U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 13-07-2005.]Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 02-10-2009 en zichtdatum 17-12-2024. Geldend van 20-10-2002 t/m 12-07-2005
Regeling houdende regels inzake aanwijzing van en verklaring voor in Nederland gelegen projecten welke in het belang zijn van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Financiën, Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en na overleg met de Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op artikel 5.14, derde lid, onderdeel a, en zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
Besluiten
[Regeling vervallen per 13-07-2005]
1 Deze regeling geeft uitvoering aan artikel 5.14, derde lid, onderdeel a, en zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de aanwijzing van en verklaring voor projecten welke in Nederland zijn gelegen.
2 In deze regeling wordt verstaan onder:
in Nederland gelegen technisch, functioneel en in de tijd samenhangend geheel van activa en werkzaamheden;
project als bedoeld in artikel 2, niet zijnde een project als bedoeld in onderdeel e, onder 1° of 2°, van dat artikel, dat zes maanden voor de dag waarop de aanvraag tot afgifte van een verklaring wordt ingediend, voldeed aan een van de projectomschrijvingen van dat artikel, of waarvoor zes maanden voor die dag een begin met de uitvoering van de fysieke werkzaamheden is gemaakt;
degene voor wiens rekening en risico het project wordt ontwikkeld en in stand gehouden;
vermogen dat nodig is voor de financiering van activa en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor en uitsluitend dienstbaar zijn aan de uitvoering van een project;
schriftelijk besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer als bedoeld in artikel 5.14, derde lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001, waarin wordt verklaard dat een project in het belang is van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos;
verklaring, afgegeven door een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent;
tuinbouwkas die bestemd is voor het bedrijfsmatig telen van tuinbouwgewassen en terzake waarvan door middel van een certificaat, afgegeven door een bij de Raad voor de Accreditatie erkende organisatie, is aangetoond dat deze kas voldoet aan de basiseisen, zoals die voor de desbetreffende teelt zijn gesteld in bijlage 2 en minimaal het in die bijlage voor de desbetreffende teelt vermelde aantal punten behaalt volgens de aldaar vermelde systematiek.
3 Tot het projectvermogen voor woningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, worden niet gerekend:
1º het vermogen dat nodig is voor de financiering van de grond waarop de desbetreffende woningen zijn gelegen;
2º het vermogen dat bedoeld is voor de financiering van onderhoud, instandhouding of verbetering van woningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 1° of 2°, en
3º het vermogen dat nodig is voor de financiering van onderhoud van woningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 3°.
4 Tot het projectvermogen voor een Groen Label Kas als bedoeld in artikel 2, onderdeel g wordt niet gerekend het vermogen dat nodig is voor de financiering van de grond, kosten voor goederen waarop niet wordt afgeschreven, tuinbouwgewassen, transportsystemen en kosten voor onderhoud.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan, in overeenstemming met de Minister van Financiën en na overleg met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Economische Zaken, een verklaring afgeven voor:
a. projecten, bestaande uit aaneengesloten gebieden met een oppervlakte van ten minste vijf hectare, die gericht zijn op de ontwikkeling en de instandhouding van bos en andere houtopstanden, met uitzondering van vruchtbomen, windsingels, wegbeplantingen en bomen die bestemd zijn om te dienen als kerstbomen en kweekgoed;
b. projecten die zijn gericht op de ontwikkeling en de instandhouding van natuur- en landschappelijke waarden in:
1º gebieden die als beschermd natuurmonument of als staatsnatuurmonument zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet, of
2º gebieden die in het Structuurschema Groene Ruimte zijn aangemerkt als gebieden behoud en herstel bestaande landschapskwaliteit en waarvoor een gebiedsperspectief waardevol cultuurlandschap geldt;
c. projecten die zijn gericht op de ontwikkeling en instandhouding van:
1º natuur- en landschappelijke waarden van landgoederen die als zodanig zijn aangemerkt krachtens artikel 2 van de Natuurschoonwet 1928, of
2º natuur- en landschappelijke waarden blijkens een landinrichtingsplan als bedoeld in de Landinrichtingswet, een plan van voorzieningen als bedoeld in de Reconstructiewet Midden-Delfland of een herinrichtingsplan als bedoeld in de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën;
d. projecten:
1º in een natuurgebied die zijn gericht op de ontwikkeling en de instandhouding van nieuwe natuur- en landschappelijke waarden en in aanmerking zijn gekomen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en voor wat betreft bos en houtopstanden tevens voldoen aan de projectomschrijving van onderdeel a;
2º in een beheers-, probleem-, natuur- of landschapsgebied die zijn gericht op de ontwikkeling en de instandhouding van nieuwe natuur- en landschappelijke waarden en in aanmerking zijn gekomen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer en voor wat betreft bos en houtopstanden tevens voldoen aan de projectomschrijving van onderdeel a;
3º van publiekrechtelijke rechtspersonen of van instellingen als bedoeld in de Regeling bijdragen particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties die zijn gericht op de ontwikkeling en de instandhouding van nieuwe natuur- en landschappelijke waarden in gebieden waarvoor een begrenzingenplan is vastgesteld als bedoeld in de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling;
4º die zijn gericht op de ontwikkeling en de instandhouding van nieuwe natuur- en landschappelijke waarden en in aanmerking zijn gekomen voor subsidie op grond van de Tijdelijke regeling particulier natuurbeheer;
5º in een beheers- of reservaatgebied die zijn gericht op de ontwikkeling en de instandhouding van nieuwe natuur- en landschappelijke waarden en waarvoor een beheersovereenkomst is gesloten als bedoeld in de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, of
6º in een probleemgebied die zijn gericht op de ontwikkeling en de instandhouding van nieuwe natuur- en landschappelijke waarden en waarvoor een beheersovereenkomst is gesloten als bedoeld in de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling;
e. projecten die zijn gericht op:
1º het produceren of verwerken van plantaardige landbouwproducten volgens de voorschriften van het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische productiemethode;
2º het produceren of verwerken van dierlijke landbouwproducten volgens de voorschriften van het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische productiemethode, of
3º het bedrijfsmatig telen van gewassen in een Groen Label Kas Niveau II 2002;
f. projecten die zijn gericht op de industriële verwerking van landbouwgrondstoffen tot producten die niet geschikt zijn voor menselijke of dierlijke consumptie, indien die producten in Nederland nog niet gangbaar zijn en die projecten leiden tot een vermindering van de aantasting van het milieu;
g. projecten die zijn gericht op:
1º het opwekken van elektriciteit uit hout en energierijke gewassen;
2º het opwekken van elektrische energie door middel van een windturbine die - voor zover deze normen daarop van toepassing zijn - is gecertificeerd volgens NEN 6096/2 indien certificatie heeft plaatsgevonden voor 1 april 2000, of volgens NVN 11400-0, indien certificatie heeft plaatsgevonden op of na 1 april 2000;
3º het opwekken van elektrische energie met behulp van fotovoltaïsche cellen;
4º het gebruik van thermische zonne-energie door middel van zonnecollectoren;
5º het winnen van aardwarmte;
6º het opwekken van elektrische energie uit waterkracht;
7º het met behulp van warmtepompen met een Seasonal Performance Factor van ten minste 1,2 opwaarderen van laagwaardige warmte naar hoogwaardige warmte op een zodanige wijze dat de hoogwaardige warmte nuttig wordt aangewend;
8º warmte-, onderscheidenlijk koudeopslag, in een aquifer gedurende ten minste een maand, of;
9º het aanleggen van warmtedistributienetten en het bouwen van centrale bijstookketels en warmtebuffers ten behoeve van stadsverwarmingsprojecten en de verwarming van tuinbouwkassen die thermische energie benutten van energie van elektriciteitsopwekkingsinstallaties;
h. projecten die zijn gericht op:
1º het realiseren van nieuw te bouwen woningen die voortdurend als hoofdverblijf ter beschikking zullen staan aan een of meer natuurlijke personen en die voldoen aan de basiseisen, zoals die zijn gesteld in bijlage 1a en tevens minimaal 150 punten behalen volgens de in die bijlage vermelde systematiek;
2º het door herbestemming van niet-woningen realiseren van nieuwe woningen die voortdurend als hoofdverblijf ter beschikking zullen staan aan een of meer natuurlijke personen en die voldoen aan de basiseisen, zoals die zijn gesteld in bijlage 1a en tevens minimaal 150 punten behalen volgens de in die bijlage vermelde systematiek, of
3º het renoveren van bestaande woningen die zijn gebouwd voor 1980 en die voortdurend als hoofdverblijf ter beschikking zullen staan aan een of meer natuurlijke personen en die voldoen aan de basiseisen zoals die zijn gesteld in bijlage 1b, en tevens minimaal 125 punten behalen volgens de in die bijlage vermelde systematiek;
i. projecten die zijn gericht op de realisatie van vrijgelegen dan wel verhoogde fietspaden die verhard zijn met asfalt en die:
1º de directe verbinding vormen tussen woonkernen met meer dan 50.000 inwoners en de direct omringende woonkernen, gelegen zijn buiten de bebouwde kom en reistijd verminderend zijn;
2º de directe verbinding vormen tussen Vinex-locaties en de direct omringende woonkernen en gelegen zijn buiten de bebouwde kom;
3º de directe bereikbaarheid van transferia bevorderen, of
4º knelpunten opheffen in het recreatieve landelijk fietsroutenet als aangegeven in het Structuurschema Groene Ruimte en die gelegen zijn buiten de bebouwde kom, dan wel buiten de bebouwde kom gelegen zijn en de directe verbinding vormen tussen een woonkern, waaronder begrepen een verblijfsrecreatieconcentratie, en dat landelijk net;
j. projecten die zijn gericht op het vrijwillig saneren van verontreinigde (water)bodems ter zake waarvan overeenkomstig artikel 29 van de Wet op de bodembescherming is beslist dat er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging en overeenkomstig artikel 39, tweede lid, van die wet goedkeuring is gegeven aan het saneringsplan en waaraan naar zijn oordeel voorrang moet worden verleend;
k. andere projecten die naar zijn oordeel in het belang zijn van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos.
2 De in het eerste lid, onderdeel g, onder 2°, gegeven verwijzing naar NVN-norm 11400-0, onderscheidenlijk NEN-norm 6096/2, heeft betrekking op de laatst uitgegeven NVN-norm, onderscheidenlijk NEN-norm, met de daarop uitgegeven aanvullingen en correctiebladen. Een uitgegeven aanvulling, onderscheidenlijk correctieblad, wordt eerst van toepassing op 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de uitgifte heeft plaatsgevonden.
1 Een verklaring wordt niet afgegeven op aanvragen voor:
a. een bestaand project;
b. een project waarvan het projectvermogen minder bedraagt dan € 22.689;
c. een project waarvan het niet aannemelijk is dat het enig eigen rendement, subsidies van overheden en convenantsmiddelen daaronder begrepen, heeft;
d. een project waarvan het te verwachten economisch rendement in verhouding tot het risico en het milieubelang zodanig is dat het zonder toepassing van deze regeling tot stand kan komen;
e. een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 1° of 2°, indien per kalenderjaar reeds voor 5000 woningen een verklaring is afgegeven;
f. een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 3°, indien per kalenderjaar reeds voor 5000 woningen een verklaring is afgegeven;
g. een project betreffende een woning als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, onder 1° of 2°, waarvan de totale kosten van het verkrijgen in eigendom meer dan € 272.268 bedragen.
2 Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing met betrekking tot de in artikel 2, onderdeel i, bedoelde projecten.
1 Een verklaring kan slechts worden aangevraagd door en afgegeven aan:
a. een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 52 van die wet, of
b. een beleggingsinstelling die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 18 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen.
2 De aanvraag voor projecten bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met f, dient te worden ingediend bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en voor de overige projecten bij de Nederlandse onderneming voor energie en milieu bv.
3 Voor projecten als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, kan een verklaring slechts worden aangevraagd indien op de dag van indiening van een aanvraag tot afgifte van een verklaring nog geen aanvang met de uitvoering van de werkzaamheden is gemaakt.
4 Voor projecten waarvoor reeds eerder een verklaring is afgegeven kan een nieuwe aanvraag eerst drie jaar voor de afloop van de geldende verklaring worden ingediend.
5 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier dat door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op aanvraag beschikbaar wordt gesteld.
6 Aan een aanvrager kan worden verzocht nadere gegevens te verstrekken die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het project.
7 Aan een aanvrager kan worden verzocht een accountantsverklaring te overleggen, waaruit de juistheid of aannemelijkheid van de in de aanvraag vermelde gegevens blijkt.
1 De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer beslist, in overeenstemming met de Minister van Financiën en na overleg met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Verkeer en Waterstaat, op een aanvraag binnen acht weken na de indiening ervan.
2 Een afschrift van het besluit wordt gezonden aan de projectbeheerder.
1 De verklaring kan maximaal negen maanden na afgifte van de verklaring in werking treden en niet langer gelden dan de verwachte levensduur van het project en dan een duur van ten hoogste:
a. tien jaren;
b. dertig jaren, indien:
1º het een project betreft als bedoeld in artikel 2, onderdelen a, b, c, of d, en
2º het een project betreft waarvoor na 31 december 1997 een aanvraag tot afgifte van een verklaring is ingediend.
2 De verklaring vermeldt de aard van het project, het projectvermogen, de datum waarop de verklaring in werking treedt en de periode waarvoor de verklaring geldt.
3 Voor de toepassing van deze regeling komt voor een woning als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, ten hoogste een bedrag van € 34.034 voor een verklaring in aanmerking.
4 Voor de toepassing van deze regeling komt ter zake van een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, onder 5° en 6°, voor een verklaring in aanmerking een bedrag van:
1º ten hoogste € 2.268 per hectare indien het project betrekking heeft op passief beheer;
2º ten hoogste € 4.538 per hectare indien het project betrekking heeft op licht beheer;
3º ten hoogste € 6.808 per hectare indien het project betrekking heeft op zwaar beheer.
5 Voor de toepassing van deze regeling komt ter zake van een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, onder 2°, voor een verklaring in aanmerking een bedrag van:
1º ten hoogste € 2.268 per hectare voor projecten als bedoeld in bijlage 19 tot en met 22 en bijlage 31 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer;
2º ten hoogste € 4.538 per hectare voor projecten als bedoeld in bijlage 15 tot en met 17, bijlage 24 tot en met 30, bijlage 32 tot en met 35, bijlage 37, en bijlage 45 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer;
3º ten hoogste € 6.808 per hectare voor projecten als bedoeld in bijlage 6 tot en met 14; bijlagen 18, 23 en bijlagen 41 tot en met 43 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.
6 Voor de toepassing van deze regeling kan het projectvermogen indien het meer bedraagt dan € 34.033.516 tot dat bedrag worden beperkt.
7 De verklaring voor een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel e,onder 3°, f, g, h, i, of j, vervalt indien binnen 2 jaar na de dag van afgifte van een verklaring, geen aanvang is gemaakt met de uitvoering der werkzaamheden.
8 In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden opgenomen.
1 De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan, in overeenstemming met de Minister van Financiën en na overleg met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Economische Zaken, de verklaring intrekken indien:
a. de ter zake verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste of volledige gegevens bekend waren geweest;
b. blijkt dat de uitvoering van het project in aanzienlijke mate afwijkt van het project op grond waarvan de verklaring is afgegeven;
c. blijkt dat de projectbeheerder de vermogenstoestand van het project niet afzonderlijk administreert;
d. niet wordt voldaan aan de voorwaarden die in de verklaring zijn opgenomen;
e. de melding bedoeld in artikel 8 niet onverwijld is geschied.
2 Het besluit tot intrekking kan terugwerkende kracht hebben.
3 Het besluit tot intrekking wordt gezonden aan de aanvrager die ingevolge artikel 4, eerste lid, een aanvraag heeft ingediend.
4 Een afschrift van het besluit wordt gezonden aan de projectbeheerder en aan de inspecteur.
Indien de uitvoering van een project wordt gewijzigd doet de instelling die kapitaal verschaft ten behoeve van een project waarvoor een verklaring is afgegeven, daarvan onverwijld melding aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Ten behoeve van de vaststelling van een verklaring en van de daar toe van belang zijnde gegevens en van de daar aan verbonden rechten en plichten is ten aanzien van de kredietinstelling of de beleggingsinstelling, bedoeld in artikel 5.14, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de projectbeheerder Hoofdstuk VIII, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing, waarbij de aldaar jegens de inspecteur opgelegde verplichtingen mede gelden jegens de door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen personen.
Met de in deze regeling bedoelde normen, meetvoorschriften, tests, verklaringen en certificaten, worden gelijkgesteld normen, meetvoorschriften, tests, verklaringen en certificaten die worden toegepast in een andere staat en die ten minste een gelijkwaardig niveau waarborgen dan wel indien het verklaringen en certificaten betreft, deze zijn afgegeven op basis van onderzoekingen die aan ten minste gelijkwaardige eisen voldoen.
1 De Regeling groenprojecten 2001 wordt ingetrokken.
2 De regeling, genoemd in het eerste lid, blijft van toepassing op projecten waarvoor voor 1 januari 2002 een aanvraag voor de afgifte van een verklaring is ingediend.
3 Onverminderd artikel 2 kan een verklaring worden afgegeven voor:
a. projecten als bedoeld in artikel 2, onderdeel e, onder 3°, van de Regeling groenprojecten 2001, zoals die regeling luidde voor 1 januari 2002, die voldoen aan de eisen die in die regeling aan die projecten werden gesteld, indien een aanvraag daartoe voor 1 februari 2002 wordt ingediend;
b. projecten als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, van de Regeling groenprojecten 2001, zoals die regeling luidde voor 1 januari 2002, die voldoen aan de eisen die in die regeling aan die projecten werden gesteld, indien een aanvraag daartoe voor 1 april 2002 wordt ingediend.
4 Aan een verklaring voor een project als bedoeld in het derde lid, onder a, wordt de voorwaarde verbonden dat voor 1 juli 2002 een begin met de uitvoering van de fysieke werkzaamheden wordt gemaakt.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2002.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling groenprojecten 2002.
Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 21 december 2001
Minister
J.P. Pronk
Staatssecretaris
W. Bos
Algemeen
1. Deze bijlage wordt aangehaald als: Maatlat duurzame woningbouw 2002.
2. Met het Nationaal pakket wordt bedoeld de uitgave 'Duurzaam bouwen: nationaal pakket woningbouw' (uitgave van de Stichting Bouwresearch, ISBN 90-5367-175-7).
3. Bij het indienen van de aanvraag dient uitgegaan te worden van de meest recente uitgave van het Nationaal pakket. Indien in de voorbereiding van de aanvraag is uitgegaan van een eerdere versie mag er op het moment van aanvragen niet meer dan een half jaar verstreken zijn, nadat de meest recente versie is uitgegeven.
4. Indien maatregelen zijn vervallen in het Nationaal pakket, behoeft hieraan niet te worden voldaan in deze maatlat.
5. Aan elke basiseis moet worden voldaan. Indien de aanvrager aantoont, dat met een alternatieve maatregel een kwalitatief ten minste gelijkwaardig resultaat wordt behaald, wordt geacht te zijn voldaan aan de desbetreffende basiseis.
6. In de kolom `Specificatie' geven de S-nummers de specificatiebladen aan zoals deze zijn opgenomen in het Nationaal pakket. In dit pakket worden de hier -vaak summier- omschreven maatregelen verder geconcretiseerd.
7. In de kolom `Specificatie' van Tabel II geeft een X-nummer aan dat het om een maatregel gaat die nog niet is opgenomen in het Nationaal pakket.
8. In de kolom `punten per eenheid' is het aantal punten aangegeven, dat voor de maatregel wordt toegekend per eenheid, die genoemd is in de kolom `eenheid'. Daar waar de maatregel meerdere malen kan worden toegepast, is het aantal te behalen punten gemaximeerd. Deze maximering is aangegeven in de kolom `max. aantal punten'.
Maatlat duurzame woningbouw 2002
Tabel I: basiseisen
Tabel II: keuzemaatregelen, puntensysteem
1. Deze bijlage wordt aangehaald als: Maatlat duurzame renovatie 2002.
2. Met het Nationaal pakket wordt bedoeld de meest recente uitgave `Nationaal pakket Woningbouw Beheer' (uitgave van de Stichting Bouwresearch, ISBN 90-5367-216-8).
3. Bij het indienen van de aanvraag dient uitgegaan te worden van het Nationaal pakket. Indien in de voorbereiding van de aanvraag is uitgegaan van een eerdere versie, mag er op het moment van aanvragen niet meer dan een half jaar verstreken zijn, nadat deze maatlat en de meest recente versie is uitgegeven.
5. In de kolom `Specificatieblad' geven de B-nummers van de specificatiebladen aan zoals deze zijn opgenomen in CD-ROM-versie van het Nationaal pakket. In dit pakket worden de in deze kolom vaak summier omschreven maatregelen verder geconcretiseerd. De CD-ROM bevat standaardtitels voor overeenkomstige maatregelen in nieuwbouw en beheer. Dit heeft tot gevolg dat sommige titels minder toegesneden zijn op de bestaande bouw. Als voorbeeld B013: maak warmteweerstand gesloten geveldelen Rc>= 3 m2 K/W. Dit lijkt een veel te zware maatregel voor de bestaande bouw. Als men echter het specificatieblad B013 raadpleegt, blijkt dat met minder zware isolatie kan worden volstaan.
6. Een enkele maatregel is (nog) niet opgenomen in het Nationaal pakket en wordt aangegeven met een X.
7. Aan elke basiseis moet worden voldaan. Indien de aanvrager aantoont, dat met een alternatieve maatregel een kwalitatief ten minste gelijkwaardig resultaat wordt behaald, wordt niettemin geachte te zijn voldaan aan de desbetreffende basiseis.
8. In de kolom `punten' staat het maximum aantal punten dat voor een maatregel kan worden verkregen. Indien de maatregel al eerder in de woning is uitgevoerd mogen toch punten worden toegekend.
9. De van een asterisk (*) voorziene B-nummers geven aan, dat indien binnen een thema aan alle dergelijke maatregelen is voldaan, bonuspunten worden toegekend. Het aantal staat vermeld binnen het subthema. Aan maatregelen die gezien de situatie ter plekke technisch niet uitvoerbaar zijn, behoeft niet te worden voldaan. Het aantal bonuspunten wordt in een dergelijk geval verminderd naar rato van het aantal punten dat de maatregel zou hebben opgeleverd indien hij zou zijn genomen en het gezamenlijke aantal punten van de met een asterisk gemerkte maatregelen binnen het subthema benodigd voor de bonuspunten.
10. Indien binnen de subthema's isolatie & zonwering en ventilatie & infiltratie aan alle B-maatregelen met een asterisk is voldaan, worden 10 extra bonuspunten toegekend.
11. Binnen elk thema, uitgezonderd het thema `Diversen', dienen ten minste 15 punten te worden behaald.
12. Indien een project bestaat uit het renoveren van meerdere woningen kan het zo zijn, dat een maatregel niet in elke woning wordt toegepast. In dat geval wordt het aantal punten verminderd naar rato van het aantal woningen waarin de maatregel wordt toegepast ten opzichte van het totaal aantal woningen in het project. In een dergelijk geval worden geen bonuspunten toegekend.
Maatlat duurzame renovatie 2002
Begripsbepalingen
1. Deze bijlage wordt aangehaald als: Maatlat Groen Label Kas Niveau II 2002.
2. Technische uitwerking van de maatregelen kan geschieden in het kader van het certificatieschema Groen Label Kas 2002 van de Stichting Milieukeur (hierna: het certificatieschema) of een gelijkwaardig schema.
3. In deze bijlage wordt verstaan onder:
a. zware stookteelt: teelt in een kas waarbij de gemiddelde minimum etmaaltemperatuur (op basis van de stooklijn) in de maand januari tenminste 17 °C is;
b. hetelucht/lichtestookteelt: teelt in een kas waarbij de gemiddelde minimum etmaaltemperatuur, (op basis van de stooklijn) in de maand januari lager dan 17 °C is;
c. dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat: constructie bestaande uit ten minste twee lagen niet flexibel kunststof voorzien van een luchtspouw;
d. dubbel beglaasd of dubbel glas: constructie bestaande uit twee lagen glas voorzien van een luchtspouw;
e. (opwekkings)vermogen, indien niet nader aangeduid: elektrisch vermogen uitgedrukt in Watt per m² teeltoppervlakte dat met de installatie wordt verwarmd.
4. Het minimaal aantal punten bedraagt voor:
a. tomatenteelt: 110 punten op basis van de hierna opgenomen keuzemaatregelen;
b. overige zware stookteelt: 100 punten op basis van de hierna opgenomen keuzemaatregelen;
c. hetelucht/lichtestookteelt: 85 punten op basis van de hierna opgenomen keuzemaatregelen.
5. Met betrekking tot centrale koolstofdioxidelevering, aansluiting op een restwarmtenet en centrale opslag van regenwater, kunnen de betreffende punten ondanks het feit dat de koolstofdioxidelevering, de restwarmtelevering of de regenwateropvang nog niet plaatsvindt, toch worden toegekend in het geval dat de benodigde installatie voor de centrale levering nog niet gerealiseerd kan worden mits:
a) er zekerheid bestaat dat zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee jaar na het verstrekken van de verklaring van de centrale levering gebruik zal worden gemaakt,
b) dat de wijze waarop en de mate waarin de levering zal plaatsvinden, bekend is,
c) onverkorte toepassing van deze regeling zou leiden tot ernstige bemoeilijking van het centrale leveringsproject, en
d) het project naar de mening van de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer belangrijke verdiensten heeft op het gebied van milieu, energie of ruimtelijke ordening.
Het bepaalde onder a en b wordt aangetoond door middel van overeenkomsten met de (toekomstige) leverancier en het bepaalde onder c en d wordt aangetoond door middel van een verklaring terzake van de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Indien het project twee jaar na het verstrekken van de verklaring niet is gerealiseerd vervallen de punten.
A. Vervallen
B. Gootsysteem: het gootsysteem dient
te voorzien in een gescheiden condensafvoer,
te bestaan uit goten met een maximale lichtonderschepping, bepaald volgens de halve omtrekmethode van maximaal 7,00%, en
te bestaan uit goten die, indien ze zijn vervaardigd van staal, tweezijdig gecoat zijn.
C. Vervallen.
D. Roeden van kas: de roeden dienen te zijn vervaardigd van aluminium of gecoat staal.
E. Dek: het dek van kassen, bestemd voor andere teelten dan tomatenteelt, dient te bestaan uit tenminste enkel glas waarbij een beweegbaar scherm aangebracht is, dan wel uit dubbel glas, isolerend gecoat glas, of dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat.
F. Gevels: de gevel dient te bestaan uit tenminste enkel glas en een scherm, dan wel uit dubbel glas, dan wel uit isolerend gecoat glas, dan wel uit dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat, dan wel dubbel te zijn beglaasd.
G. Verwarmingssysteem:
bij aanwezigheid van een verwarmingsketel dient deze een rendement te hebben van minimaal 84% berekend op de bovenste verbrandingswaarde van aardgas;
bij aanwezigheid van een ketel mag de rookgastemperatuur na de condensor maximaal 50 °C bedragen;
bij aanwezigheid van een ketel van 1998 of jonger, dient deze te zijn voorzien van een isolatielaag van tenminste 10 centimeter. Bij aanwezigheid van een ketel van voor 1998, dient deze te zijn voorzien van een isolatielaag van tenminste 5 centimeter;
de transportleiding dient te zijn uitgevoerd met transportpompen voorzien van frequentieregeling;
het verwarmingssysteem dient zo te zijn uitgevoerd dat het luchttemperatuursverschil in de kas (over 95% van het areaal) kleiner zijn dan 1,5 °C indien deze worden gemeten bij een vaste buistemperatuur van 60 °C of bij de maximum buistemperatuur indien deze lager is dan 60 °C, waarbij meting geschiedt zoals aangegeven in het certificatieschema.
H. Indien assimilatiebelichting wordt toegepast dient:
de eventueel aanwezige warmtekrachtkoppeling te zijn voorzien van een rookgascondensor met een zodanige capaciteit, dat de rookgassen worden afgekoeld tot 50 °C of een lagere temperatuur;
de eventuele aanwezige warmtekrachtkoppeling te zijn voorzien van een warmtebuffer met een volume van tenminste 60 m3/ha;
de eventuele aanwezige warmtekrachtkoppeling te zijn voorzien van een rookgasreinigingsinstallatie, en de rookgasstroom van de eventuele warmtekrachtkoppeling te worden aangewend voor koolstofdioxidedosering aan de planten.
