Regeling groenprojecten buitenland 2002

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2003.
Geldend van 20-10-2002 t/m 31-12-2010

Regeling groenprojecten buitenland 2002

De Staatssecretaris van Financiën, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op artikel 5.14, zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

Besluit:

Artikel 1

  • 2 In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. project:

    een niet binnen het Koninkrijk der Nederlanden gelegen technisch, functioneel en in tijd samenhangend geheel van activa;

    b. bestaand project:

    een project dat een jaar voor de dag waarop de aanvraag tot afgifte van een verklaring wordt ingediend reeds bestaat, dan wel een project waarvoor een jaar voor die dag reeds een begin met de uitvoering der fysieke werkzaamheden is gemaakt;

    c. projectbeheerder:

    degene voor wiens rekening en risico het project wordt ontwikkeld en in stand wordt gehouden;

    d. projectvermogen:

    het vermogen dat nodig is voor de financiering van vaste activa en de landgebruiksrechten die noodzakelijk zijn voor en uitsluitend dienstbaar zijn aan de uitvoering van een project. Het projectvermogen wordt voor een project van een projecttype dat is opgenomen in de publicatie: Normgetallen Groen Beleggen Buitenland (Publicatiereeks Groen Beleggen Buitenland 1), gelijk gesteld aan het in die publicatie genoemde bedrag;

    e. verklaring:

    schriftelijk besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer als bedoeld in artikel 5.14, derde lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 waarin wordt verklaard dat een project in het belang is van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos;

    f. accountantsverklaring:

    verklaring afgegeven door een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent;

    g. Joint-implementationproject:

    een project als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de United Nations Framework Convention on Climate Change, als bevestigd in het Kyoto protocol van de United Nations Framework Convention on Climate Change;

    h. de ministers:

    de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met de Minister van Financiën en na overleg met onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Minister van Economische Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Artikel 2

  • 1 Een verklaring kan, met uitzondering van verklaringen ten behoeve van Joint-implementationprojecten, slechts worden afgegeven ten behoeve van projecten die gelegen zijn in een land dat geen lid is van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en waarvan de welvaart en ontwikkeling een zodanig niveau heeft dat naar het oordeel van de ministers het land niet in staat wordt geacht het project, in relatie tot het projectrendement, en de projectkosten, met eigen middelen te realiseren.

  • 2 Een verklaring kan slechts worden afgegeven ten behoeve van projecten gelegen in een land waar de ontwikkeling en de stand van het milieu zulks naar het oordeel van de ministers rechtvaardigen.

Artikel 3

Een verklaring kan slechts worden afgegeven voor projecten die naar het oordeel van de ministers:

  • a. in hoge mate in het belang zijn van het milieu, waaronder begrepen natuur en bos;

  • b. nog niet gangbaar zijn in het desbetreffende land of in de desbetreffende regio van het land;

  • c. geen zwaarwegende negatieve effecten hebben op het milieu, waaronder begrepen grondstofgebruik en natuur, in de desbetreffende regio of elders;

  • d. redelijkerwijs uit de beste technische mogelijkheden bestaan of de optimale deugdelijkheid en duurzaamheid bezitten;

  • e. in overeenstemming zijn met het Nederlandse internationale milieubeleid.

Artikel 4

Een verklaring kan slechts worden afgegeven ten behoeve van projecten die naar het oordeel van de ministers:

  • a. met participatie van de lokale bevolking tot stand komen en de sociaal-economische situatie van de armen verbeteren;

  • b. inpasbaar zijn in de lokale infrastructuur, het lokale milieu, de lokale natuur en het lokale milieubeleid;

  • c. de beschikking hebben over voldoende lokale kennis of over op korte termijn beschikbaar te maken lokale kennis voor uitvoering en instandhouding van het project;

  • d. lokaal mogelijk een demonstratie karakter hebben en aldaar mogelijk navolging kunnen vinden;

  • e. in overeenstemming zijn met het Nederlandse buitenlandse en ontwikkelingsbeleid.

Artikel 5

Een verklaring wordt niet afgegeven op aanvragen voor:

  • a. een bestaand project;

  • b. een project waarvan het projectvermogen minder bedraagt dan € 22.689;

  • c. een project waarvan niet aannemelijk is dat het enig eigen rendement heeft;

  • d. een project waarvan het te verwachten economisch rendement in verhouding tot het risico en het milieubelang zodanig is dat het zonder toepassing van deze faciliteit tot stand zou kunnen komen.

Artikel 6

  • 2 De aanvraag voor een verklaring dient te worden ingediend bij de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

  • 3 Een verklaring kan slechts worden afgegeven indien de aanvraag is geschied met gebruikmaking van een formulier dat door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op aanvraag beschikbaar wordt gesteld.

  • 4 Een verklaring kan slechts worden afgegeven indien de nadere gegevens die van belang zijn voor de beoordeling van het project binnen de door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te stellen periode worden verstrekt.

