Regeling amateurbouwluchtvaartuigen

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2005 en zichtdatum 01-05-2005.
Geldend van 01-05-2005 t/m 10-09-2008

Regeling amateurbouwluchtvaartuigen

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. amateurbouwluchtvaartuig:

een luchtvaartuig dat, al dan niet volgens eigen ontwerp, is gebouwd door een amateurbouwer voor privégebruik, zonder commercieel oogmerk;

b. log-entry:

een verklaring met betrekking tot uitgevoerde werkzaamheden;

c. luchtwerk:

een activiteit waarbij een luchtvaartuig wordt gebruikt voor speciale diensten;

d. minister:

de Minister van Verkeer en Waterstaat;

e. replica:

een amateurbouwluchtvaartuig, dat geheel of gedeeltelijk is nagebouwd volgens een bestaand ontwerp, al dan niet met gebruikmaking van de oorspronkelijke ontwerp- en bouwgegevens.

Paragraaf 2. Ontwerpeisen en ontwerpacceptatie amateurbouwluchtvaartuigen

Artikel 2

  • 1 Amateurbouwluchtvaartuigen voldoen aan een gelijkwaardig veiligheidsniveau als het veiligheidsniveau dat gewaarborgd wordt door de volgende luchtwaardigheidseisen voor:

    • a. zweefvliegtuigen: JAR 22;

    • b. motorzweefvliegtuigen: JAR 22;

    • c. zeer lichte vliegtuigen: JAR VLA;

    • d. kleine vliegtuigen, mits de startmassa in kilogrammen minstens vijf maal zo groot is als het maximum motorvermogen in kilowatt, het aantal zitplaatsen niet meer dan 4 bedraagt: JAR 23;

    • e. kleine helikopters: JAR 27, of

    • f. replica's: oorspronkelijke certificatiebasis.

  • 2 Voor de radiocommunicatie-, navigatie-, en identificatieapparatuur gelden de eisen inzake uitrustingsstukken en de verplichte instrumenten zijn van een toegelaten type.

Artikel 3

  • 1 Het ontwerp van een zelf ontworpen amateurbouwluchtvaartuig behoeft de acceptatie van de minister.

  • 2 De minister accepteert een ontwerp van een zelf ontworpen amateurbouwluchtvaartuig, met uitzondering van een replica, indien het ontwerp voldoet aan de eisen gesteld in artikel 2.

  • 3 Om aan te tonen dat aan de eisen gesteld in artikel 2 wordt voldaan, worden de volgende gegevens bij de minister ingediend:

    • a. een maatschets met hoofdafmetingen en een 3-zijden aanzicht waaruit, voor zover van toepassing, het volgende blijkt:

      • plaatsing van de motor of motoren;

      • plaatsing van de inzittende of inzittenden;

      • plaatsing van het landingsgestel;

      • vleugelopstelling;

      • opstelling stabilo.

    • b. een vergelijkende controlelijst ten opzichte van de desbetreffende JAR-code, geamendeerd tot de datum van aanvraag.

      De controlelijst bevat de volgende kolommen:

      JAR-....

      t/m change nr ....

      ONDERWERP

      TOEPASSELIJK-

      HEID en verwijzing naar BEWIJSVOERING

      ADVIES- PARAAF

      SOORT BEWIJSVOERING

      paragraafnummer

      onderwerp-nr (zie vierde lid onder b)

      (zie vierde onder c)

       

      (zie vierde onder e)

  • 4 In de kolommen van de controlelijst wordt het volgende vermeld:

    • a. in de eerste kolom worden de paragrafen van de desbetreffende luchtwaardigheidseisen vermeld, die betrekking hebben op een van de onder b vermelde onderwerpen;

    • b. in de tweede kolom wordt middels de cijfers 1 tot en met 7 aangegeven onder welk van de volgende 7 onderwerpen de des betreffende paragraaf valt:

      • algemeen,

      • prestaties,

      • stabiliteit en besturing,

      • constructies,

      • flutter,

      • voortstuwing,

      • systemen;

    • c. in de derde kolom wordt vermeld of de des betreffende paragraaf is toegepast, waarbij verwezen wordt naar het des betreffende rapport. Wanneer de paragraaf niet is toegepast wordt de reden daarvan toegelicht;

    • d. in de vierde kolom parafeert een door de minister, op voordracht van de aanvrager, geaccepteerde externe deskundige voor het controleren en in orde bevinden van het des betreffende rapport en

    • e. in de vijfde kolom wordt met de cijfers 1, 2 of 3 aangegeven welke van de volgende methode van bewijsvoering is toegepast:

      • analyse,

      • vliegproeven,

      • grondproeven.

  • 5 Met betrekking tot de controlelijst geldt voorts het volgende:

    • a. een amateurbouwluchtvaartuig wordt berekend op breuklast en op de maximale belasting die tijdens het gebruik te verwachten is;

    • b. een metalen amateurbouwluchtvaartuig wordt getest tot de maximale belasting die tijdens het gebruik te verwachten is en

    • c. voor een amateurbouwluchtvaartuig van een ander materiaal wordt door de minister na overleg met de ontwerper bepaald tot hoever wordt getest. De ontwerper doet hiertoe een voorstel.

  • 6 De eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het ontwerp ligt bij de ontwerper.

  • 7 Om aan te tonen dat een replica geschikt is voor amateurbouw worden de ontwerp- en bouwgegevens door de minister gevalideerd. De volgende aspecten komen hierbij aan de orde:

    • a. de oorspronkelijke certificatiebasis;

    • b. de volledigheid van het ontwerp tekeningenpakket;

    • c. de eventuele ontwerpwijzigingen zoals het gebruik van andere dan originele materialen; en

    • d. de complexiteit van de bouw.

Paragraaf 3. Verkrijgen van een speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid

Artikel 4

  • 1 Voor het verkrijgen van een speciaal-BvL voor een door de aanvrager gebouwd amateurbouwluchtvaartuig, waarvan het ontwerp reeds als acceptabel is beoordeeld, worden ingediend:

    • a. een specificatie van het luchtvaartuig;

    • b. een verklaring van de bouwer dat het amateurbouwluchtvaartuig gebouwd is conform het ontwerp en eventuele door de ontwerper geaccepteerde wijzigingen;

    • c. een verklaring, dat op grond van een globaal onderzoek geen belangrijke tekortkomingen zijn waargenomen, van een houder van een bewijs van bevoegdheid als grondwerktuigkundige of als zweefvliegtechnicus dan wel van een persoon die hiertoe door de minister is aangewezen;

    • d. de gegevens die nodig zijn om aan te tonen dat een niet zelf ontworpen amateurbouwluchtvaartuig voldoet aan de luchtwaardigheidseisen, welke op het amateurbouwluchtvaartuig van toepassing zijn. Dit kan met behulp van een bewijs van luchtwaardigheid dat voor hetzelfde type luchtvaartuig is afgegeven in een van de volgende landen:

      • Australië,

      • Canada,

      • Duitsland,

      • Frankrijk,

      • Verenigd Koninkrijk,

      • Verenigde Staten van Amerika, of

      • Zwitserland;

    • e. een verklaring dat alle verplichte wijzigingen zijn uitgevoerd en alle verplichte onderhoudsaanwijzingen zijn nagekomen;

    • f. een exemplaar van het bij het amateurbouwluchtvaartuig behorende vlieghandboek;

    • g. een omschrijving van alle verwisselbare onderdelen en uitrustingsstukken;

    • h. een omschrijving van de afwijkingen van het ontwerp met welke afwijkingen de minister heeft ingestemd;

    • i. een geluidsmeetrapport waaruit blijkt, dat het luchtvaartuig voldoet aan de geluidseisen van ICAO Annex 16, Vol. I.

  • 2 De aanvraag voor afgifte van een speciaal-BvL geschiedt door indiening bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn.

  • 3 Het model van het speciaal-BvL is overeenkomstig bijlage 1.

Artikel 5

Voor een niet in Nederland en niet door de aanvrager vervaardigd amateurbouwluchtvaartuig is artikel 4 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het eerste lid, onder b en c, en wordt tevens aangetoond, dat dat luchtvaartuig op het tijdstip van aankomst in Nederland was voorzien van een geldig, door

  • a. de Verenigde Staten van Amerika of Canada,

  • b. een aan de Multilaterale Overeenkomst inzake bewijzen van luchtwaardigheid van ingevoerde luchtvaartuigen (Trb. 1961, 117) deelnemende staat, of

  • c. een aan de JAA deelnemende staat, afgegeven bewijs, dat het des betreffende luchtvaartuig op dat tijdstip aan het luchtverkeer in de exporterende staat mocht deelnemen.

Artikel 6

In het door de minister uitgegeven vlieghandboek van een amateurbouwluchtvaartuig worden in ieder geval de volgende gebruiksbeperkingen opgenomen:

  • a. Dit amateurbouwluchtvaartuig mag niet worden gebruikt voor:

    • luchtarbeid;

    • vlieglessen;

    • commerciële doeleinden, zoals het vervoeren van passagiers of lading,

    • verhuur of rondvluchten;

    • IFR-vluchten;

    • vluchten boven of binnen een afstand van 100 meter van de bebouwde kommen, gebouwen, industriegebieden, havengebieden of mensenverzamelingen, tenzij benodigd voor start en landing;

  • b. in en op het amateurbouwluchtvaartuig wordt duidelijk aangegeven dat het een experimenteel luchtvaartuig betreft waarvan niet is aangetoond dat het voldoet aan de internationale veiligheidseisen voor luchtvaartuigen;

  • c. de gezagvoerder informeert iedere passagier voorafgaand aan de vlucht over het experimentele karakter van dit luchtvaartuig.

Paragraaf 4. Wijziging van amateurbouwluchtvaartuigen

Artikel 7

  • 1 Wijzigingen van een amateurbouwluchtvaartuig behoeven de instemming van de minister en de minister stemt in met het ontwerp van een wijziging van een amateurbouwluchtvaartuig indien:

    • a. met betrekking tot het ontwerp:

      • de wijziging is goedgekeurd door de originele ontwerper of kitfabrikant van het luchtvaartuig, of

      • voor de wijziging van een zelf ontworpen amateurbouwluchtvaartuig of een amateurbouwluchtvaartuig waarvan de originele ontwerper of kitfabrikant niet meer bestaat, volgens de regels gesteld in artikel 3 is aangetoond dat aan de van toepassing zijnde luchtwaardigheidseisen volgens artikel 2 is voldaan;

    • b. met betrekking tot de geluidsproductie:

      • de uitvoerende aan de hand van bijlage 2 bij deze regeling heeft vastgesteld dat de wijziging geen invloed heeft op de geluidsproductie van het luchtvaartuig, of

      • de minister heeft verklaard dat de gewijzigde configuratie van het luchtvaartuig voldoet aan de op het tijdstip van uitvoering geldende geluidseisen;

    • c. met betrekking tot de gegevens of het vlieghandboek:

      • de uitvoerende aan de hand van bijlage 3 heeft vastgesteld dat de wijziging geen invloed heeft op de gegevens van het luchtvaartuig die zijn vastgelegd in het Nederlandse luchtvaartuigregister of het door de minister uitgegeven vlieghandboek, of

      • de uitvoerende de gewijzigde configuratie heeft gemeld aan de minister, en

    • d. de uitvoerende vastgesteld heeft dat deze wijziging in combinatie met eerder uitgevoerde wijzigingen geen nadelige invloed op de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig heeft.

  • 2 De instemming, bedoeld in het eerste lid, geldt alleen indien bij het uitvoeren van een wijziging aantoonbaar gebruik wordt gemaakt van de benodigde informatie van de volgens het eerste lid ingestemde wijziging.

  • 3 De aanvraag voor:

    • a. het verkrijgen van instemming met het ontwerp van een wijziging van een amateurbouwluchtvaartuig, en

    • b. het verkrijgen van de verklaring ten aanzien van het voldoen aan de geluidseisen,

    • c. alsmede de melding dat de uitvoering van een wijziging die invloed heeft op de gegevens van het luchtvaartuig die zijn vastgelegd in het Nederlands luchtvaartuigregister of in het door de minister uitgegeven vlieghandboek,

      wordt ingediend bij de minister, middels een behoorlijk ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister te verkrijgen zijn.

  • 4 Bij de aanvraag en de melding, genoemd in het derde lid, worden de voor de beoordeling noodzakelijke gegevens gevoegd.

  • 5 Wanneer de bij de aanvraag of de melding gevraagde aanvullende informatie niet binnen 6 maanden wordt verstrekt, vervalt de aanvraag en de melding en worden deze terug gezonden.

  • 6 Een inspectie van het ingebouwde ontwerp kan onderdeel uitmaken van de beoordelingsprocedure.

  • 7 De aanvraag, genoemd in het derde lid, wordt in tweevoud ingediend.

  • 8 De melding genoemd in het derde lid en de bijlagen bij de aanvraag of de melding kunnen in enkelvoud worden ingediend.

  • 9 De aanvraag wordt ten minste vier weken voor de gewenste datum van verkrijging van instemming ingediend, de melding zo spoedig mogelijk na de uitvoering van de wijziging.

  • 10 Verkregen instemming met de in het derde lid genoemde aanvraag blijkt uit een stempel en een handtekening namens de minister op het formulier.

Paragraaf 5. Verlenging van het speciaal-BvL

Artikel 8

  • 1 Voor het verlengen van de termijn van geldigheid van het speciaal-BvL wordt door de houder van een amateurbouwluchtvaartuig een aanvraag ingediend bij de minister door middel van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn.

  • 2 De aanvraag wordt vergezeld van:

    • a. een verklaring waaruit blijkt dat het amateurbouwluchtvaartuig nog steeds in luchtwaardige toestand verkeert;

    • b. een verklaring waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de van toepassing zijnde luchtwaardigheidsaanwijzingen (AD) en bijzondere luchtwaardigheidsaanwijzingen (BLA);

    • c. een verklaring waaruit blijkt dat eventuele wijzigingen zijn goedgekeurd door de ontwerper;

    • d. een verklaring waaruit blijkt dat de minister heeft ingestemd met eventuele geluidswijzigingen en wijzigingen van de verplichte instrumenten, radio en transponder, onder vermelding van het instemmingsnummer van de wijziging;

    • e. een verklaring waaruit blijkt dat het amateurbouwluchtvaartuig is onderhouden conform de aanwijzingen van de ontwerper;

    • f. een opgave van het aantal vlieguren tijdens de voorgaande 12 maanden.

  • 3 Bij de aanvraag wordt een log-entry gevoegd waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de onderhoudsaanwijzingen voor luchtvaartmaterieel (OAL).

Paragraaf 6. Buitenlandse amateurbouwluchtvaartuigen

Artikel 9

Ten behoeve van het tijdelijk gebruik in het Nederlandse luchtruim van in andere lidstaten van de European Civil Aviation Conference ingeschreven amateurbouwluchtvaartuigen, welke niet voorzien zijn van een geldig bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet luchtvaart, gelden de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. door het bevoegde gezag van de desbetreffende lidstaat, die het bewijs van inschrijving heeft afgegeven, is tevens een bewijs afgegeven waaruit blijkt dat de uitoefening van de luchtvaart met het betrokken luchtvaartuig in die staat is toegestaan, en

  • b. de door het bevoegd gezag van de desbetreffende lidstaat vastgestelde voorwaarden voor en beperkingen van het gebruik van het luchtvaartuig worden nagekomen.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 oktober 2001.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling amateurbouwluchtvaartuigen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Bijlage 2. bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b

Geluidscriteria

Alle wijzigingen die aan één van onderstaande criteria voldoen hebben invloed op de geluidsproductie of de toegestane geluidsproductie van het luchtvaartuig en voor de uitvoering moet de minister met het ontwerp hebben ingestemd.

  • 1. Elke wijziging die een verandering van het maximum startgewicht van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

  • 2. Elke wijziging die een verandering in de klimprestaties van het luchtvaartuig met zich mee brengt. De relevante klimprestaties zijn onder andere:

    • a) de best rate of climb,

    • b) de best rate of climb speed,

    • c) de stallspeed,

    • d) de never exceed speed,

    • e) de startrollengte en

    • f) de afstand tot 15 m hoogte.

  • 3. Elke wijziging aan de voortstuwingsinrichting. Deze bestaat uit onder andere:

    • a) de motor,

    • b) de propeller,

    • c) de rotor.

    • d) de inlaat,

    • e) de uitlaat,

    • f) de geluidsabsorberende bekleding,

    • g) de overbrenging,

    • h) de motorregeling en

    • i) de motorlimitaties.

  • 4. Elke wijziging waardoor de luchtstroming in motor, propeller, of rotor wijzigt. Dit is bijvoorbeeld:

    • a) het plaatsen van probes in de motorinlaat,

    • b) het veranderen van de motorcowling,

    • c) het verlengen of verkorten van de propelleras en

    • d) verandering in flap-settings.

  • 5. Elke wijziging waardoor de eventuele geluidafschermende of -reflecterende werking van delen van het luchtvaartuig zou kunnen veranderen.

  • 6. Elke wijziging waardoor holtes zouden kunnen ontstaan, die door de luchtstroom in resonantie worden gebracht. Dit zijn onder andere:

    • a) veranderingen in/aan de landingslichten;

    • b) veranderingen in/aan de torquelinks,

    • c) veranderingen in/aan de wielassen,

    • d) veranderingen in/aan de landingssteldeuren,

    • e) veranderingen in/aan de luchtinlaten,

    • f) veranderingen in/aan de overloopvalves en

    • g) veranderingen in/aan de brandstofvulpunten.

  • 7. Elke wijziging die een verandering van de normale operating procedures met zich mee brengt.

  • 8. Elke andere wijziging waarvan uit de documentatie blijkt dat die een verandering van het geluid teweeg brengt.

Bijlage 3. bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c

Meldingscriteria

Alle wijzigingen die aan één van onderstaande criteria voldoen hebben invloed op de gegevens van het luchtvaartuigregister of het door de minister uitgegeven vlieghandboek en moeten gemeld worden aan de minister.

  • 1. Elke wijziging die een verandering van het maximum startgewicht van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

  • 2. Elke wijziging die een verandering van het maximum landingsgewicht van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

  • 3. Elke wijziging die een verandering van de modelaanduiding van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

  • 4. Elke wijziging van het type of model van de motor.

  • 5. Elke wijziging van het type of model van de propeller.

  • 6. Elke wijziging van het type of model van de radio-communicatie apparatuur (COM set).

Wijzigingen die voldoen aan criterium 1, 2, 3, 4, 5, of 6, zijn van invloed op het luchtvaartuigregister.

Wijzigingen die voldoen aan criterium 3 zijn van invloed op het door de minister uitgegeven vlieghandboek.