Overgangsregeling eindexamens m.a.v.o. en v.b.o. oude stijl

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

• kandidaat:

  kandidaat op een school voor voortgezet onderwijs die in 2003 of 2004 op grond van artikel XIX, onderdeel A, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337) in de gelegenheid wordt gesteld om eindexamen af te leggen volgens de op 31 juli 1998 geldende, bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften voor het

eindexamen voorbereidend beroepsonderwijs of het eindexamen middelbaar algemeen voortgezet onderwijs volgens een C- of D-programma;

• bevoegd gezag:

  bevoegd gezag van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs of middelbaar algemeen voortgezet onderwijs.

Het bevoegd gezag kan op verzoek van een kandidaat beslissen dat de kandidaat niet deelneemt aan het schoolonderzoek in door het bevoegd gezag aangewezen vakken, indien de kandidaat in het voorafgaand schooljaar een 6 of hoger heeft behaald voor het schoolonderzoek in de desbetreffende vakken. Het cijfer voor het schoolonderzoek voor de desbetreffende vakken is dan het eerder behaalde cijfer.

• 1 Het bevoegd gezag kan op verzoek van een kandidaat beslissen dat de kandidaat niet deelneemt aan het schoolonderzoek èn het centraal examen in door het bevoegd gezag aangewezen vakken, indien de kandidaat in een voorafgaand schooljaar een 6 of hoger heeft behaald als eindcijfer voor de desbetreffende vakken. Het eindcijfer van het eindexamen voor het desbetreffende vak is dan het eerder behaalde eindcijfer.

• 2 De kandidaat is bij de toepassing van het eerste lid geslaagd voor het eindexamen, indien de kandidaat eindcijfers heeft behaald van 6 of hoger voor alle examenvakken waarin de kandidaat eindexamen aflegt.

• 1 Het bevoegd gezag kan op verzoek van een kandidaat beslissen dat de kandidaat eindexamen aflegt volgens de geldende voorschriften, zoals die bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs zijn vastgesteld.

• 2 Bij toepassing van het eerste lid vindt de vrijstelling, bedoeld in de artikelen 2 en 3, plaats overeenkomstig

  de bijlage van deze regeling, met dien verstande dat een vak van het voorbereidend beroepsonderwijs gelijk wordt gesteld met het overeenkomstige vak van de kaderberoepsgerichte leerweg of gemengde leerweg en een vak van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs gelijk wordt gesteld met het overeenkomstige vak in de theoretische leerweg.

• 3 Een vak van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs volgens een C-programma wordt uitsluitend gelijk gesteld met het overeenkomstige vak in de theoretische leerweg, indien als cijfer een 7 of hoger is behaald.

• 4 Het bevoegd gezag verleent geen vrijstelling voor afdelingsvakken of het intrasectorale deel uit het vrije deel van de kaderberoepsgerichte leerweg of gemengde leerweg.

Het bevoegd gezag zendt vóór 1 december aan de inspectie een opgave van kandidaten en de eindexamenvakken van de desbetreffende kandidaten, waarop de artikelen 2 tot en met 4 in het desbetreffende jaar worden toegepast. Bij de afzonderlijke eindexamenvakken wordt vermeld welk van deze artikelen van toepassing is.

Het bevoegd gezag vermeldt in het programma van toetsing en afsluiting, bedoeld in artikel 31 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o., de wijze waarop de artikelen 2 en 3 worden toegepast.

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

• kandidaat:

  kandidaat voor het eindexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in de theoretisch leerweg die een opleiding volgt als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of die staatsexamen aflegt.

• 1 Een kandidaat is, naast de vrijstelling, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. vrijgesteld van het afleggen van eindexamen in een vak, indien:

  • a.

    de kandidaat in een voorafgaand schooljaar eindexamen heeft afgelegd voor het desbetreffende vak in het voorbereidend beroepsonderwijs of het middelbaar algemeen voorbereidend onderwijs volgens een C- of D-programma volgens de bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs geldende voorschriften, zoals luidend vóór 1 augustus 1998,

  • b.

    de kandidaat een 6 of hoger heeft behaald als eindcijfer voor het desbetreffende vak of, wat betreft een C-programma, een 7 of hoger heeft behaald als eindcijfer voor het desbetreffende vak, en

  • c.

    de kandidaat het sectorwerkstuk, bedoeld in artikel 4, vierde lid, van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. genoegzaam voltooit.

• 2 Het eerste lid is uitsluitend van toepassing, indien na het jaar waarin het eindcijfer of de beoordeling is vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken.

• 3 Artikel 40, eerste lid, van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 is van overeenkomstige toepassing.

• 4 Vrijstelling vindt plaats overeenkomstig de bijlage van deze regeling.

Deze regeling wordt met toelichting in Uitleg OCenW-Regelingen geplaatst. Van deze bekendmaking zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

• 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen, waarin deze regeling is geplaatst, met dien verstande dat paragraaf 2 in werking treedt met ingang van 1 augustus 2002.

• 2 Paragraaf 1 vervalt op 1 augustus 2004.

• 3 De paragrafen 2 en 3 vervallen op 1 augustus 2014.

Deze regeling wordt aangehaald als: Overgangsregeling eindexamens m.a.v.o. en v.b.o. oude stijl.