Wet dualisering gemeentebestuur

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-02-2003.
Geldend van 19-02-2003 t/m 16-10-2003

Wet van 28 februari 2002 tot wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten tot dualisering van de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentebestuur)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het gemeentebestuur te dualiseren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel V

  • 1 De in artikel I, onderdeel MMMM, bedoelde verordeningen worden vastgesteld vóór de vaststelling van de begroting over het jaar 2004, doch uiterlijk op 15 november 2003. De in dit onderdeel bedoelde accountantsverklaring en het in dit onderdeel bedoelde verslag van bevindingen voldoen met ingang van het jaar 2004 aan de in dit onderdeel gestelde eisen.

  • 3 De raad kan besluiten de in het tweede lid genoemde termijn voor de vaststelling van de in artikel I, onderdeel NNNN, bedoelde verordening en de in artikel I, onderdelen D, N en DD, bedoelde gedragscodes met ten hoogste een jaar te verlengen.

Artikel VI

  • 1 De ambtenaar die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel WWW, werkzaam is op basis van een aanstelling door de raad, wordt met ingang van bedoelde datum van inwerkingtreding geacht te zijn aangesteld door het college.

  • 2 De door de raad op grond van de artikelen 125, 125c en 134 van de Ambtenarenwet vastgestelde voorschriften die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel WWW, gelden, worden met ingang van bedoelde datum van inwerkingtreding geacht te zijn vastgesteld door het college.

  • 3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de secretaris.

Artikel VIa

De in artikel I, onderdeel II, bedoelde rekenkamer of rekenkamerfunctie wordt ingesteld voor 1 januari 2006.

Artikel VIb

  • 2 Met ingang van de datum waarop de in artikel I, onderdeel ZZ, bedoelde griffier wordt benoemd, wordt de secretaris geacht te zijn aangesteld door het college en worden de door de raad op grond de artikelen 125, 125c en 134 van de Ambtenarenwet vastgestelde voorschriften ten aanzien van de secretaris geacht te zijn vastgesteld door het college.

  • 3 Tot de datum waarop de griffier wordt benoemd, staat de secretaris de raad en de door hem ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde en blijft de door de raad vastgestelde instructie op de secretaris van toepassing.

Artikel VII

  • 1 Commissies die zijn ingesteld op grond van artikel 82 van de Gemeentewet zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel KK, en waaraan voor deze datum bevoegdheden zijn overgedragen, kunnen deze bevoegdheden tot uiterlijk twee jaar na deze datum blijven uitoefenen of, bij eerdere opheffing van de commissie, tot de datum van opheffing, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk V van de Gemeentewet zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan bedoelde datum van inwerkingtreding.

Artikel VIIa

Commissies als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet, zoals dat luidt met ingang van de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel LL, voldoen uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van dit onderdeel aan de in artikel 84 gestelde eisen.

Artikel VIII

Artikel 91 van de Gemeentewet zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel TT, blijft van toepassing op vaste commissies van advies aan het college van burgemeester en wethouders of aan de burgemeester die zijn ingesteld voor deze datum, tot de dag van eerste samenkomst van de bij de periodieke verkiezing van 2002 gekozen leden van de raad.

Artikel VIIIa

Voor zover bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen en bij of krachtens de Kaderwet bestuur in verandering bij of krachtens de Gemeentewet gestelde regels van toepassing zijn verklaard, blijven de bij of krachtens de Gemeentewet gestelde regels zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, van toepassing.

Artikel VIIIb

Tot en met de jaarrekening over het jaar 2003 blijven de artikelen 198 tot en met 201 van de Gemeentewet, zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur, op de vaststelling van de jaarrekening van toepassing.

Artikel X

  • 1 [Red: Wijzigt deze wet.]

  • 2 [Red: Wijzigt de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet.]

Artikel Xa

Onze Minister zendt vóór 1 januari 2005 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel XII

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

  • 2 Bij koninklijk besluit kan ten aanzien van gemeenten waar op 6 maart 2002 geen stemming voor de verkiezing van de leden van de raad plaatsvindt, een ander tijdstip worden vastgesteld waarop deze wet in werking treedt. Daarbij kan voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan het tijdstip van inwerkingtreding verschillend worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 28 februari 2002

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Uitgegeven de vijfde maart 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals