewichtige redenen tussentijds door opzegging kan worden beëindigd;

    • d. dat de prijs voor de overeenkomst uitsluitend wordt betaald voor die werkzaamheden, die zijn beschreven in het in artikel 4.10, onderdeel b, bedoelde trajectplan, tenzij het UWV voor het verrichten van andere werkzaamheden schriftelijk goedkeuring heeft verleend;

    • e. dat het reïntegratiebedrijf voldoet aan verplichtingen als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, onderdeel d, onder 2° tot en met 7°;

    • f. dat het reïntegratiebedrijf aan het UWV op verzoek of na toestemming van de subsidie-ontvanger uit eigen beweging gegevens verstrekt over de uitvoering van de overeenkomst.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent het eerste lid.

Hoofdstuk 5. Gegevensuitwisseling

Artikel 5.1. Kosteloze melding bij misdrijf

Indien de CWI, het UWV of de SVB, bij de uitvoering van een wet een misdrijf vermoedt, waardoor een bestuursorgaan bij het verstrekken van uitkeringen, het doen van verstrekkingen dan wel het heffen van bijdragen wordt benadeeld, stellen de CWI, het UWV en de SVB het betrokken bestuursorgaan hiervan, kosteloos, in kennis.

Artikel 5.2. Gegevensverstrekking door het UWV en de SVB

Het UWV en de SVB zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek, kosteloos, uit de onder hun verantwoordelijkheid gevoerde administratie, aan de hieronder vermelde instanties te verstrekken:

Artikel 5.2a. Gegevensverstrekking door de SVB

De SVB is bevoegd op verzoek, kosteloos, uit de door hem gevoerde administratie, aan de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de wet van 21 april 1955, Stb. 189 (en de daarbij behorende overeenkomst) en overeenkomstige wet- en regelgeving.

Artikel 5.3. Gegevensverstrekking door het UWV

Het UWV is bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek uit de onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administratie gegevens kosteloos te verstrekken aan:

Artikel 5.4. Gegevensverstrekking door de CWI aan derden

De CWI is bevoegd om bij de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel b, van de Wet SUWI uit de onder haar verantwoordelijkheid gevoerde administratie, waaraan informatie omtrent individuele personen ontleend kan worden, aan een reïntegratiebedrijf gegevens omtrent naam, adres, telefoonnummer, postcode, woonplaats, opleiding en werkervaring te verstrekken.

Artikel 5.5. Gegevensverstrekking aan buitenlandse bestuursorganen

De CWI, het UWV en de SVB zijn bevoegd uit de onder hun verantwoordelijkheid gevoerde administraties gegevens te verstrekken aan buitenlandse organen, voorzover die verstrekking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van zwaarwegend algemeen belang.

Artikel 5.6. Gegevensverstrekking aan toezichthouders in verband met uitvoering van diverse wetten

De CWI en het UWV zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek, uit de onder hun verantwoordelijkheid gevoerde administratie, kosteloos aan de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 14 van de Wet arbeid vreemdelingen, artikel 24 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en artikel 13, eerste lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen, de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.

Artikel 5.7. Gebruik sociaal-fiscaalnummer

Bij het verstrekken van gegevens maken de CWI, het UWV en de SVB gebruik van het sociaal-fiscaalnummer, voorzover het gebruik van dit nummer wettelijk is voorgeschreven of toegestaan bij de uitvoering van de in dit besluit vermelde wettelijk voorschriften.

Artikel 5.8. Bekendmaking systematische gegevensverstrekking buiten SUWI-domein

  • 2 De in het eerste lid bedoelde overeenstemming wordt opgenomen in een schriftelijk besluit, dat door de CWI, het UWV of de SVB op adequate wijze bekend wordt gemaakt.

Artikel 5.9. Kosten gegevensverstrekking

  • 1 Bij het verstrekken van gegevens op verzoek, bedoeld in artikel 73 van de Wet SUWI, brengen de CWI, het UWV en de SVB kosten in rekening, voorzover niet is bepaald dat gegevensverstrekking kosteloos dient te geschieden.

  • 2 Indien de CWI, het UWV en de SVB in verband met het opdragen van werkzaamheden voor de uitvoering van hun taken aan privaatrechtelijke rechtspersonen gegevens verstrekken die voor die opdracht noodzakelijk zijn, worden die gegevens kosteloos verstrekt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 december 2001

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de achtentwintigste december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals