Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2004.
Geldend van 01-04-2003 t/m 30-09-2006

Besluit van 15 april 2002 tot uitvoering van de artikelen 21 en 23 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 17 december 2001, Directie Wetgeving, nr. 5139778/01/6;

Gelet op de artikelen 21 en 23 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

Gelet op artikel 1 van de Consulaire Wet;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 7 maart 2002, nr. W03.01.0682/I/K);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 9 april 2002, Directie Wetgeving, nr. 5156838/02/6;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. – Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

Tot het in ontvangst nemen van optieverklaringen en naturalisatieverzoeken zijn bevoegd

  • a. in Nederland: de burgemeesters;

  • b. in de Nederlandse Antillen: de gezaghebbers;

  • c. in Aruba: de Gouverneur;

  • d. in het buitenland: de hoofden van de diplomatieke en consulaire posten.

Artikel 3

  • 1 Optieverklaringen, naturalisatieverzoeken en verklaringen van afstand van het Nederlanderschap worden in persoon afgelegd of ingediend.

  • 2 Indien om zwaarwegende redenen van de optant of de verzoeker, dan wel van de persoon die afstand van het Nederlanderschap wil doen, niet kan worden verlangd dat hij de verklaring of het verzoek in persoon aflegt of indient, kan hij deze of dit laten afleggen of indienen door een daartoe schriftelijk gemachtigde meerderjarige persoon, mits voldoende zekerheid kan worden verkregen over de identiteit van de optant of de verzoeker dan wel de persoon die afstand doet, en van de gemachtigde. Onder zwaarwegende redenen worden in ieder geval gerekend de fysieke of psychische onmogelijkheid in persoon te verschijnen voor het afleggen van de verklaring of het indienen van het verzoek.

  • 3 De verklaring of het verzoek wordt op schrift gesteld en door de betrokkene of, in voorkomend geval, door zijn wettelijke vertegenwoordiger of gemachtigde ondertekend.

Artikel 4

  • 2 Indien de optieverklaring of het naturalisatieverzoek wegens niet- of niet tijdige betaling van het verschuldigde bedrag buiten behandeling wordt gesteld, wordt daarvan aan de betrokkene schriftelijk kennis gegeven.

Artikel 5

De in artikel 2 genoemde autoriteiten verstrekken op de bij ministeriële regeling te bepalen wijze en tijdstippen inlichtingen omtrent de behandeling van de optieverklaringen die voor hen zijn afgelegd.

Hoofdstuk II. – Administratieve behandeling van optieverklaringen

Paragraaf 1. Optieverklaringen – algemene bepalingen

Artikel 6

  • 1 Bij het afleggen van een optieverklaring verstrekt de optant betreffende zichzelf, voorzoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot:

    • a. geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen;

    • b. geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland;

    • c. adres, postcode en woonplaats;

    • d. geslacht;

    • e. nationaliteit of nationaliteiten;

    • f. tegenwoordige en, voor zoveel nodig, eerdere verblijfsrechtelijke status;

    • g. duur van huidige toegelaten verblijf in het Koninkrijk en, indien van toepassing, duur van eerder toegelaten verblijf in het Koninkrijk;

    • h. indien van toepassing, bestaan en duur van het huwelijk of geregistreerd partnerschap, dan wel de ontbinding daarvan, alsmede ten aanzien van de echtgenoot of partner de gegevens hierboven bedoeld onder a tot en met e;

    • i. indien van toepassing, betreffende de minderjarige kinderen van de optant, de gegevens hierboven bedoeld onder a tot en met e, en onder g;

    • j. indien van toepassing, betreffende de ouders van de optant, de gegevens bedoeld in de onderdelen a tot en met g;

    • k. indien het een minderjarige betreft over wie gezag wordt uitgeoefend, de gegevens bedoeld in de onderdelen a tot en met e van degene of degenen die dit gezag uitoefenen;

    • l. de overige gegevens die naar het oordeel van de tot het in ontvangst nemen van de verklaring bevoegde autoriteit nodig zijn voor de beoordeling van het geval.

  • 2 In de optieverklaring vermeldt de optant de minderjarige kinderen en kindskinderen die hij in zijn optie wenst te betrekken. Hij verstrekt over hen, voorzoveel mogelijk, de gegevens bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Betrekt de optant in zijn optieverklaring mede een kind dat de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, dan is vereist dat het kind op de wijze bepaald in artikel 3 verklaart in te stemmen met de optie.

  • 4 De optant legt een schriftelijke en ondertekende verklaring over dat de gevraagde gegevens naar waarheid zijn verstrekt en dat geen relevante gegevens zijn verzwegen. Behoudens in de gevallen waarin toelating niet is vereist, verklaart hij op dezelfde wijze dat in het kader van de verkrijging en het behoud van de verblijfsvergunning van hemzelf en de overige in de optieverklaring genoemde personen de gevraagde gegevens naar waarheid zijn verstrekt en dat geen relevante gegevens zijn verzwegen.

  • 5 De autoriteit die de optieverklaring in ontvangst neemt, kan verlangen dat de optant de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Hij kan tevens verlangen dat die aanvullende gegevens worden verstrekt indien dit naar zijn oordeel nodig is voor de beoordeling van het geval.

Paragraaf 2. Administratieve behandeling van optieverklaringen in Nederland

Artikel 7

  • 1 De burgemeester neemt de optieverklaringen in ontvangst van optanten die als ingezetenen zijn ingeschreven in de basisadministratie van zijn gemeente.

  • 2 Hij neemt tevens in ontvangst de optieverklaringen van optanten die ingevolge wettelijke voorschriften niet voor inschrijving als ingezetene in de basisadministratie in aanmerking komen, indien zij hoofdverblijf hebben in zijn gemeente.

  • 3 Hij neemt bovendien in ontvangst de optieverklaringen van optanten die in zijn gemeente verblijf hebben en nergens ter wereld hun hoofdverblijf.

  • 4 De in het eerste tot en met het derde lid bedoelde optanten ontvangen een afschrift van hun optieverklaring.

  • 5 De burgemeester neemt geen optieverklaringen in behandeling van anderen dan die genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

  • 6 Optieverklaringen worden bij ontvangst voorzien van een datum en een dienststempel.

Artikel 8

  • 2 Na de betaling van het verschuldigde optiegeld, of na de beslissing tot ontheffing van die betaling neemt de burgemeester de optieverklaring in behandeling en beoordeelt hij deze op haar volledigheid. Zo nodig verzoekt hij om aanvulling van de gegevens.

Artikel 9

  • 1 Nadat hij de optieverklaring in behandeling heeft genomen, toetst de burgemeester de door de optant verstrekte gegevens aan de gegevens die in de gemeentelijke basisadministratie zijn opgenomen.

  • 2 Met betrekking tot personen die in de optieverklaring zijn genoemd en die geen ingezetenen zijn van zijn gemeente verzoekt hij zo nodig, al naar gelang de plaats waar zij als ingezetene zijn ingeschreven in de basisadministratie, aan de burgemeester van de betreffende gemeente om binnen vier weken, of aan de gezaghebber van het betreffende eilandgebied, dan wel aan de Minister van Algemene Zaken van Aruba om binnen tien weken de hem verstrekte gegevens te toetsen.

