Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-11-2010]
-
a. voor benoeming of ontslag van voogden en curatoren;
-
b. voor de bereidverklaring tot aanvaarding van de voogdij en de curatele;
-
c. voor bemoeiingen met het beheer van vermogen van minderjarigen en curandi welke voortvloeien
uit de toepassing onderscheidenlijk overeenkomstige toepassing van Titel 14 van Boek
1 van het Burgerlijk Wetboek, voor zoveel betreft de bemoeiingen van de kantonrechter;
-
d. voor bemoeiingen welke voortvloeien uit de toepassing van artikel 181 juncto 183
van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, voor zoveel betreft bemoeiingen van de kantonrechter;
-
e. voor benoemingen, welke voortvloeien uit de toepassing van de artikelen 212 en 250
van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
-
f. voor verzoeken strekkende tot en in verband met ondertoezichtstelling van minderjarigen
alsmede een verzoek strekkende tot en in verband met ontheffing en ontzetting van
het gezag over minderjarigen;
-
g. door gemeenten in zaken als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk VI en hoofdstuk VII van de Algemene bijstandswet;
-
h. ingeval van ambtshalve verrichte verzegeling en ontzegeling;
-
i. ingeval van verzet tegen een dwangbevel als bedoeld in artikel 21 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
-
j. voor benoeming of ontslag van bewindvoerders of mentoren als bedoeld in de Titels
18, 19 en 20 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
-
k. voor bemoeiingen met het bewind over goederen of het mentorschap welke voortvloeien
uit de toepassing van de Titels 18, 19 en 20 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
-
l. voor de verklaringen bedoeld in de artikelen 191, eerste lid, en 193, eerste lid,
van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek en voor het in verband daarmee opmaken van de
akte bedoeld in artikel 3 van het Besluit boedelregister, indien het inkomen van de betrokken erfgenaam blijkens de door deze over te leggen
verklaring of de bescheiden als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand niet meer bedraagt dan in artikel 35, derde lid, onder a tot en met f, van die wet
is bedoeld;
-
m. voor verzoeken onderscheidenlijk mededelingen ingevolge de artikelen 17, derde lid,
en 26, alsmede voor verzoeken strekkende tot het verkrijgen van een machtiging van
de kantonrechter, als bedoeld in artikel 193, eerste lid, van Boek 4 van het Burgerlijk
Wetboek;
-
n. voor verzoekschriften als bedoeld in de artikelen 28 en 30 van de Maatregel teboekgestelde schepen 1992.