Regeling Cultuur en School voor de Bve-sector 2002 - 2003

[Regeling vervallen per 31-12-2004.]
Geraadpleegd op 24-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-01-2014 en zichtdatum 19-12-2024.
Geldend van 06-06-2002 t/m 30-12-2004

Regeling Cultuur en School voor de Bve-sector 2002 - 2003

De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Gelet op: artikel 2.2.3, derde lid, artikel 12.3.8, tweede lid, en artikel 12.3.9, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen;

b. wet:

de Wet educatie en beroepsonderwijs;

c. onderwijsinstelling:

een regionaal opleidingencentrum of regionaal opleidingcentrum in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.3.1 van de wet, een instituut als bedoeld in artikel 12.3.8 van de wet, of een hogeschool als bedoeld in artikel 12.3.9 van de wet;

d. cultuurinstelling:

een rechtspersoon die culturele activiteiten ontplooit;

e. een project:

een samenhangend geheel van werkzaamheden van een onderwijsinstelling samen met een cultuurinstelling gericht op de doelstelling, genoemd in artikel 2;

f. aanvrager:

het bevoegde gezag van een onderwijsinstelling;

g. medefinanciering:

dat gedeelte van de kosten van het project dat niet op grond van deze regeling dan wel op een andere wijze van rijkswege gefinancierd wordt;

h. Cultuurnetwerk Nederland:

de Stichting Cultuurnetwerk Nederland, gevestigd te Utrecht, waar de uitvoering van de regeling is ondergebracht.

Artikel 2. Doelstelling van de regeling en de projecten

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Het doel van de regeling is om door middel van culturele projecten waarin cultuur- en onderwijsinstellingen duurzaam participeren, te bevorderen dat:

  • a. de aandacht voor cultuur in de beroepsopleidingen wordt vergroot en

  • b. de deelnemers meer dan voorheen in aanraking komen met cultuur ter versterking van de gezamenlijke bindingskracht van de individuele culturele waarden en normen.

Artikel 3. Beschikbare budget voor de aanvullende bekostiging

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Voor verstrekking van aanvullende bekostiging op grond van deze regeling is maximaal € 600.000,- beschikbaar.

Artikel 4. Aanvraag voor aanvullende bekostiging

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De minister kan op aanvraag aan een aanvrager een aanvullende bekostiging verstrekken voor een uit te voeren project, gericht op de doelstelling, genoemd in artikel 2.

  • 2 Een aanvraag om aanvullende bekostiging wordt vóór 26 augustus 2002 schriftelijk ingediend bij Cultuurnetwerk Nederland.

  • 3 De aanvullende bekostiging voor een project bedraagt ten hoogste € 50.000,-.

  • 4 De aanvraag bevat in ieder geval een projectvoorstel dat bestaat uit een volledig ingevuld en door de aanvrager ondertekend aanvraagformulier, een projectplan en een begroting.

  • 5 Het projectvoorstel voldoet aan de volgende eisen:

    • a. de voorgestelde opbrengst van het project is duidelijk en concreet, ook in kwantitatieve termen, beschreven en controleerbaar;

    • b. het projectvoorstel bevat een duidelijk uitgewerkte begroting;

    • c. de projectuitvoering is duidelijk en concreet beschreven, met inbegrip van de daarbij gestelde termijnen;

    • d. het projectvoorstel bevat een beschrijving van de wijze waarop de publieke beschikbaarheid en verspreiding van de opbrengst van het project tot stand komen;

    • e. de hierboven genoemde onderwerpen zijn evenwichtig en op een duidelijke en heldere wijze in het projectvoorstel uitgewerkt en onderling afgestemd.

Artikel 5. Eisen aan het project

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Een project voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

  • a. het project is gericht op de doelstelling, genoemd in artikel 2;

  • b. door de aanvrager is medefinanciering gegarandeerd tot een bedrag dat tenminste gelijk is aan het bedrag van de aangevraagde aanvullende bekostiging;

  • c. het project wordt uitgevoerd door een onderwijsinstelling samen met een cultuurinstelling die over de vereiste deskundigheid beschikt om het project succesvol te kunnen uitvoeren, waarbij in voldoende mate de betrokkenheid van deelnemers, docenten en het management van de beide instellingen verzekerd is;

  • d. de aanvrager, in samenwerking met Cultuurnetwerk Nederland, draagt zorg voor de publieke beschikbaarheid en verspreiding van de opbrengst van het project, waaronder in ieder geval de verspreiding van de projectopbrengsten via Kennisnet;

  • e. de projectuitvoering is uiterlijk per 1 december 2003 voltooid.

Artikel 6. Adviescommissie

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Er is een adviescommissie Cultuur en School BVE die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de aanvragen om aanvullende bekostiging op grond van deze regeling.

  • 2 De adviescommissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden. De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd door de minister.

  • 3 De leden zijn deskundig op het terrein waarop de adviescommissie een taak heeft.

  • 4 De adviescommissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 5 Een lid van de adviescommissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag.

  • 6 De bescheiden betreffende de werkzaamheden van de adviescommissie worden na beëindiging van de werkzaamheden van de adviescommissie opgeborgen in het archief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Artikel 7. Taken adviescommissie

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De minister wint omtrent een aanvraag het advies in van de adviescommissie Cultuur en School BVE.

  • 2 De adviescommissie rangschikt de aanvragen die voldoen aan de in deze regeling gestelde eisen zodanig, dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naar de mate waarin het project meer geschikt is om bij te dragen aan de doelstelling van de regeling. De adviescommissie vergelijkt daartoe de aanvragen en let daarbij in het bijzonder op de inhoud van het project en de samenwerking tussen de instellingen.

Artikel 8. Besluit minister

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De minister beslist voor 1 november 2002 op de aanvraag. Indien de minister niet voor 1 november 2002 kan beslissen, deelt hij de aanvrager mede binnen welke termijn de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

  • 2 De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien niet of niet volledig is voldaan aan de

    eisen, gesteld in deze regeling, met dien verstande dat indien de aanvraag onvolledig is de minister de aanvrager hiervan in kennis stelt en de aanvrager de gelegenheid geeft de aanvraag binnen twee weken na kennisgeving aan te vullen.

  • 3 De minister verdeelt het beschikbare bedrag, genoemd in artikel 3, in de volgorde van de door de adviescommissie bepaalde rangschikking, bedoeld in artikel 7, tweede lid, en beslist afwijzend op aanvragen waarvoor het beschikbare bedrag niet meer toereikend is.

Artikel 9. Verstrekking aanvullende bekostiging

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De aanvullende bekostiging wordt eenmalig in oktober 2002 verstrekt.

Artikel 10. Verantwoording aanvullende bekostiging

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De aanvrager verantwoordt de aanvullende bekostiging door een inhoudelijke projectverantwoording en een financiële verantwoording in de jaarrekening.

  • 2 De aanvrager zendt de inhoudelijke verantwoording uiterlijk zes weken na voltooiing van het project aan de minister.

  • 3 De aanvrager verantwoordt de aanvullende bekostiging herkenbaar in de jaarrekening volgens de voorschriften van de OCenW-Richtlijnen Financieel Jaarverslag. In de jaarrekening verantwoordt de aanvrager tevens dat vijftig procent van de kosten van het project door de aanvrager zelf of door derden is bijgedragen. De verantwoording over het kalenderjaar waarin het project is voltooid wordt gezien als eindafrekening.

  • 4 De eindafrekening bevat een overzicht van de verstrekte aanvullende bekostiging, de uitgaven die ten laste van deze bekostiging zijn gebracht en het eindsaldo.

  • 5 In de jaarrekening van het jaar waarin het project nog niet is voltooid, wordt aangegeven wat de stand is van de uitgaven in relatie tot de aanvullende bekostiging.

  • 6 In de eindafrekening en de inhoudelijke verantwoording wordt tot uitdrukking gebracht in hoeverre sprake is van een behoorlijke uitvoering van de projectactiviteiten waarvoor aanvullende bekostiging is verstrekt alsmede van een doelmatige aanwending van de aanvullende bekostiging.

  • 7 De inhoudelijke verantwoording bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor aanvullende bekostiging is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten, ook in kwantitatieve termen.

  • 8 De inhoudelijke verantwoording bevat, voor zover van toepassing, een analyse van de verschillen tussen de voorgenomen projectactiviteiten en beoogde resultaten, vermeld in het projectplan, en de feitelijke realisatie.

Artikel 11. Terugvordering aanvullende bekostiging

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De aanvullende bekostiging kan worden geweigerd of geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van een aanvrager, indien:

  • a. de aanvrager onjuiste, niet tijdige of voor de beoordeling van de uitvoering van de regeling onvolledige gegevens heeft verstrekt;

  • b. het project niet is gestart, aanzienlijk is vertraagd of voortijdig wordt beëindigd;

  • c. de ontvanger meer dan de helft van de totale project-kosten als aanvullende bekostiging heeft ontvangen;

  • d. de ontvanger van de aanvullende bekostiging heeft gehandeld in strijd met de aan de aanvullende bekostiging verbonden verplichtingen;

  • e. de ontvanger van de aanvullende bekostiging kennelijk in strijd met het doel van de aanvullende bekostiging heeft gehandeld, of,

  • f. de verstrekking van de aanvullende bekostiging onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 12. Bewaarplicht

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De aanvrager bewaart de boeken en bescheiden en informatie op andere informatiedragers die verband houden met de toepassing van deze regeling, gedurende tenminste vijf jaar na datum waarop de toewijzing heeft plaatsgevonden.

Artikel 13. Publicatie

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling wordt met de toelichting in Uitleg OCenW-Regelingen geplaatst. Van deze plaatsing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 14. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen waarin deze regeling is geplaatst.

Artikel 15. Citeertitel

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Cultuur en School voor de Bve-sector 2002 - 2003.

De

Minister

van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

drs. L.M.L.H.A. Hermans