  • 5 Een verklaring wordt slechts afgegeven indien na een door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gedaan verzoek een accountantsverklaring wordt overgelegd waaruit de juistheid of de aannemelijkheid van de in de aanvraag vermelde gegevens of overige relevante gegevens blijkt.

  • 6 Voor projecten waarvoor reeds eerder een verklaring is afgegeven, kan een nieuwe aanvraag eerst drie jaar voor de afloop van de geldende verklaring worden ingediend.

Artikel 7

Een verklaring kan slechts afgegeven worden indien de projectbeheerder bij het indienen van een aanvraag voor een verklaring schriftelijk verklaart dat:

  • a. hij gedurende de looptijd van de verklaring inzake het project te allen tijde aan daartoe door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan te wijzen personen toegang verleent tot het project en tot de op het project betrekking hebbende financiële, technische en organisatorische gegevens;

  • b. hij volstrekte medewerking verleent aan deze personen bij hun taakuitoefening en hen behulpzaam zal zijn;

  • c. hij onverwijld deze personen om niet afschriften verstrekt van de documenten die betrekking hebben op het project;

  • d. hij op verzoek van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een accountantsverklaring overlegt met betrekking tot de door deze minister aan te geven aspecten;

  • e. hij voldoet aan de voorwaarden die opgenomen zijn in de verklaring;

  • f. hij de vermogenstoestand van het project afzonderlijk, op eenduidige wijze en naar waarheid administreert;

  • g. hij onverwijld de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in kennis stelt van wijzigingen in de uitvoering of de toestand van het project waardoor dit afwijkt van het project waarvoor de verklaring is afgegeven;

  • h. hij er mee instemt dat de bepalingen van artikel 9 bij de aldaar genoemde omstandigheden worden toegepast;

  • i. hij er mee instemt dat op de zaken aangaande aanvraag, afgifte, intrekking en toepassing van de verklaring en de controle hierop uitsluitend Nederlands recht van toepassing is.

Artikel 8

Een verklaring kan slechts worden afgegeven indien de kredietinstelling en de beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a onderscheidenlijk onderdeel b, bij de indiening van een aanvraag verklaart dat zij indien door haar wordt overgegaan tot kapitaalverschaffing:

  • a. bij de uitvoering der regeling jegens de door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen personen de verplichtingen in acht neemt die in Hoofdstuk VIII, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn genoemd ten opzichte van de inspecteur;

  • b. bij wijziging van de uitvoering van het project waarvoor een verklaring is afgegeven daarvan onverwijld melding doet aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  • c. erop toeziet dat de vermogenstoestand van het project door de projectbeheerder afzonderlijk wordt geadministreerd op een zodanige wijze dat te allen tijde uit boeken en andere bescheiden de voor de belastingheffing van belang zijnde gegevens duidelijk blijken;

  • d. hij instemt met de toepassing van de bepalingen van artikel 9 bij de aldaar genoemde omstandigheden.

Artikel 9

  • 1 Aan een verklaring kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 2 De verklaring kan worden ingetrokken indien deze voorwaarden niet worden nageleefd.

  • 3 De verklaring kan worden ingetrokken indien de voorwaarden in de verklaring, als bedoeld in artikel 7 en artikel 8, niet worden nageleefd.

  • 4 De verklaring wordt met terugwerkende kracht ingetrokken indien de ter zake verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste of volledige gegevens bekend waren geweest.

  • 5 De verklaring kan worden ingetrokken indien de kapitaalverschaffer een ander is dan degene die de aanvraag heeft ingediend tenzij de kapitaalverschaffer schriftelijk verklaart te handelen overeenkomstig de bepalingen in artikel 8.

  • 6 De verklaring kan worden ingetrokken indien de projectbeheerder een ander is dan de projectbeheerder op wiens naam de verklaring is afgegeven tenzij de nieuwe projectbeheerder verklaart te handelen overeenkomstig de bepalingen in artikel 7.

Artikel 10

  • 1 De verklaring kan maximaal negen maanden na afgifte van de verklaring in werking treden en wordt voor geen langere periode dan voor verwachtte levensduur van het project en de duur van ten hoogste tien jaren afgegeven.

  • 2 De verklaring kan slechts worden afgegeven voor een bedrag van ten hoogste € 9.075.604 per project.

  • 3 De verklaring vermeldt de aard van het project, het projectvermogen, de kredietinstelling of de beleggingsinstelling op wiens aanvraag de verklaring wordt afgegeven, de naam van de projectbeheerder, de voorwaarden die op de verklaring van toepassing zijn en de periode waarvoor de verklaring geldt.

  • 4 De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer beslist in overeenstemming met de Minister van Financiën en na overleg met onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Minister van Economische Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking op een aanvraag binnen acht weken na de indiening ervan.

  • 5 Een afschrift van de verklaring wordt gezonden aan de projectbeheerder en aan de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen Amsterdam.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2002.

Artikel 12

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling groenprojecten buitenland 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 december 2001

De

Staatssecretaris

van Financiën,

W. Bos

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.P. Pronk

De

Minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L.J. Brinkhorst