  • 3 Met betrekking tot personen die in de optieverklaring zijn genoemd en die geen hoofdverblijf hebben in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, verzoekt hij, zo nodig, de Minister van Buitenlandse Zaken de hem verstrekte gegevens zo mogelijk binnen tien weken te toetsen.

  • 4 Hij verzoekt de Minister van Buitenlandse Zaken de gegevens van personen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen vier weken te toetsen aan de gegevens die zijn opgenomen in het door deze gehouden register.

  • 5 Hij onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid van de gegevens die niet op de in het eerste tot en met het vierde lid aangegeven wijze kunnen worden getoetst.

  • 6 De in het tweede tot en met het vierde lid genoemde autoriteiten zijn verplicht de genoemde medewerking te verlenen.

Artikel 10

  • 1 Behoudens in de gevallen waarin toelating niet vereist is, onderzoekt de burgemeester de verblijfsrechtelijke status van de optant en van de personen die tot medeverkrijging in de optieverklaring zijn genoemd. Zo nodig verwijst hij de optant voor een bewijs van toelating naar de daartoe bevoegde instanties.

  • 3 In de gevallen, bedoeld in het vijfde lid van artikel 6 van de Rijkswet, treedt hij met de optant in overleg over de vaststelling en de spelling van geslachtsnaam en voornaam of voornamen van de personen die in de optieverklaring zijn genoemd, en over de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens waarin de namen van de optant en van de personen die hij in zijn optie wenst te betrekken, zullen worden overgebracht.

  • 4 Hij stelt de andere in de optieverklaring genoemde personen, die de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, alsook de wettelijke vertegenwoordiger en de in het vierde lid van artikel 2 van de Rijkswet bedoelde andere ouder van deze personen op hun verzoek in de gelegenheid hun zienswijze inzake de optie alsook inzake de naamsvaststelling kenbaar te maken.

Artikel 11

  • 1 Nadat de burgemeester heeft vastgesteld dat is voldaan aan de aan de optie gestelde voorwaarden, bevestigt hij de optant schriftelijk de verkrijging van het Nederlanderschap onder vermelding van de naam, woonplaats en geboortedatum van de personen die in de verkrijging delen. Hij bericht gelijktijdig ten aanzien van welke personen hij de bevestiging weigert.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de wijze waarop de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap aan de optant wordt bekendgemaakt, alsook betreffende de inname van de verblijfsdocumenten van de optant en van de personen die in de verkrijging delen.

Artikel 12

  • 1 De burgemeester zendt de optieverklaring, de afgelegde waarheidsverklaringen, bedoeld in artikel 6, vierde lid, de gegevens betreffende de toelating en de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap in afschrift aan Onze Minister.

  • 2 Hij archiveert de optieverklaringen en de daarbij behorende documenten, alsmede afschriften van de bevestigingen gedurende tenminste twaalf jaar na de bekendmaking.

Paragraaf 3. Administratieve behandeling van optieverklaringen in de Nederlandse Antillen

Artikel 13

  • 1 De gezaghebber neemt de optieverklaringen in ontvangst van optanten die als ingezetenen zijn ingeschreven in de basisadministratie van zijn eilandgebied.

  • 2 Hij neemt tevens in ontvangst de optieverklaringen van optanten die ingevolge de ter plaatse geldende voorschriften omtrent de basisadministratie niet voor inschrijving als ingezetene in de basisadministratie in aanmerking komen, indien zij hoofdverblijf hebben in zijn eilandgebied.

  • 3 Hij neemt bovendien in ontvangst de optieverklaringen van optanten die in zijn eilandgebied verblijf hebben en nergens ter wereld hoofdverblijf hebben.

  • 4 De in het eerste tot en met het derde lid bedoelde optanten ontvangen een afschrift van hun optieverklaring.

  • 5 De gezaghebber neemt geen optieverklaringen in behandeling van anderen dan die genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

  • 6 Optieverklaringen worden bij ontvangst voorzien van een datum en een dienststempel.

Artikel 14

  • 2 Na de betaling van het verschuldigde optiegeld, of na de beslissing tot ontheffing van die betaling, neemt de gezaghebber de optieverklaring in behandeling en beoordeelt hij deze op haar volledigheid. Zo nodig verzoekt hij om aanvulling van de gegevens.

Artikel 15

  • 1 Nadat hij de optieverklaring in behandeling heeft genomen, toetst de gezaghebber de door de optant verstrekte gegevens aan de gegevens die in de basisadministratie zijn opgenomen.

  • 2 Met betrekking tot personen die in de optieverklaring zijn genoemd en die geen hoofdverblijf hebben in zijn eilandgebied verzoekt hij zo nodig, al naar gelang de plaats waar zij als ingezetene zijn ingeschreven in de basisadministratie, de gezaghebber van het betreffende eilandgebied om binnen vier weken, en de Minister van Algemene Zaken van Aruba of de burgemeester van de gemeente om binnen tien weken de hem verstrekte gegevens te toetsen.

  • 3 Met betrekking tot personen die in de optieverklaring zijn genoemd en die geen hoofdverblijf hebben in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, verzoekt hij, zo nodig, de Minister van Buitenlandse Zaken de hem verstrekte gegevens zo mogelijk binnen tien weken te toetsen.

  • 4 Hij verzoekt in het voorkomende geval de Minister van Buitenlandse Zaken de gegevens van personen, bedoeld in artikel 13, tweede lid, binnen vier weken te toetsen aan de gegevens die zijn opgenomen in het door deze gehouden register.

  • 5 Hij onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid van de gegevens die niet op de in het eerste tot en met het vierde lid aangegeven wijze kunnen worden getoetst.

  • 6 De in het tweede tot en met het vierde lid genoemde autoriteiten zijn verplicht de genoemde medewerking te verlenen.

Artikel 16

  • 1 Behoudens in de gevallen waarin toelating niet vereist is, onderzoekt de gezaghebber de verblijfsrechtelijke status van de optant en van de personen die tot medeverkrijging in de optieverklaring zijn genoemd. Zo nodig verwijst hij de optant voor een bewijs van toelating naar de daartoe bevoegde instanties.

  • 3 In de gevallen, bedoeld in het vijfde lid van artikel 6 van de Rijkswet, treedt hij met de optant in overleg over de vaststelling en de spelling van geslachtsnaam en voornaam of voornamen van de personen die in de optieverklaring zijn genoemd, en over de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens waarin de namen van de optant en van de personen die hij in zijn optie wenst te betrekken, zullen worden overgebracht.

  • 4 Hij stelt de andere in de optieverklaring genoemde personen, die de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, alsook de wettelijke vertegenwoordiger en de in het vierde lid van artikel 2 van de Rijkswet bedoelde andere ouder van deze personen op hun verzoek in de gelegenheid hun zienswijze inzake de optie alsook inzake de naamsvaststelling kenbaar te maken.

Artikel 17

  • 1 Nadat de gezaghebber heeft vastgesteld dat voldaan is aan de aan de optie gestelde voorwaarden, bevestigt hij de optant schriftelijk de verkrijging van het Nederlanderschap onder vermelding van de naam, geboortedatum en woonplaats van de personen die in de verkrijging delen. Hij bericht gelijktijdig ten aanzien van welke personen hij de bevestiging weigert.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen, de gezaghebber gehoord en indien het hem betreft na overleg met de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen, nadere regels worden gesteld betreffende de wijze waarop de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap aan de optant bekendgemaakt wordt, alsook betreffende de inname van de verblijfsdocumenten van de optant en van de personen die in de verkrijging delen.

Artikel 18

  • 1 De gezaghebber zendt de optieverklaring, de afgelegde waarheidsverklaringen, bedoeld in artikel 6, vierde lid, de gegevens betreffende de toelating en de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap in afschrift aan Onze Minister. Hij zendt tevens een afschrift van de optieverklaring en van de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap aan de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen.

  • 2 Hij archiveert de optieverklaringen en de daarbij behorende documenten alsmede afschriften van de bevestigingen gedurende tenminste twaalf jaar na de bekendmaking.

Paragraaf 4. Administratieve behandeling van optieverklaringen in Aruba

Artikel 19

  • 1 De Gouverneur neemt de optieverklaringen in ontvangst van optanten die als ingezetenen zijn ingeschreven in de basisadministratie van Aruba.

  • 2 Hij neemt tevens in ontvangst de optieverklaringen van optanten die ingevolge de ter plaatse geldende voorschriften omtrent de basisadministratie niet voor inschrijving als ingezetene in de basisadministratie in aanmerking komen, indien zij hoofdverblijf hebben in Aruba.

  • 3 Hij neemt bovendien in ontvangst de optieverklaringen van optanten die in Aruba verblijf hebben en nergens ter wereld hoofdverblijf.

  • 4 De in de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde optanten ontvangen een afschrift van hun optieverklaring.

  • 5 De Gouverneur neemt geen optieverklaringen in behandeling van anderen dan die genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

  • 6 Optieverklaringen worden bij ontvangst voorzien van een datum en een dienststempel.

Artikel 20

  • 2 Na de betaling van het verschuldigde optiegeld, of na de beslissing tot ontheffing van die betaling, neemt de Gouverneur de optieverklaring in behandeling en beoordeelt hij deze op haar volledigheid. Zo nodig verzoekt hij om aanvulling van de gegevens.

Artikel 21

  • 1 Nadat hij de optieverklaring in behandeling heeft genomen, verzoekt de Gouverneur de Minister van Algemene Zaken van Aruba de door de optant verstrekte gegevens te toetsen aan de gegevens die in de basisadministratie zijn opgenomen.

  • 2 Met betrekking tot personen die in de optieverklaring zijn genoemd en die geen hoofdverblijf hebben in Aruba verzoekt hij zo nodig, al naar gelang de plaats waar zij als ingezetene zijn ingeschreven in de basisadministratie, aan de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber van het eilandgebied om binnen tien weken de hem verstrekte gegevens te toetsen.

  • 3 Met betrekking tot personen die in de optieverklaring zijn genoemd en die geen hoofdverblijf hebben in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, verzoekt hij, zo nodig, de Minister van Buitenlandse Zaken de hem verstrekte gegevens zo mogelijk binnen tien weken te toetsen.

  • 4 Hij verzoekt in het voorkomende geval de Minister van Buitenlandse Zaken de gegevens van personen, bedoeld in artikel 19, tweede lid, binnen vier weken te toetsen aan de gegevens die zijn opgenomen in het door deze gehouden register.

  • 5 Hij onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid van de gegevens die niet op de in het eerste tot en met het vierde lid aangegeven wijze kunnen worden getoetst.

  • 6 De in het tweede tot en met het vierde lid genoemde autoriteiten zijn verplicht de genoemde medewerking te verlenen.

Artikel 22

  • 1 Behoudens in de gevallen waarin toelating niet is vereist, onderzoekt de Gouverneur de verblijfsrechtelijke status van de optant en van de personen die in de optieverklaring zijn genoemd. Zo nodig verwijst hij de optant voor een bewijs van toelating naar de daartoe bevoegde instanties.

  • 3 In de gevallen bedoeld in het vijfde lid van artikel 6 van de Rijkswet treedt hij met de optant in overleg over de vaststelling en de spelling van geslachtsnaam en voornaam of voornamen van de personen die in de optieverklaring zijn genoemd, en over de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens waarin de namen van de optant en van de personen die hij in zijn optie wenst te betrekken, zullen worden overgebracht.

  • 4 Hij stelt de andere in de optieverklaring genoemde personen, die de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, alsook de wettelijke vertegenwoordiger en de in het vierde lid van artikel 2 van de Rijkswet bedoelde andere ouder van deze personen op hun verzoek in de gelegenheid hun zienswijze inzake de optie alsook inzake de naamsvaststelling kenbaar te maken.

Artikel 23

  • 1 Nadat de Gouverneur heeft vastgesteld dat voldaan is aan de aan de optie gestelde vereisten, bevestigt hij de optant schriftelijk de verkrijging van het Nederlanderschap onder vermelding van de naam, geboortedatum en woonplaats van de personen die in de verkrijging delen. Hij bericht gelijktijdig ten aanzien van welke personen hij de bevestiging weigert.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen, de Gouverneur gehoord en indienhet hem betreft na overleg met de Minister van Algemene Zaken van Aruba, nadere regels worden gesteld betreffende de wijze waarop de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap aan de optant wordt bekendgemaakt, alsook betreffende de inname van de verblijfsdocumenten van de optant en de personen die in de verkrijging delen.

Artikel 24

  • 1 De Gouverneur zendt de optieverklaring, de waarheidsverklaringen, bedoeld in artikel 6, vierde lid, de gegevens betreffende de toelating en de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap in afschrift aan Onze Minister. Hij zendt tevens een afschrift van de optieverklaring en van de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap aan de Minister van Algemene Zaken van Aruba.

  • 2 Hij archiveert de optieverklaringen en de daarbij behorende documenten alsmede afschriften van de bevestigingen gedurende tenminste twaalf jaar na de bekendmaking.

Paragraaf 5. Administratieve behandeling van optieverklaringen in het buitenland

Artikel 25

  • 1 Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post neemt de optieverklaringen in ontvangst van optanten die hoofdverblijf hebben in het ressort van zijn diplomatieke of consulaire post.

  • 2 Hij neemt eveneens de optieverklaringen in ontvangst van optanten die verblijf hebben in het ressort van zijn diplomatieke of consulaire post en nergens ter wereld hun hoofdverblijf.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde optanten ontvangen een afschrift van hun optieverklaring.

  • 4 Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post neemt geen optieverklaringen in behandeling van anderen dan die genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

  • 5 Optieverklaringen worden bij ontvangst voorzien van een datum en een dienststempel.

Artikel 26

  • 1 Alvorens de optieverklaring in behandeling te nemen onderzoekt het hoofd van de diplomatieke of consulaire post de betalingsverplichting van de optant overeenkomstig het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002. Tenzij de optant voor vrijstelling of gehele ontheffing in aanmerking komt, betaalt hij bij het afleggen van zijn optieverklaring het volgens het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002 verschuldigde optiegeld.

  • 2 Na de betaling van het verschuldigde optiegeld, of na de beslissing tot ontheffing van die betaling, neemt het hoofd van de diplomatieke of consulaire post de optieverklaring in behandeling en beoordeelt hij deze op haar volledigheid. Zo nodig verzoekt hij om aanvulling van de gegevens.

Artikel 27

  • 1 Nadat hij de optieverklaring in behandeling heeft genomen, toetst het hoofd van de diplomatieke of consulaire post de door de optant verstrekte gegevens aan de gegevens die in zijn administratie zijn opgenomen.

  • 2 Met betrekking tot personen die in de optieverklaring zijn genoemd en die geen hoofdverblijf hebben in zijn ressort verzoekt hij zo nodig, al naar gelang de plaats waar zij als ingezetene zijn ingeschreven in de basisadministratie, aan de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber van het eilandgebied, dan wel de Minister van Algemene Zaken van Aruba, om de hem verstrekte gegevens binnen tien weken te toetsen.

  • 3 Met betrekking tot personen die in de optieverklaring zijn genoemd en die geen hoofdverblijf hebben in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, verzoekt hij zo nodig, de Minister van Buitenlandse Zaken de hem verstrekte gegevens binnen vier weken te toetsen.

  • 4 Hij onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid van de gegevens welke niet op de in het eerste, tweede en derde lid aangegeven wijze kunnen worden getoetst.

  • 5 De in het tweede en derde lid genoemde autoriteiten zijn verplicht de genoemde medewerking te verlenen.

Artikel 28

  • 2 In de gevallen bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de Rijkswet treedt hij met de optant in overleg over de vaststelling en de spelling van geslachtsnaam en voornaam of voornamen van de personen die in de optieverklaring zijn genoemd, en over de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens waarin de namen van de optant en van de personen die hij in zijn optie wenst te betrekken, zullen worden overgebracht.

  • 3 Hij stelt de andere in de optieverklaring genoemde personen, die de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, alsook de wettelijke vertegenwoordiger en de in het vierde lid van artikel 2 van de Rijkswet bedoelde andere ouder van deze personen op hun verzoek in de gelegenheid hun zienswijze inzake de optie alsook inzake de naamsvaststelling kenbaar te maken.

Artikel 29

  • 1 Nadat het hoofd van de diplomatieke of consulaire post heeft vastgesteld dat voldaan is aan de aan de optie gestelde vereisten, bevestigt hij de optant schriftelijk de verkrijging van het Nederlanderschap onder vermelding van de naam, geboortedatum en woonplaats van de personen die in de verkrijging zullen delen. Hij bericht gelijktijdig ten aanzien van welke personen hij de bevestiging weigert.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen, na overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken, nadere regels worden gesteld betreffende de wijze waarop de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap aan de optant wordt bekendgemaakt.

Artikel 30

  • 1 Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post zendt door tussenkomst van de Minister van Buitenlandse Zaken de optieverklaring, de afgelegde waarheidsverklaringen, bedoeld in artikel 6, vierde lid, en de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap in afschrift aan Onze Minister.

  • 2 Hij archiveert de optieverklaringen en de daarbij behorende documenten alsmede de afschriften van de bevestigingen op een door de Minister van Buitenlandse Zaken nader vast te stellen wijze.

Hoofdstuk III. – Administratieve behandeling van naturalisatieverzoeken

Paragraaf 1. Indiening van naturalisatieverzoeken – algemene bepalingen

Artikel 31

  • 1 Bij de indiening van een naturalisatieverzoek verstrekt de verzoeker betreffende zichzelf, voorzoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot:

    • a. geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen;

    • b. geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland;

    • c. adres, postcode en woonplaats;

    • d. geslacht;

    • e. nationaliteit of nationaliteiten;

    • f. tegenwoordige en, voorzoveel nodig, eerdere verblijfsrechtelijke status;

    • g. duur van huidige toegelaten verblijf in het Koninkrijk en, indien van toepassing, duur van eerder toegelaten verblijf in het Koninkrijk;

    • h. indien van toepassing, bestaan en duur van het huwelijk of geregistreerd partnerschap, dan wel ontbinding daarvan, alsmede ten aanzien van de echtgenoot of partner de gegevens bedoeld onder a tot en met e;

    • i. geslachtsnaam en voornamen, plaats en datum van geboorte en van huwelijk van de ouders van de verzoeker;

    • j. indien van toepassing, de kinderen tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;

    • k. indien van toepassing, bestaan, duur en plaats van samenleving met een Nederlander;

    • l. de overige gegevens die naar het oordeel van Onze Minister nodig zijn voor de beoordeling van het geval.

  • 2 In zijn verzoek vermeldt de verzoeker de minderjarige kinderen en kindskinderen die hij in zijn naturalisatie wenst te betrekken. Hij verstrekt over hen, voorzoveel mogelijk, de gegevens genoemd in het eerste lid.

  • 3 Betrekt de verzoeker in zijn verzoek mede een kind dat de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, dan is vereist dat het kind op de wijze bepaald in artikel 3 verklaart in te stemmen met de naturalisatie.

  • 4 De verzoeker legt een schriftelijke en ondertekende verklaring over dat de gevraagde gegevens naar waarheid zijn verstrekt en dat geen relevante gegevens zijn verzwegen. Behoudens in de gevallen waarin toelating niet is vereist, verklaart hij op dezelfde wijze dat in het kader van de verkrijging en het behoud van de verblijfsvergunning van hemzelf en de overige in het naturalisatieverzoek genoemde personen de gevraagde gegevens naar waarheid zijn verstrekt en dat geen relevante gegevens zijn verzwegen.

  • 5 De autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook Onze Minister, kan verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Hij kan tevens verlangen dat die aanvullende gegevens worden verstrekt indien dit naar zijn oordeel nodig is voor de beoordeling van het geval.

Artikel 32

Heeft de verzoeker een of meer nationaliteiten waarvan hij verplicht is afstand te doen, dan legt hij een verklaring over houdende dat hij bereid is het mogelijke te zullen doen om bij of na de totstandkoming van de naturalisatie zijn andere nationaliteit of nationaliteiten te verliezen.

Paragraaf 2. Administratieve behandeling van naturalisatieverzoeken in Nederland

Artikel 33

  • 1 De burgemeester neemt naturalisatieverzoeken in ontvangst van personen die als ingezetenen zijn ingeschreven in de basisadministratie van zijn gemeente.

  • 2 Hij neemt tevens in ontvangst naturalisatieverzoeken van optanten die ingevolge wettelijke voorschriften niet voor inschrijving als ingezetene in de basisadministratie in aanmerking komen, indien zij hoofdverblijf hebben in zijn gemeente.

  • 3 Hij neemt bovendien in ontvangst naturalisatieverzoeken van personen die in zijn gemeente verblijf hebben en nergens ter wereld hun hoofdverblijf.

  • 4 De in het eerste, tweede en derde lid genoemde personen ontvangen een afschrift van hun naturalisatieverzoek.

  • 5 Naturalisatieverzoeken van andere personen dan die genoemd in het eerste, tweede en derde lid worden door hem niet in ontvangst genomen.

  • 6 Naturalisatieverzoeken worden bij ontvangst voorzien van een datum en een dienststempel.

Artikel 34

Artikel 35

  • 1 Nadat hij het verzoek tot naturalisatie in behandeling genomen heeft, toetst de burgemeester de door de verzoeker verstrekte gegevens aan de gegevens die in de gemeentelijke basisadministratie zijn opgenomen.

  • 2 Met betrekking tot personen die in het naturalisatieverzoek zijn genoemd en die geen ingezetenen zijn van zijn gemeente verzoekt hij zo nodig, al naar gelang de plaats waar zij als ingezetene zijn ingeschreven in de basisadministratie, aan de burgemeester van de betreffende gemeente om binnen vier weken, en aan de gezaghebber van het eilandgebied dan wel aan de Minister van Algemene Zaken van Aruba om binnen tien weken de hem verstrekte gegevens te toetsen.

  • 3 Met betrekking tot personen die in het naturalisatieverzoek zijn genoemd en die geen hoofdverblijf hebben in het Koninkrijk verzoekt hij, zo nodig, de Minister van Buitenlandse Zaken de hem verstrekte gegevens zo mogelijk binnen tien weken te toetsen.

  • 4 Hij verzoekt de Minister van Buitenlandse Zaken de gegevens van personen, bedoeld in artikel 33, tweede lid, binnen vier weken te toetsen aan de gegevens die zijn opgenomen in het door deze gehouden register.

  • 5 Hij onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid van de gegevens die niet op de in het eerste tot en met het vierde lid aangegeven wijze kunnen worden getoetst.

Artikel 36

  • 1 De burgemeester onderzoekt de verblijfsrechtelijke status van de verzoeker en de personen om wier medeverlening wordt verzocht, alsmede of er ernstige vermoedens bestaan als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet jegens de verzoeker of de personen die tot medeverkrijging van het Nederlanderschap in het naturalisatieverzoek zijn genoemd, indien zij ouder zijn dan zestien jaar. Zo nodig verwijst hij de verzoeker voor een bewijs van toelating naar de daartoe bevoegde instanties.

  • 2 Hij onderzoekt eveneens of deze personen aan de overige voor hun naturalisatie gestelde voorwaarden voldoen.

  • 3 In de gevallen bedoeld in artikel 12 van de Rijkswet overlegt de burgemeester met de verzoeker over de vaststelling en de spelling van de geslachtsnaam en voornaam of voornamen van de verzoeker alsmede van de personen om wier medeverlening is verzocht, en over de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens waarin de namen van de verzoeker en van de personen om wier medeverlening wordt verzocht, zullen worden overgebracht. Hij vraagt, zo nodig, de toestemming van de verzoeker tot wijziging van de naam.

  • 4 De burgemeester stelt de andere in het verzoek genoemde personen, die de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, alsook de wettelijke vertegenwoordiger en de in het vierde lid van artikel 2 van de Rijkswet bedoelde andere ouder van deze personen op hun verzoek in de gelegenheid hun zienswijze inzake de naturalisatie alsook inzake de naamswijziging en naamsvaststelling kenbaar te maken.

  • 5 Nadat de burgemeester de handelingen bedoeld in de voorgaande artikelen van deze paragraaf heeft verricht, brengt hij over het naturalisatieverzoek en de eventuele naamsvaststelling en naamswijziging advies uit aan Onze Minister.

Artikel 37

  • 1 De burgemeester zendt zijn advies met het verzoek en de daarop betrekking hebbende gegevens, documenten en verklaringen aan Onze Minister.

  • 2 Onze Minister bevestigt de ontvangst daarvan zonder uitstel aan de burgemeester.

Artikel 38

  • 1 Onze Minister stelt de verzoeker en de burgemeester onverwijld in kennis van de beslissing op het verzoek.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de wijze van bekendmaking van de verlening van het Nederlanderschap alsook betreffende de inname van de verblijfsdocumenten van de verzoeker en van de personen die in de naturalisatie delen.

Paragraaf 3. Administratieve behandeling van naturalisatieverzoeken in de Nederlandse Antillen

Artikel 39

  • 1 De gezaghebber neemt naturalisatieverzoeken in behandeling van personen die als ingezetenen zijn ingeschreven in de basisadministratie van zijn eilandgebied.

  • 2 Hij neemt tevens in behandeling naturalisatieverzoeken van personen die ingevolge wettelijke voorschriften niet voor inschrijving als ingezetene in de basisadministratie in aanmerking komen, indien zij hoofdverblijf hebben in zijn eilandgebied.

  • 3 Hij neemt bovendien in ontvangst naturalisatieverzoeken van personen die in zijn eilandgebied verblijf hebben en nergens ter wereld hun hoofdverblijf.

  • 4 De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde personen ontvangen een afschrift van hun naturalisatieverzoek.

  • 5 Naturalisatieverzoeken van andere personen dan die genoemd in het eerste, tweede en derde lid worden door hem niet in behandeling genomen.

  • 6 Naturalisatieverzoeken worden bij ontvangst voorzien van een datum en een dienststempel.

Artikel 40

Artikel 41

  • 1 Nadat hij het verzoek tot naturalisatie in behandeling genomen heeft, toetst de gezaghebber de door de verzoeker verstrekte gegevens aan de gegevens die in de basisadministratie zijn opgenomen.

  • 2 Met betrekking tot personen die in het naturalisatieverzoek zijn genoemd en die geen ingezetene zijn van zijn eilandgebied verzoekt hij zo nodig, al naar gelang de plaats waar zij als ingezetene zijn ingeschreven in de basisadministratie, aan de gezaghebber van het betreffende eilandgebied om binnen vier weken, en aan de burgemeester van de gemeente of aan de Minister van Algemene Zaken van Aruba om binnen tien weken de hem verstrekte gegevens te toetsen.

  • 3 Met betrekking tot personen die in het naturalisatieverzoek zijn genoemd en die geen hoofdverblijf hebben in het Koninkrijk verzoekt hij, zo nodig, de Minister van Buitenlandse Zaken de hem verstrekte gegevens zo mogelijk binnen tien weken te toetsen.

  • 4 Hij verzoekt de Minister van Buitenlandse Zaken de gegevens van personen, bedoeld in artikel 39, tweede lid, binnen vier weken te toetsen aan de gegevens die zijn opgenomen in het door deze gehouden register.

  • 5 Hij onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid van de gegevens die niet op de in het eerste tot en met het vierde lid aangegeven wijze kunnen worden getoetst.

Artikel 42

  • 1 De gezaghebber onderzoekt de verblijfsrechtelijke status van de verzoeker en de personen om wier medeverlening wordt verzocht, alsmede of er ernstige vermoedens bestaan als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet jegens de verzoeker of de personen die tot medeverkrijging van het Nederlanderschap in het naturalisatieverzoek zijn genoemd, indien zij ouder zijn dan zestien jaar. Zo nodig verwijst hij de verzoeker voor een bewijs van toelating naar de daartoe bevoegde instanties.

  • 2 Hij onderzoekt eveneens of deze personen aan de overige voor hun naturalisatie gestelde voorwaarden voldoen.

  • 3 In de gevallen bedoeld in artikel 12 van de Rijkswet overlegt de gezaghebber met de verzoeker over de vaststelling en de spelling van geslachtsnaam en voornaam of voornamen van de verzoeker alsmede van de personen om wier medeverlening is verzocht, en over de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens waarin de namen van de verzoeker en van de personen om wier medeverlening wordt verzocht, zullen worden overgebracht. Hij vraagt, zo nodig, de toestemming van de verzoeker tot wijziging van de naam.

  • 4 De gezaghebber stelt de andere in het verzoek genoemde personen, die de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, alsook de wettelijke vertegenwoordiger en de in het vierde lid van artikel 2 van de Rijkswet bedoelde andere ouder van deze personen op hun verzoek in de gelegenheid hun zienswijze inzake de naturalisatie alsook inzake de naamswijziging en naamsvaststelling kenbaar te maken.

  • 5 Nadat de gezaghebber de handelingen bedoeld in voorgaande artikelen van deze paragraaf heeft verricht, brengt hij over het naturalisatieverzoek en de eventuele naamsvaststelling en naamswijziging advies uit aan Onze Minister.

Artikel 43

  • 1 De gezaghebber zendt zijn advies met het verzoek en de daarop betrekking hebbende gegevens, documenten en verklaringen aan de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen.

  • 2 Deze Minister voegt zijn advies betreffende het verzoek toe aan het advies van de gezaghebber en zendt een en ander door aan Onze Minister.

  • 3 Onze Minister bevestigt de ontvangst daarvan zonder uitstel aan de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen.

Artikel 44

  • 1 Onze Minister stelt de verzoeker, de gezaghebber en de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen onverwijld in kennis van de beslissing op het verzoek.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de wijze van bekendmaking van de verlening van het Nederlanderschap alsook, na overleg met de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen, betreffende de inname van de verblijfsdocumenten van de verzoeker en van de personen die in de naturalisatie delen.

Paragraaf 4. Administratieve behandeling van naturalisatieverzoeken in Aruba.

Artikel 45

  • 1 De Gouverneur neemt naturalisatieverzoeken in behandeling van personen die als ingezetenen zijn ingeschreven in de basisadministratie van Aruba.

  • 2 Hij neemt tevens in behandeling naturalisatieverzoeken van personen die ingevolge wettelijke voorschriften niet voor inschrijving als ingezetene in de basisadministratie in aanmerking komen, indien zij hoofdverblijf hebben in Aruba.

  • 3 Hij neemt bovendien in ontvangst naturalisatieverzoeken van personen die in Aruba verblijf hebben en nergens ter wereld hun hoofdverblijf.

  • 4 De in het eerste, tweede en derde lid genoemde personen ontvangen een afschrift van hun naturalisatieverzoek.

  • 5 Naturalisatieverzoeken van andere personen dan die, genoemd in het eerste, tweede en derde lid, worden door hem niet in behandeling genomen.

  • 6 Naturalisatieverzoeken worden bij ontvangst voorzien van een datum en een dienststempel.

Artikel 46

Artikel 47

  • 1 Nadat hij het verzoek tot naturalisatie in behandeling genomen heeft, verzoekt de Gouverneur de Minister van Algemene Zaken van Aruba de door de verzoeker verstrekte gegevens te toetsen aan de gegevens die in de basisadministratie zijn opgenomen.

  • 2 Met betrekking tot personen die in het naturalisatieverzoek zijn genoemd en die geen ingezetene zijn van Aruba verzoekt hij zo nodig, al naar gelang de plaats waar zij als ingezetene zijn ingeschreven in de basisadministratie, aan de burgemeester van de betreffende gemeente of aan de gezaghebber van het eilandgebied de hem verstrekte gegevens binnen tien weken te toetsen.

  • 3 Met betrekking tot personen die in het naturalisatieverzoek zijn genoemd en die geen hoofdverblijf hebben in het Koninkrijk verzoekt hij, zo nodig, de Minister van Buitenlandse Zaken de hem verstrekte gegevens zo mogelijk binnen tien weken te toetsen.

  • 4 Hij verzoekt de Minister van Buitenlandse Zaken de gegevens van personen, bedoeld in artikel 45, tweede lid, binnen vier weken te toetsen aan de gegevens die zijn opgenomen in het door deze gehouden register.

  • 5 Hij onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid van de gegevens die niet op de in het eerste tot en met het vierde lid aangegeven wijze kunnen worden getoetst.

Artikel 48

  • 1 De Gouverneur onderzoekt de verblijfsrechtelijke status van de verzoeker en de personen om wier medeverlening wordt verzocht, alsmede laat hij het bestaan onderzoeken van ernstige vermoedens als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet jegens de verzoeker of de personen die tot medeverkrijging van het Nederlanderschap in het naturalisatieverzoek zijn genoemd, indien zij ouder zijn dan zestien jaar. Zo nodig verwijst hij de verzoeker voor een bewijs van toelating naar de daartoe bevoegde instanties.

  • 2 Hij onderzoekt eveneens of deze personen aan de overige voor hun naturalisatie gestelde voorwaarden voldoen.

  • 3 In de gevallen bedoeld in artikel 12 van de Rijkswet overlegt de Gouverneur met de verzoeker over de vaststelling en de spelling van geslachtsnaam en voornaam of voornamen van de verzoeker alsmede van de personen om wier medeverlening is verzocht, en over de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens waarin de namen van de verzoeker en van de personen om wier medeverlening wordt verzocht, zullen worden overgebracht. Hij vraagt, zo nodig, de toestemming van de verzoeker tot wijziging van de naam.

  • 4 De Gouverneur stelt de andere in het verzoek genoemde personen, die de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, alsook de wettelijke vertegenwoordiger en de in het vierde lid van artikel 2 van de Rijkswet bedoelde andere ouder van deze personen op hun verzoek in de gelegenheid hun zienswijze inzake de naturalisatie alsook inzake de naamswijziging en naamsvaststelling kenbaar te maken.

  • 5 Nadat de Gouverneur de handelingen bedoeld in de voorgaande artikelen van deze paragraaf heeft verricht, brengt hij over het naturalisatieverzoek en de eventuele naamsvaststelling en naamswijziging advies uit aan Onze Minister.

Artikel 49

  • 1 De Gouverneur zendt zijn advies met het verzoek en de daarop betrekking hebbende gegevens, documenten en verklaringen door tussenkomst van de Minister van Justitie van Aruba aan Onze Minister.

  • 2 De Minister van Justitie van Aruba voegt zijn advies betreffende het verzoek toe aan dit dossier.

  • 3 Onze Minister bevestigt de ontvangst daarvan zonder uitstel aan de Gouverneur en aan de Minister van Justitie van Aruba.

Artikel 50

  • 1 Onze Minister stelt de verzoeker, de Gouverneur en de Minister van Justitie van Aruba onverwijld in kennis van de beslissing op het verzoek.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de wijze van bekendmaking van de verlening van het Nederlanderschap alsook, na overleg met de Minister van Algemene Zaken van Aruba, betreffende de inname van de verblijfsdocumenten van de verzoeker en van de personen die in de naturalisatie delen.

Paragraaf 5. Administratieve behandeling van naturalisatieverzoeken in het buitenland

Artikel 51

  • 1 Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post neemt naturalisatieverzoeken in behandeling van personen die hoofdverblijf hebben in het ressort van zijn diplomatieke of consulaire post.

  • 2 Hij neemt eveneens de naturalisatieverzoeken in behandeling van personen die verblijf hebben in het ressort van zijn diplomatieke of consulaire post en nergens ter wereld hun hoofdverblijf.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde personen ontvangen een afschrift van hun naturalisatieverzoek.

  • 4 Naturalisatieverzoeken van andere personen dan die genoemd in het eerste en tweede lid worden door hem niet in behandeling genomen.

  • 5 Naturalisatieverzoeken worden bij ontvangst voorzien van een datum en een dienststempel.

Artikel 52

  • 2 Alvorens het verzoek in behandeling genomen wordt, onderzoekt het hoofd van de diplomatieke of consulaire post de betalingsverplichting van de verzoeker overeenkomstig het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002. Tenzij de verzoeker voor vrijstelling of gehele ontheffing in aanmerking komt, betaalt hij bij de indiening van zijn verzoek het volgens het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002 verschuldigde naturalisatiegeld.