I. Koolstofdioxide/rookgas-doseerinstallatie: er dient een koolstofdioxide/rookgas doseer-installatie te worden toegepast indien het bedrijf is voorzien van een ketel. Deze eis is niet van toepassing indien er een aansluiting is op een centraal koolstofdioxide-distributienet of indien minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2 wordt geleverd per as.
J. Sensoren: de klimaatsensoren voor temperatuur-, vocht- en koolstofdioxide-metingen dienen een individuele en totale meetnauwkeurigheid te hebben als aangegeven in `Normering van meetnauwkeurigheden van klimaatregeling in praktijkkassen' (PBG, Naaldwijk) of gelijkwaardig.
K. Controle op aanwezigheid en optimaal functioneren van de onderdelen dient te geschieden conform het certificatieschema.
De periodieke controle dient qua inhoud en frequentie te geschieden conform het certificatieschema en in ieder geval:
mede te bestaan uit een controle die betrekking heeft op onderdelen van een energiedoorlichting die uitgevoerd wordt zoals aangegeven in het certificatieschema;
betrekking te hebben op een gelijkmatige verdeling van het gedoseerde CO2 over de kas;
betrekking te hebben op eventuele ruitbreuk en de afdichting van de ramen in dek en gevel. Er dient overeenstemming te bestaan met de opleveringssituatie;
betrekking te hebben op de luchtramen. Deze dienen in de stand `gesloten' daadwerkelijk gesloten zijn, en
te resulteren in herstel van geconstateerde gebreken en afwijkingen binnen een maand na de controle.
L. Restwarmteaansluiting: indien de infrastructuur aanwezig is binnen 10 m van de perceelsgrens en de leverancier van restwarmte bereid en in staat is om restwarmte te leveren die ten minste 25% van de warmtevraag dekt, dient men aan te sluiten op deze infrastructuur en de beschikbare capaciteit aan te wenden. Deze eis is niet van toepassing indien er een warmtekrachtkoppeling aanwezig is met een thermisch vermogen van minimaal 30 W/m².
M. Centrale koolstofdioxide-levering: indien de infrastructuur aanwezig is binnen 10 m van de perceelsgrens en de leverancier van koolstofdioxide bereid en in staat is om koolstofdioxide te leveren die ten minste 75% van de koolstofdioxidevraag dekt, dient men aan te sluiten op deze infrastructuur en de beschikbare capaciteit aan te wenden. Deze eis is niet van toepassing indien er een warmtekrachtkoppeling aanwezig is met rookgasreiniging of indien minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2 wordt geleverd per as.
N. Klimaatregeling: het klimaat dient automatisch te worden geregeld door een klimaatcomputer.
O. Biologische gewasbescherming: dit dient te worden toegepast tenzij teelttechnisch omstandigheden dan wel het internationaal handelsverkeer dit onmogelijk maken.
P. Gegevens registratie dient minimaal plaats te vinden op het niveau van bijlage 1 bij het (concept) Besluit glastuinbouwbedrijven. De geregistreerde gegevens dienen ter beschikking te worden gesteld aan de eigenaar van het certificatieschema.
Q. Wettelijke voorschriften: ten behoeve van de inrichting dient men te beschikken over de eventueel van toepassing zijnde vergunningen als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer en aan te tonen dat de eventueel op de inrichting van toepassing zijnde meldingen als bedoeld in artikel 8.19 en artikel 8.41 van de Wet milieubeheer zijn geschied.
B. Gootsysteem: het gootsysteem dient :
te voorzien in een gescheiden condensafvoer;
E. Dek: het dek van de kas dient tenminste te bestaan uit enkel glas, dan wel uit dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat.
F. Gevels: de gevel dient te bestaan uit tenminste enkel glas, dan wel uit dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat.
bij aanwezigheid van een ketel dient de transportleiding te zijn uitgevoerd met transportpompen voorzien van frequentieregeling;
indien gebruik wordt gemaakt van heteluchtkachels, te zijn uitgerust met branders met een maximale NOx-emissie van 60 mg/m³ (3% O2)
het verwarmingssysteem dient bij het niet toepassen van heteluchtteelt, zo te zijn uitgevoerd, dat het luchttemperatuursverschil in de kas (over 95% van het areaal) kleiner zijn dan 1,5 °C indien deze worden gemeten bij een vaste buistemperatuur van 60 °C of bij de maximum buistemperatuur indien deze lager is dan 60 °C zoals aangegeven in het certficatieschema.
H. Koolstofdioxide/rookgas-doseerinstallatie: er dient een koolstofdioxide/rookgas doseer-installatie te worden toegepast indien het bedrijf is voorzien van een ketel. Deze eis is niet van toepassing indien er een aansluiting is op een centraal koolstofdioxide-distributienet of indien minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2 wordt geleverd per as.
I. Sensoren: de klimaatsensoren voor temperatuur-, vocht- en koolstofdioxide-metingen dienen een individuele en totale meetnauwkeurigheid te hebben als aangegeven in `Normering van meetnauwkeurigheden van klimaatregeling in praktijkkassen' (PBG, Naaldwijk) of gelijkwaardig.
J. Controle op aanwezigheid en optimaal functioneren van de onderdelen dient te geschieden conform het certificatieschema.
bij het niet toepassen van heteluchtteelt mede te bestaan uit een controle die betrekking heeft op onderdelen van een energiedoorlichting die uitgevoerd wordt zoals aangegeven in het certificatieschema;
bij het niet toepassen van heteluchtteelt betrekking te hebben op een gelijkmatige verdeling van de gedoseerde CO2 over de kas;
K. Restwarmteaansluiting: bij het niet toepassen van heteluchtteelt dient men indien de infrastructuur aanwezig is binnen 10 m van de perceelsgrens en de leverancier van restwarmte bereid en in staat is om restwarmte te leveren die ten minste 25% van de warmtevraag dekt, aan te sluiten op deze infrastructuur en de beschikbare capaciteit aan te wenden. Deze eis is niet van toepassing indien er een warmtekrachtkoppeling aanwezig is met een thermisch vermogen van minimaal 30 W/m².
L. Centrale koolstofdioxide-levering: bij het niet toepassen van heteluchtteelt dient men, indien de infrastructuur aanwezig is binnen 10 m van de perceelsgrens en de leverancier van koolstofdioxide bereid en in staat is om koolstofdioxide te leveren die ten minste 75% van de koolstofdioxidevraag dekt, aan te sluiten op deze infrastructuur en de beschikbare capaciteit aan te wenden. Deze eis is niet van toepassing indien er een warmtekrachtkoppeling aanwezig is met rookgasreiniging of indien minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2 wordt geleverd per as.
M. Klimaatregeling: het klimaat dient automatisch te worden geregeld door een klimaatcomputer.
N. Biologische gewasbescherming: dit dient te worden toegepast tenzij teelttechnisch omstandigheden dan wel het internationaal handelsverkeer dit onmogelijk maken.
O. Gegevens registratie dient minimaal plaats te vinden op het niveau van bijlage 1 bij het (concept) Besluit glastuinbouwbedrijven. De geregistreerde gegevens dienen ter beschikking te worden gesteld aan de eigenaar van het certificatieschema.
P. Wettelijke voorschriften: ten behoeve van de inrichting dient men te beschikken over de eventueel van toepassing zijnde vergunningen als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer en aan te tonen dat de eventueel op de inrichting van toepassing zijnde meldingen als bedoeld in artikel 8.19 en artikel 8.41 van de Wet milieubeheer zijn geschied.
Voorzieningen bij zware stookteelt algemeen
1. Hoofdtransportleiding van de verwarming in de grond: 1 punt
2. Vervallen
3. Warmteopslagtank van meer dan 100 m³/ha: 7 punten
4. Warmtekrachtkoppeling met rookgasreiniging en een rookgascondensor met rookgastemperatuur na de condensor van maximaal 50 °C. Punten volgens onderstaande tabel
5. Warmtepomp. Het aantal punten is gelijk aan het percentage van de energiebehoeftedekking: 0-100 punten
6. Aansluiting op centrale koolstofdioxide levering of levering per as van minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2: 15 punten
7. Aansluiting op restwarmtenet en een vermogen van:
10 W/m² thermisch: 7 punten
20 W/m² thermisch: 10 punten
30 W/m² thermisch: 13 punten
40 W/m² thermisch: 16 punten
60 W/m² thermisch: 20 punten
80 W/m² thermisch: 22 punten
8. Rookgascondensor met rookgastemperatuur na de condensor van maximaal 45 °C : 6 punten
9. Verbeterde raamafdichting/oplegging: 2 punten
10. Warmteopslag in aquifers. Het aantal punten is gelijk aan het percentage van de energiebehoeftedekking: 0-100 punten
11. Energiebehoefte wordt gedekt door het gebruik van een windturbine, fotovoltaïsche cellen of de inzet van biomassa als brandstof, alles ten behoeve van het tuinbouwbedrijf. Het aantal punten is gelijk aan het percentage van de energiebehoeftedekking: 0-100 punten
12. Lichtonderschepping door de goten (bepaald volgens de halve omtrekmethode) van:
maximaal 6,00%: 2 punten
maximaal 5,00%: 4 punten
13. Fundering en kasvoet geïsoleerd met een max. U-waarde van 2 W/m² K: 3 punten
14. Grondstoomsysteem met onderdruk: 3 punten
15. Verwarmingssysteem dat geïntegreerd is met buffer met een geautomatiseerd besturingssysteem van de ketelinstallatie dat aantoonbaar jaarlijks ingeregeld wordt: 2 punten
16. Centraal energiemanagementsysteem dat zorgdraagt voor gelijkmatige belasting van de warmtebronnen, dat starts en stops van de warmtebronnen tot een minimum beperkt, dat zorgdraagt voor een stabiele keteltemperatuur en waarmee elektriciteitspieken van de brander en CO2-ventilator worden vermeden: 2 punten
De punten binnen een nummer van de voorzieningen kunnen niet gesaldeerd worden. De punten voor de voorzieningen onder de nummers 15 en 16 kunnen niet gesaldeerd worden.
Voorzieningen bij zware stookteelt van andere gewassen dan tomaten, onderdeel energie
1. Kasdek voorzien van enkel scherm. Gevels voorzien van een gevelscherm of gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 7 punten
2. Kasdek van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of van dubbel glas. Gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 12 punten
3. Kasdek van isolerend gecoat glas met scherm. Gevels voorzien van isolerend gecoat glas met gevelscherm of gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 12 punten
4. Kasdek voorzien van dubbel scherm. Gevels voorzien van een gevelscherm of gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 15 punten
5. Kasdek enerzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat en anderzijds voorzien van een enkel scherm. Gevels enerzijds voorzien van een gevelscherm en anderzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of dubbel beglaasd: 19 punten
6. Kasdek enerzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat en anderzijds voorzien van een dubbel scherm. Gevels enerzijds voorzien van een gevelscherm en anderzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of dubbel beglaasd: 21 punten
De punten voor de voorzieningen onder de nummers 1 tot en met 6 kunnen niet gesaldeerd worden.
Voorzieningen bij zware stookteelt bij tomaten, onderdeel energie
1. Kasdek en gevels van isolerend gecoat glas:15 punten
2. Kasdek voorzien van enkel scherm. Gevels voorzien van een gevelscherm of gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 22 punten
3. Kasdek van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of van dubbel glas. Gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 27 punten
4. Kasdek van isolerend gecoat glas met scherm. Gevels voorzien van isolerend gecoat glas met gevelscherm of gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 27 punten
5. Kasdek voorzien van dubbel scherm. Gevels voorzien van een gevelscherm of gevels van dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 30 punten
6. Kasdek enerzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat en anderzijds voorzien van een enkel scherm. Gevels enerzijds voorzien van een gevelscherm en anderzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of dubbel beglaasd: 34 punten
7. Kasdek enerzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat en anderzijds voorzien van een dubbel scherm. Gevels enerzijds voorzien van een gevelscherm en anderzijds van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of dubbel beglaasd: 36 punten
De punten voor de voorzieningen onder de nummers 1 tot en met 7 kunnen niet gesaldeerd worden.
1. Fundering en kasvoet geïsoleerd met een maximale U-waarde van 2 W/m² K: 3 punten
3. Hoofdtransportleiding van de verwarming in de grond: 1 punt
4. Vervallen
5. Warmteopslagtank van meer dan 60 m³/ha: 7 punten
6. Warmtekrachtkoppeling met rookgasreiniging en een rookgascondensor met rookgastemperatuur na de condensor van maximaal 50 °C. Punten volgens onderstaande tabel
7. Warmtepomp. Het aantal punten is gelijk aan het percentage van de energiebehoeftedekking: 0-100 punten
8. Aansluiting op centrale koolstofdioxide levering of levering per as van minimaal 75% van de jaarlijkse behoefte aan CO2: 15 punten
9. Aansluiting op restwarmtenet en een vermogen van:
10a Rookgascondensor met rookgastemperatuur na de condensor van maximaal 50°C: 5 punten
10b Rookgascondensor met rookgastemperatuur na de condensor van maximaal 45°C: 8 punten
11 Verbeterde raamafdichting/oplegging: 2 punten
12 Warmteopslag in aquifers. Het aantal punten is gelijk aan het percentage van de energiebehoeftedekking: 0-100 punten
13 Energiebehoefte wordt gedekt door het gebruik van een windturbine, fotovoltaïsche cellen of de inzet van biomassa als brandstof, alles ten behoeve van het tuinbouwbedrijf. Het aantal punten is gelijk aan het percentage van de energiebehoeftedekking: 0-100 punten
14 Kasdek van isolerend gecoat glas:15 punten
15 Kasdek voorzien van enkel scherm:15 punten
16 Kasdek voorzien van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat of van dubbel glas:15 punten
17 Kasdek voorzien van isolerend gecoat glas met enkel scherm: 27 punten
18 Kasdek voorzien van dubbel scherm: 30 punten
19 Kasdek voorzien van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat, en voorzien van een enkel scherm: 30 punten
20 Kasdek voorzien van dubbel glas of van dubbelwandige niet flexibele kunststofplaat, en voorzien van dubbel scherm: 34 punten
21 Gevels voorzien van een gevelscherm of gevels van isolerend gecoat glas, dubbel glas of dubbelwandige niet flexibele kunststof plaat of dubbel beglaasde gevels: 3 punten
22 Lichtonderschepping door de goten (bepaald volgens de halve omtrekmethode) van:
23 Grondstoomsysteem met onderdruk: 3 punten
24 Verwarmingssysteem dat geïntegreerd is met buffer met een geautomatiseerd besturingssysteem van de ketelinstallatie dat aantoonbaar jaarlijks ingeregeld wordt: 2 punten
25 Centraal energiemanagementsysteem dat zorgdraagt voor gelijkmatige belasting van de warmtebronnen, dat starts en stops van de warmtebronnen tot een minimum beperkt, dat zorgdraagt voor een stabiele keteltemperatuur en waarmee elektriciteitspieken van de brander en CO2-ventilator worden vermeden: 2 punten
De punten voor de voorzieningen onder de nummers 14 tot en met 20 kunnen niet gesaldeerd worden.
De punten voor de voorzieningen onder de nummers 10a en 10b kunnen niet gesaldeerd worden
De punten voor de voorzieningen onder de nummers 24 en 25 kunnen niet gesaldeerd worden.
De punten binnen een nummer van de voorzieningen kunnen niet gesaldeerd worden.
1. Bij toepassing van assimilatiebelichting tenminste 95% reductie van de lichtuitstraling van 20.00 uur tot 4.00 uur gedurende de periode van 1 september tot 1 mei: 11 punten
1a Regenwateropslagbassin met een capaciteit zodanig dat minimaal 80% dekking van de jaarlijkse waterbehoefte met het bassin wordt gerealiseerd: 10 punten
1b Regenwateropslagbassin met een capaciteit zodanig dat minimaal 90% dekking van de jaarlijkse waterbehoefte met het bassin wordt gerealiseerd: 20 punten
2 Waterbereiding met behulp van omgekeerde osmose dan wel met andere selectieve zoutverwijderingstechniek: 10 punten
3 Gerichte irrigatie (fertigatie met dosering per plant) bij grondteelten zonder recirculatie: 15 punten
4 Recirculatie van het drainwater bij grondteelt: 20 punten
5 Vervallen
De punten voor de voorzieningen onder de nummers 1a en 1b kunnen niet gesaldeerd worden.
1. Insektengaas voor luchtramen: 15 punten
2. Selectieve waterontsmetting op pathogene bacteriën en schimmels bij recirculatie van voedingsoplossingen: 9 punten
3. Algehele waterontsmetting op pathogene bacteriën, schimmels, virussen en aaltjes: 13 punten
4. Zwavelverdampers: 13 punten
5. Mechanisch aangedreven of automatische spuitboom of spuitmast: 13 punten
6. Tunnelspuit: 3 punten
7. Mechanische kasdekreiniging: 10 punten
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling groenprojecten 2002", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.