Artikel 53

  • 1 Nadat hij het verzoek tot naturalisatie in behandeling genomen heeft, toetst het hoofd van de diplomatieke of consulaire post de door de verzoeker verstrekte gegevens aan de gegevens die in de administratie zijn opgenomen.

  • 2 Met betrekking tot personen die in het naturalisatieverzoek zijn genoemd en die geen hoofdverblijf hebben in zijn ressort verzoekt hij zo nodig, al naar gelang de plaats waar zij als ingezetene zijn ingeschreven in de basisadministratie, aan de burgemeester van de betreffende gemeente, aan de gezaghebber van het eilandgebied of aan de Minister van Algemene Zaken van Aruba de hem verstrekte gegevens binnen tien weken te toetsen.

  • 3 Hij onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid van de gegevens welke niet op de in het eerste of tweede lid van dit artikel aangegeven wijze kunnen worden getoetst.

Artikel 54

  • 1 Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post onderzoekt of er ernstige vermoedens bestaan als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet, jegens de verzoeker en de personen die tot medeverkrijging van het Nederlanderschap in het naturalisatieverzoek zijn genoemd, indien zij ouder zijn dan zestien jaar.

  • 2 Hij onderzoekt eveneens of deze personen aan de overige voor hun naturalisatie gestelde voorwaarden voldoen.

  • 3 In de gevallen, bedoeld in artikel 12 van de Rijkswet, overlegt hij met de verzoeker over de vaststelling en de spelling van geslachtsnaam en voornaam of voornamen van de verzoeker alsmede van de personen om wier medeverlening is verzocht, en over de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens waarin de namen van de verzoeker en van de personen om wier medeverlening wordt verzocht, zullen worden overgebracht. Hij vraagt, zo nodig, toestemming van de verzoeker tot wijziging van de naam.

  • 4 Hij stelt de andere in het verzoek genoemde personen, die de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, alsook de wettelijke vertegenwoordiger en de in het vierde lid van artikel 2 van de Rijkswet bedoelde andere ouder van deze personen op hun verzoek in de gelegenheid hun zienswijze inzake de naturalisatie alsook inzake de naamswijziging en naamsvaststelling kenbaar te maken.

  • 5 Nadat het hoofd van de diplomatieke of consulaire post de handelingen bedoeld in de voorgaande artikelen van deze paragraaf heeft verricht, brengt hij over het naturalisatieverzoek en de eventuele naamsvaststelling en naamswijziging advies uit aan Onze Minister.

Artikel 55

  • 1 Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post zendt zijn advies met het verzoek en de daarop betrekking hebbende gegevens, documenten en verklaringen aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

  • 2 De Minister van Buitenlandse Zaken zorgt voor doorzending van de in het eerste lid bedoelde stukken aan Onze Minister.

Artikel 56

  • 1 Onze Minister deelt de Minister van Buitenlandse Zaken de beslissing op het naturalisatieverzoek mede, met het verzoek het hoofd van de diplomatieke of consulaire post van deze beslissing in kennis te stellen.

  • 2 Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post stelt de verzoekeronverwijld in kennis van deze beslissing en bericht dit aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen na overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken nadere regels worden gesteld betreffende de wijze van in kennisstelling van de verlening van het Nederlanderschap.

Paragraaf 6. Administratieve handelingen inzake de afstandsverplichting

Artikel 57

Bij ministeriële regeling kan na overleg met de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen en de Minister van Algemene Zaken van Aruba worden bepaald in welke gevallen het doen van afstand, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, niet zal worden verlangd.

Artikel 58

  • 1 Indien een verzoeker verplicht is om na de totstandkoming van de naturalisatie het mogelijke te zullen doen om zijn andere nationaliteit of nationaliteiten te verliezen, wordt hem na de naturalisatie door Onze Minister bericht dat hij binnen een termijn van drie maanden een verzoek moet doen tot afstand van die andere nationaliteit of nationaliteiten. Van dit bericht wordt een afschrift gezonden aan de autoriteit, die het naturalisatieverzoek in ontvangst genomen heeft.

  • 2 Heeft de verzoeker het verzoek tot afstand dan wel een verklaring van afstand bij de autoriteiten van het land of de landen van zijn andere nationaliteit of nationaliteiten ingediend of aangeboden en is daarover door deze nog geen beslissing genomen, dan verzoekt Onze Minister na zes maanden de betrokkene hem te informeren over de stand van zaken met betrekking tot het verlies van de andere nationaliteit of nationaliteiten.

  • 3 Verlenen de autoriteiten van het land van de andere nationaliteit geen of onvoldoende medewerking aan het verzoek of de verklaring van afstand, dan beslist Onze Minister over de gevolgen daarvan voor de afstandsverplichting.

Artikel 59

  • 1 Wordt Onze Minister het bewijs overgelegd dat de andere nationaliteit of een der andere nationaliteiten is verloren, dan zendt hij een gewaarmerkt afschrift daarvan aan de autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst genomen heeft.

  • 2 De autoriteit, bedoeld in artikel 2, aan wie het bewijs van het verlies van een andere nationaliteit wordt overgelegd, zendt een gewaarmerkt afschrift daarvan aan Onze Minister.

  • 3 Onze Minister dan wel de in het tweede lid bedoelde autoriteit zendt tevens een gewaarmerkt afschrift aan de autoriteit van de plaats waar de personen wier verlies van die andere nationaliteit het betreft, in de basisadministratie zijn ingeschreven.

  • 4 De in lid drie bedoelde autoriteit bevordert, voor zover van toepassing, dat het verlies van de andere nationaliteit of nationaliteiten in de desbetreffende basisadministratie wordt verwerkt.

Artikel 60

Tenzij hij wegens de omstandigheden van het geval anders beslist, gaat Onze Minister na verloop van de in het eerste lid van artikel 58 bepaalde termijn over tot de intrekking van het besluit waarbij het Nederlanderschap is verleend.

Hoofdstuk IV. – Bewijs van Nederlanderschap

Artikel 61

  • 2 Een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap wordt alleen op aanvraag van de betrokken persoon verstrekt.

  • 3 De documenten genoemd onder b en c van het eerste lid dienen de woorden te bevatten: Verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap, en van een datum van verstrekking en een dienststempel te zijn voorzien.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald welke andere documenten als verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap kunnen dienen.

Hoofdstuk V. – Verlies van het Nederlanderschap

Paragraaf 1. Verlies door een verklaring van afstand

Artikel 62

  • 2 Aan de verklaring van afstand wordt zo nodig een bewijs toegevoegd dat de verklarende persoon en, in voorkomend geval, de minderjarige personen die in zijn afstand delen een andere nationaliteit bezitten.

  • 3 Indien de verklaring een minderjarige betreft, wordt zo nodig tevens een bewijs van de nationaliteit van de vader en moeder of adoptiefouder toegevoegd.

Artikel 63

  • 1 Een verklaring van afstand van het Nederlanderschap wordt afgelegd:

    • a. in Nederland: voor de burgemeester;

    • b. in de Nederlandse Antillen: voor de gezaghebber;

    • c. in Aruba: voor de Gouverneur;

    • d. in het buitenland: voor het hoofd van de diplomatieke of consulaire post.

  • 2 Alvorens de verklaring in ontvangst te nemen stelt de autoriteit ten overstaan van wie deze wordt afgelegd de identiteit vast van de persoon die de verklaring aflegt. Hij bepaalt tevens, voor zover mogelijk, welke andere personen door deze afstand hun Nederlanderschap zullen verliezen.

  • 3 De persoon die in overeenstemming met artikel 3 een verklaring van afstand heeft afgelegd, ontvangt daarvan onverwijld een bevestiging, die tevens, voor zoveel mogelijk, de namen vermeldt van de personen die door deze afstand hun Nederlanderschap hebben verloren.

Artikel 64

  • 1 De in het tweede lid van artikel 63 genoemde autoriteit zendt de verklaring van afstand alsmede een afschrift van de bevestiging toe aan Onze Minister; hij behoudt een afschrift daarvan.

  • 2 Hij zendt bovendien een afschrift van de bevestiging aan de autoriteit van de plaats waar de personen die de afstand betreft, in de basisadministratie zijn ingeschreven alsmede, met betrekking tot personen die in hun land woonachtig zijn, een afschrift van de verklaring van afstand en van de bevestiging aan de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen en aan de Minister van Justitie van Aruba.

  • 3 Voorzoveel van toepassing bevordert de autoriteit ten overstaan van wie een verklaring van afstand is afgelegd, alsmede de in het voorgaande lid bedoelde autoriteit die een afschrift van de bevestiging bedoeld in het derde lid van artikel 63 heeft ontvangen, dat

    • a. de verklaring van afstand van het Nederlanderschap in de basisadministratie wordt verwerkt;

    • b. de Nederlandse reisdocumenten die waren uitgereikt aan de personen die door of als gevolg van de afstand het Nederlanderschap hebben verloren, overeenkomstig de Paspoortwet worden ingenomen;

    • c. indien van toepassing: de betrokkenen worden verwezen naar de Vreemdelingendienst van de politie.

Paragraaf 2. Verlies door intrekking van het Nederlanderschap

Artikel 65

De autoriteiten en ambtenaren bevoegd tot het in ontvangst nemen van optieverklaringen en naturalisatieverzoeken die in de uitoefening van hun ambt kennis krijgen van valse verklaringen of bedrog, dan wel van de verzwijging van enig relevant feit dat geleid heeft tot de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap, melden dit onverwijld aan Onze Minister, zo nodig onder medezending van afschriften van op de zaak betrekkelijke stukken.

Paragraaf 3. Procedure van intrekking van het Nederlanderschap

Artikel 66

  • 1 Indien Onze Minister het voornemen heeft een besluit te nemen tot intrekking van het besluit waarbij het Nederlanderschap is verkregen of verleend, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Rijkswet, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de bij de intrekking rechtstreeks betrokken persoon of personen alsmede aan de autoriteit die de optieverklaring of het naturalisatieverzoek in ontvangst genomen heeft.

  • 2 Heeft de betrokken persoon een bekende woon- of verblijfplaats, dan wordt de mededeling aan dat adres gezonden; heeft hij geen bekende woon- of verblijfplaats, dan wordt de mededeling gezonden aan zijn laatst bekende adres in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba of door tussenkomst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan zijn laatst bekende adres in het buitenland.

  • 3 Indien Onze Minister zulks noodzakelijk acht, geeft hij van zijn voornemen kennis door uitreiking van de in het eerste lid bedoelde mededeling.

  • 4 Indien Onze Minister zulks noodzakelijk acht, geeft hij van zijn voornemen tevens kennis in een of meer van de lokale bladen van de vermoedelijke verblijfplaats van betrokkenen of in de Staatscourant, de Curaçaose Courant of de Landscourant van Aruba, al naar gelang die verblijfplaats.

  • 5 Onder rechtstreeks betrokken persoon wordt in dit artikel verstaan de persoon die door optie of naturalisatie het Nederlanderschap heeft verkregen en op wie het in het eerste lid bedoelde voornemen betrekking heeft, alsmede, voor zover zij bij het voornemen een rechtstreeks belang hebben, zijn kinderen en adoptiefkinderen, alsmede zijn echtgenoot of geregistreerde partner. Bij ministeriële regeling kunnen andere personen als betrokken worden aangemerkt.

  • 6 In de in het eerste lid bedoelde mededeling vermeldt Onze Minister ten minste

    • a. de zakelijke inhoud en korte redengeving van zijn voorgenomen besluit,

    • b. de mogelijkheid voor betrokkenen en de genoemde autoriteiten om hun bedenkingen tegen dit voornemen in te brengen, en op welke wijze en binnen welke termijn dit kan geschieden,

    • c. dat degene die schriftelijke bedenkingen inbrengt, kan verzoeken dat zijn persoonlijke gegevens niet worden vermeld.

Artikel 67

Onze Minister zendt van de ingebrachte bedenkingen een afschrift aan de in het eerste lid van artikel 66 genoemde personen en autoriteit.

Artikel 68

  • 1 Bij zijn besluit tot intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, eerste lid, van de Rijkswet houdt Onze Minister onder meer rekening met de aard en ernst van de valse verklaring, het bedrog of de verzwijging, de mogelijke staatloosheid van betrokkene na de intrekking, alsook met de tijdsduur die sinds de verkrijging of verlening verlopen is en de overige relevante factoren.

Artikel 69

Onze Minister neemt een besluit tot intrekking op grond van artikel 14, eerste lid, van de Rijkswet uiterlijk binnen zestien weken nadat hij de in het eerste lid van artikel 66 bedoelde mededeling gedaan heeft.

Artikel 70

  • 1 Nadat Onze Minister op grond van artikel 14, eerste lid, of van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Rijkswet een besluit tot intrekking genomen heeft, zendt hij een afschrift van het besluit aan de personen wier Nederlanderschap is ingetrokken, aan de autoriteit die de optieverklaring of het naturalisatieverzoek in ontvangst genomen heeft, alsmede aan de autoriteit van de plaats waar de personen die het Nederlanderschap hebben verloren, in de basisadministratie zijn ingeschreven of in het voorkomende geval aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Hij zendt, zo nodig, een afschrift aan andere betrokken instanties. Het tweede, derde en vierde lid van artikel 66 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Voorzoveel van toepassing, bevordert de autoriteit die dit afschrift heeft ontvangen, dat

    • a. het besluit tot intrekking van het Nederlanderschap in de basisadministratie wordt verwerkt;

    • b. de Nederlandse reisdocumenten die waren uitgereikt aan de personen die het Nederlanderschap hebben verloren, overeenkomstig de Paspoortwet worden ingenomen;

    • c. de betrokkenen worden verwezen naar de Vreemdelingendienst van de politie;

    • d. de daarvoor in aanmerking komende akten van de burgerlijke stand worden gewijzigd.

  • 3 Nadat de Minister van Buitenlandse Zaken in kennis is gesteld van het besluit tot intrekking bevordert hij dat de handelingen genoemd in het tweede lid, onder b en d, worden verricht.

Hoofdstuk VI. – Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 72

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit besluit.

Artikel 73

  • 1 Dit besluit is niet van toepassing op optieverklaringen en verzoeken om naturalisatie, alsmede op verklaringen van afstand ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2 Verklaringen bedoeld als bewijs van het bezit van het Nederlanderschap te dienen, die zijn afgegeven voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden als zodanig aanvaard, indien zij zijn verstrekt door een Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse autoriteit.

Artikel 74

  • 1 Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 april 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de achtentwintigste mei 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals